archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 19
Jaargang 8
8 september 2011
Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
De reünie Ruurd Kunnen

0819BZ Reûnie
‘Een zonnestraaltje’, zei oom Albert, ‘een sprankje hoop in donkere tijden.’ Het is fijn dat jullie er allemaal weer zijn. Hartelijk welkom.
Het was alweer viereneenhalf jaar geleden dat onze familie voor het laatst bijeen was gekomen. Dat was tijdens de crematie van onze legendarische oom Gerben, de laatste echte socialist, die bij het uitsteken van de rode vlag op de Dag van de Arbeid uit het raam was gelazerd. Met zijn dood was een eind gekomen aan onze halfjaarlijkse familiebijeenkomsten, een op 1 mei en een op de tweede zondag van september, waarop aan de hand van een analyse van oom Gerben werd gediscussieerd over de politieke wereldsituatie in het algemeen en de diefstal van de verworvenheden van de arbeidersklasse door de zittende Nederlandse regering in het bijzonder.

Wij hadden gedacht dat de familiebijeenkomsten zonder oom Gerben onmogelijk waren (‘het komt nooit weerom’, had oom Albert bij de crematie gezegd), maar in de loop der jaren werden we ons ervan bewust dat er iets in ons leven ontbrak. Uitgerekend het pientere neefje had het initiatief genomen voor een reünie. Slim als hij was en gedachtig de ervaringen uit het verleden had hij een rondvaartboot afgehuurd voor een tocht op en rond het Sneekermeer. Het was droog en er heerste een aangenaam temperatuurtje zodat we niet binnen hoefden te zitten kaarten en jenever drinken, maar op dek uitgebreid konden bijpraten.
Oma was er ook bij, liggend in een ziekenhuisbed. “Het lijkt hier de Henri Dunant wel”, grapte oom Wiebe die een naam hoog had te houden als de leukste thuis, maar oma zelf zag dat anders: ‘Demianiuk, Mubarak en ik’. Het ging niet zo goed meer met haar gezondheid, maar ze las nog elke dag de krant.

Zo’n familie staat niet stil, ook al komt zij niet bij elkaar. Het pientere neefje was groot geworden. Hij was verloofd met een Marokkaanse; volgens oom Wiebe een mooie meid. Een beetje seksistisch, maar oom Wiebe was een socialist van voor de tweede feministische golf. Of zo’n multiculti-relatie geen problemen opleverde? Jawel. Haar vader, die als internist in een ziekenhuis had gewerkt voordat hij Marokko om politieke redenen moest ontvluchten, had er geen problemen mee, maar haar broers keurden de verloving af. Volgens het pientere neefje hadden zij zich opgesloten in een moskee-wereld, als reactie op de discriminatie die ze al vanaf de basisschool hadden ondervonden. Zijn verloofde studeerde daarentegen medicijnen en hoewel zij gelovig was, weigerde zij zich aan te passen aan de traditionele Marokkaanse cultuur. ‘Een model-Marokkaan, precies zoals wij die graag zien’, zou het pientere neefje viereneenhalf jaar geleden gezegd hebben. De familie vond het heel moedig van hem dat hij dit aandurfde. En, o ja, van haar ook, natuurlijk.

De tweelingzusters Anne en Marie zaten de nieuwtjes te bespreken die sinds hun laatste telefoongesprek van gisteravond waren voorgevallen, beiden met een kleinkind op schoot. De ene heette Jan en de ander Peter. Dat was niet helemaal wat je mocht verwachten in een familie waarvan een lid in de jaren dertig nog stakingsleider in Drenthe was geweest en na harde strijd een loonsverhoging van twee cent in de week had afgedwongen, maar dat konden die kleintjes niet weten en hun tweelingoma’s waren enorm op trots op hen.

‘Zeg Jan, weten we al wat er in de miljoenennota komt te staan?’ Oom Jan keek op van zijn schaakbord. ‘Als je dat wilt weten, moet je bloggen, twitteren, facebooken en pingen en dat doet ik allemaal niet. Op TV en in de krant komt alleen wat het kabinet kwijt wil. Maar je kunt aan je water voelen welke kant het opgaat.’ En hij zakte terug in de problemen van de schaakpartij. De neefjes waren goed geworden sinds ze het spel van hem hadden geleerd.
Oom Albert legde uit wat zijn broer bedoelde. ‘Het grote graaien gaat gewoon door. Koste wat kost willen ze de euro handhaven, ook al moeten we daarvoor miljarden naar Griekenland en Italië sluizen. En uiteindelijk moeten wij, de gewone mensen, het betalen. Terwijl wij ook al hebben moeten bloeden toen de euro werd ingevoerd, weet je nog wel? Toen moedwillig een wisselkoers werd aangehouden die tien procent te laag was. Of niet, Henriëtte?’
 
‘Dat was geen fraai staaltje’, zei Henriëtte, onze briljante lievelingsnicht die rechten en economie in Leiden had gestuurd, die bij banken in Londen en Brussel werkte en van wie wordt gefluisterd dat zij ooit iets met de kroonprins heeft gehad, ‘maar ik ben er niet voor om nu uit de euro te stappen. De kans is groot dat ons dat meer gaat kosten dan we aan het Europese steunfonds kwijt zijn. Toch vind ik dat niet het belangrijkste. We hebben volgens mij behoefte aan een politiek en economisch sterk Europa om in de wereldpolitiek niet in een marginale rol te worden gedrongen.’
‘Nee, luister’, onderbrak onze hovenier haar. Door zijn beroep heeft hij een bovengemiddeld open en weidse blik op het wereldgebeuren. ‘Er zijn drie dingen die de mensen maar niet onder controle kunnen krijgen. De natuur, de economie en de godsdienst. De gevolgen zijn rampzalig. In principe is er genoeg voedsel en gezondheidszorg voor iedereen op aarde, maar door natuurrampen, slechte kerncentrales en lekkende olieboringen, door financiële avonturiers en speculanten en door godsdienstfanatici gaan miljoenen mensen dood aan honger en ziektes’.

Even dreigde er een stilte te vallen, maar toen begon oma te roepen: ‘Luister, luister! Er rijden drie mensen in een ziekenhuisbed door de Kalverstraat. Zegt Demianiuk: “Vijf jaar cel - ik ben er niet slecht van af gekomen dankzij dit bed.” Zegt Mubarak: “Ik hoop dat mijn bed net zo goed is, maar bij ons zijn ze iets gemakkelijker in het ophangen van misdadigers.” Zeg ik: “Het zal mijn tijd wel duren. Geef mij maar een borrel.” Is-ie goed?’
‘Mooi niet’, zeiden Anne en Marie, als jij nog een borrel krijgt ga je dood. ‘Ach’, zei oma, ‘ik ligt toch al in bed.’

‘Maar Henriëtte’, zei oom Albert, die zich ontpopte als de nieuwe familie-ideoloog, ‘zo’n verenigd Europa is alleen maar in het voordeel van de grote ondernemingen. Je kunt wel zeggen dat de arbeiders er beter van worden, maar dat stelt niks voor vergeleken met de miljardenwinsten van de banken, de olieconcerns en de multinationals. En ook in een verenigd Europa zullen er crisissen komen en dan zullen de gewone mensen zoals altijd weer de dupe worden.’ ‘Daar heeft u gelijk in, maar die crisissen zijn op Europees niveau veel beter te beheersen dan vanuit de nationale regeringen. De gevolgen voor de burgers zijn daardoor minder ernstig dan nu of in de jaren dertig.’
’Of de klap wordt even uitgesteld maar is dan zo hard dat de gevolgen veel ernstiger zijn dan nu’, meende het pientere neefje. En de hovenier voegde daaraan toe: ‘Eén ding is zeker, namelijk dat Europa niet democratisch is en dat de bevolkingen geen enkele invloed hebben op het beleid. Ik haat vlaggen en volksliederen en ik vind het helemaal niet erg dat de Nederlandse cultuur dag in dag uit wordt beïnvloed door andere culturen, maar ik leef liever in een bekrompen tamelijk democratisch landje dan in een groot welvarend ondemocratisch Europa onder leiding van Merkel en Sarkozy’.
‘Precies, eerst mijn fiets terug’, zei oom Wiebe.

‘Zo is het mooi geweest’, bromde oom Albert. ‘Ruurd, maak jij weer een stukje voor die leunstoel? Schrijf maar dat we heel in de verte licht in de tunnel zien. Een zonnestraaltje’.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2011 Ruurd Kunnen meer Ruurd Kunnen - meer "Ontmoetingen"
Bezigheden > Ontmoetingen
De reünie Ruurd Kunnen
0819BZ Reûnie
‘Een zonnestraaltje’, zei oom Albert, ‘een sprankje hoop in donkere tijden.’ Het is fijn dat jullie er allemaal weer zijn. Hartelijk welkom.
Het was alweer viereneenhalf jaar geleden dat onze familie voor het laatst bijeen was gekomen. Dat was tijdens de crematie van onze legendarische oom Gerben, de laatste echte socialist, die bij het uitsteken van de rode vlag op de Dag van de Arbeid uit het raam was gelazerd. Met zijn dood was een eind gekomen aan onze halfjaarlijkse familiebijeenkomsten, een op 1 mei en een op de tweede zondag van september, waarop aan de hand van een analyse van oom Gerben werd gediscussieerd over de politieke wereldsituatie in het algemeen en de diefstal van de verworvenheden van de arbeidersklasse door de zittende Nederlandse regering in het bijzonder.

Wij hadden gedacht dat de familiebijeenkomsten zonder oom Gerben onmogelijk waren (‘het komt nooit weerom’, had oom Albert bij de crematie gezegd), maar in de loop der jaren werden we ons ervan bewust dat er iets in ons leven ontbrak. Uitgerekend het pientere neefje had het initiatief genomen voor een reünie. Slim als hij was en gedachtig de ervaringen uit het verleden had hij een rondvaartboot afgehuurd voor een tocht op en rond het Sneekermeer. Het was droog en er heerste een aangenaam temperatuurtje zodat we niet binnen hoefden te zitten kaarten en jenever drinken, maar op dek uitgebreid konden bijpraten.
Oma was er ook bij, liggend in een ziekenhuisbed. “Het lijkt hier de Henri Dunant wel”, grapte oom Wiebe die een naam hoog had te houden als de leukste thuis, maar oma zelf zag dat anders: ‘Demianiuk, Mubarak en ik’. Het ging niet zo goed meer met haar gezondheid, maar ze las nog elke dag de krant.

Zo’n familie staat niet stil, ook al komt zij niet bij elkaar. Het pientere neefje was groot geworden. Hij was verloofd met een Marokkaanse; volgens oom Wiebe een mooie meid. Een beetje seksistisch, maar oom Wiebe was een socialist van voor de tweede feministische golf. Of zo’n multiculti-relatie geen problemen opleverde? Jawel. Haar vader, die als internist in een ziekenhuis had gewerkt voordat hij Marokko om politieke redenen moest ontvluchten, had er geen problemen mee, maar haar broers keurden de verloving af. Volgens het pientere neefje hadden zij zich opgesloten in een moskee-wereld, als reactie op de discriminatie die ze al vanaf de basisschool hadden ondervonden. Zijn verloofde studeerde daarentegen medicijnen en hoewel zij gelovig was, weigerde zij zich aan te passen aan de traditionele Marokkaanse cultuur. ‘Een model-Marokkaan, precies zoals wij die graag zien’, zou het pientere neefje viereneenhalf jaar geleden gezegd hebben. De familie vond het heel moedig van hem dat hij dit aandurfde. En, o ja, van haar ook, natuurlijk.

De tweelingzusters Anne en Marie zaten de nieuwtjes te bespreken die sinds hun laatste telefoongesprek van gisteravond waren voorgevallen, beiden met een kleinkind op schoot. De ene heette Jan en de ander Peter. Dat was niet helemaal wat je mocht verwachten in een familie waarvan een lid in de jaren dertig nog stakingsleider in Drenthe was geweest en na harde strijd een loonsverhoging van twee cent in de week had afgedwongen, maar dat konden die kleintjes niet weten en hun tweelingoma’s waren enorm op trots op hen.

‘Zeg Jan, weten we al wat er in de miljoenennota komt te staan?’ Oom Jan keek op van zijn schaakbord. ‘Als je dat wilt weten, moet je bloggen, twitteren, facebooken en pingen en dat doet ik allemaal niet. Op TV en in de krant komt alleen wat het kabinet kwijt wil. Maar je kunt aan je water voelen welke kant het opgaat.’ En hij zakte terug in de problemen van de schaakpartij. De neefjes waren goed geworden sinds ze het spel van hem hadden geleerd.
Oom Albert legde uit wat zijn broer bedoelde. ‘Het grote graaien gaat gewoon door. Koste wat kost willen ze de euro handhaven, ook al moeten we daarvoor miljarden naar Griekenland en Italië sluizen. En uiteindelijk moeten wij, de gewone mensen, het betalen. Terwijl wij ook al hebben moeten bloeden toen de euro werd ingevoerd, weet je nog wel? Toen moedwillig een wisselkoers werd aangehouden die tien procent te laag was. Of niet, Henriëtte?’
 
‘Dat was geen fraai staaltje’, zei Henriëtte, onze briljante lievelingsnicht die rechten en economie in Leiden had gestuurd, die bij banken in Londen en Brussel werkte en van wie wordt gefluisterd dat zij ooit iets met de kroonprins heeft gehad, ‘maar ik ben er niet voor om nu uit de euro te stappen. De kans is groot dat ons dat meer gaat kosten dan we aan het Europese steunfonds kwijt zijn. Toch vind ik dat niet het belangrijkste. We hebben volgens mij behoefte aan een politiek en economisch sterk Europa om in de wereldpolitiek niet in een marginale rol te worden gedrongen.’
‘Nee, luister’, onderbrak onze hovenier haar. Door zijn beroep heeft hij een bovengemiddeld open en weidse blik op het wereldgebeuren. ‘Er zijn drie dingen die de mensen maar niet onder controle kunnen krijgen. De natuur, de economie en de godsdienst. De gevolgen zijn rampzalig. In principe is er genoeg voedsel en gezondheidszorg voor iedereen op aarde, maar door natuurrampen, slechte kerncentrales en lekkende olieboringen, door financiële avonturiers en speculanten en door godsdienstfanatici gaan miljoenen mensen dood aan honger en ziektes’.

Even dreigde er een stilte te vallen, maar toen begon oma te roepen: ‘Luister, luister! Er rijden drie mensen in een ziekenhuisbed door de Kalverstraat. Zegt Demianiuk: “Vijf jaar cel - ik ben er niet slecht van af gekomen dankzij dit bed.” Zegt Mubarak: “Ik hoop dat mijn bed net zo goed is, maar bij ons zijn ze iets gemakkelijker in het ophangen van misdadigers.” Zeg ik: “Het zal mijn tijd wel duren. Geef mij maar een borrel.” Is-ie goed?’
‘Mooi niet’, zeiden Anne en Marie, als jij nog een borrel krijgt ga je dood. ‘Ach’, zei oma, ‘ik ligt toch al in bed.’

‘Maar Henriëtte’, zei oom Albert, die zich ontpopte als de nieuwe familie-ideoloog, ‘zo’n verenigd Europa is alleen maar in het voordeel van de grote ondernemingen. Je kunt wel zeggen dat de arbeiders er beter van worden, maar dat stelt niks voor vergeleken met de miljardenwinsten van de banken, de olieconcerns en de multinationals. En ook in een verenigd Europa zullen er crisissen komen en dan zullen de gewone mensen zoals altijd weer de dupe worden.’ ‘Daar heeft u gelijk in, maar die crisissen zijn op Europees niveau veel beter te beheersen dan vanuit de nationale regeringen. De gevolgen voor de burgers zijn daardoor minder ernstig dan nu of in de jaren dertig.’
’Of de klap wordt even uitgesteld maar is dan zo hard dat de gevolgen veel ernstiger zijn dan nu’, meende het pientere neefje. En de hovenier voegde daaraan toe: ‘Eén ding is zeker, namelijk dat Europa niet democratisch is en dat de bevolkingen geen enkele invloed hebben op het beleid. Ik haat vlaggen en volksliederen en ik vind het helemaal niet erg dat de Nederlandse cultuur dag in dag uit wordt beïnvloed door andere culturen, maar ik leef liever in een bekrompen tamelijk democratisch landje dan in een groot welvarend ondemocratisch Europa onder leiding van Merkel en Sarkozy’.
‘Precies, eerst mijn fiets terug’, zei oom Wiebe.

‘Zo is het mooi geweest’, bromde oom Albert. ‘Ruurd, maak jij weer een stukje voor die leunstoel? Schrijf maar dat we heel in de verte licht in de tunnel zien. Een zonnestraaltje’.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2011 Ruurd Kunnen
powered by CJ2