archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 18 Jaargang 8 25 augustus 2011 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Beschouwingen > Brief uit ... | ||||
Jammerklacht van een thuisblijver | Joop Quint | |||
Morgenochtend ga ik naar Schiphol om mijn vrouw Bernadette en haar dochter (en mijn stiefdochter) op te halen. Ze zijn dan een maand naar Indonesië geweest. Een maand is voor mij te lang, daar ben ik nu wel achter. Dat had ik mezelf niet moeten aandoen.
Want het was mijn idee. We hadden een financiële meevaller en ik vond het vreemd dat Bernadette nooit meer terug was geweest naar Soerabaja, waar ze tot haar tweede jaar heeft gewoond. Laat ik er even bij vermelden dat Bernadette zichtbaar Indisch is (haar moeder is nog zichtbaarder Indisch) en dat haar dochter zo’n charmante kruising is waarvan er hier gelukkig zoveel rondlopen.
Voor mij stond vanaf het begin vast dat de meisjes met z’n tweeën zouden gaan. Ik vind mijzelf behoorlijk geslaagd als stiefvader, maar toch leek het mij beter voor hen, en voor mij, als ze die reis zonder mij zouden maken. Het duurde even voordat Bernadette enthousiast was voor het idee, maar toen werd de reis dan ook aangepakt op haar eigen wijze: grondig. Folders en andere, via het net en de telefoon verzamelde, aanbiedingen van reisbureaus werden uitputtend met elkaar vergeleken. Vrienden die in Indonesië waren geweest werden geconsulteerd. De uitkomst was een privé-reis voor twee personen in een auto met chauffeur en met een gids. Drie weken door Sumatra en Java. Bernadette kon zelf de route bepalen. Het reisbureau zorgde voor de hotels. De afsluiting was een week uitrusten op Bali. Alles heel behoorlijk betaalbaar.
Maar Bernadette gaat niet zo maar op reis. Ze leerde zichzelf eerst Bahasa, zoals ze zich zelf de laatste jaren ook al Italiaans had geleerd en de accordeon onder de knie (vreemde beeldspraak) had gekregen.
Ik trof mijn eigen voorbereidingen. Ik dreigde mijn beide dochters dat ik een weekje bij ze zou komen logeren. De ene maakte korte metten met dat idee. ‘Bekijk het maar. Je kan heel goed voor jezelf zorgen. Je mag een keer komen eten.’ De andere reageerde subtieler: ‘Als je nou eind juli komt. Dan logeert er een vriendinnetje van Wiebeke (kleindochter) bij ons, die neemt een hond mee. Dan kan jij mooi op die hond passen.’ Voor die eer heb ik bedankt.
Hoe overleefde ik? Allereerst is overleven niet zo heel moeilijk op een balkonnetje aan de Prinsengracht, zelfs tijdens de slechtste zomer sinds mensenheugenis. Je kunt ook heel goed binnen zitten met een boek. En ons stamcafé, Marcella, is op honderd meter afstand. De vaste gasten hadden Bernadette beloofd dat ze goed op me zouden passen. Daartoe moest ik ze natuurlijk de kans geven. Door dat stamcafé kom ik op een andere bezigheid tijdens mijn alleen-zijn: drinken. Ik dronk wat meer dan normaal. En normaal is al een beetje boven gemiddeld.
Ik was gelukkig niet helemaal alleen. De poesjes Koos en Willem waren er ook. Je praat een beetje met ze, je aait ze, je zorgt dat hun bakjes vol zijn met brokjes en met water. Maar het is toch anders dan met Bernadette. Koos en Willem leken nog meer onder haar afwezigheid te lijden dan ik. Ze maakten een beetje een depressieve indruk. ‘s Nachts kwamen ze ook niet op bed, wat ze wel doen als Bernadette naast me ligt. Die situatie, in bed zonder Bernadette, maar ook zonder de poesjes, droeg weer bij tot mijn gevoelens van eenzaamheid.
Veel houvast had ik aan mijn vaste afspraak op donderdagmiddag met Martin(86) en ‘Joop gaatje’ (80). Hij heet ’Joop gaatje’ omdat hij spreekt en ademt door een gaatje in zijn keel/luchtpijp. Op donderdagmiddag drinken wij, thuis bij Martin, whisky, Joop begint altijd met een kopje thee, we roken sigaren en we nemen de wereld door.
Verder had ik mij voorgenomen om serieus verder te schrijven aan mijn nieuwe boek. Het heeft de aangrijpende titel ‘Henk wordt ambtenaar’ en gaat over een man die op een ministerie werkt nadat hij een baan in het bedrijfsleven heeft gehad. Hij wordt depressief. In het boek wordt niet duidelijk of er een oorzakelijk verband is tussen zijn werk bij de overheid en zijn depressie. Toch een aardig gegeven, niet waar? Maar aan het schrijven kwam al snel een einde door een acute aanval van ‘writer’s block’. Ik bleek minstens een hele pagina tekst te zijn kwijtgeraakt op mijn computer. Nergens te vinden. Bijna niets is zo deprimerend als het schrijven van iets dat je al geschreven hebt. Daar ben ik maar niet aan begonnen.
Om aan mijn eigen depressie te ontsnappen ging ik een paar dagen naar Texel, altijd leuk en toevallig was het daar ook nog even goed weer. Maar weer thuis gekomen viel de eenzaamheid me nog zwaarder. Ik werd hartelijk door Koos en Willem begroet. De buurjongen had goed op ze gepast. Maar ik kon te duidelijk merken dat ze het zonder Bernadette maar niks vonden. We hebben het er veel met elkaar over gehad, maar daar zijn we mee opgehouden. Het maakte de zaak alleen maar erger. De laatste twee dagen ben ik bezig geweest om de rotzooi op te ruimen die we de afgelopen tijd hebben gemaakt. Ik heb bloemen gekocht. Het moet er een beetje toonbaar en vrolijk uit zien als Bernadette thuiskomt. Ik heb een bord gemaakt met daarop de namen van vrouw en stiefdochter, dat hang ik om mijn nek, om te voorkomen dat we elkaar op Schiphol mislopen.
*****************************************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door Het Genootschap De Leunstoel.
Leden van het Genootschap zijn: Jaap van Lakerveld, Jan Hoorweg, Katharina Kouwenhoven, Henk Klaren, Dik Kruithof, Gábor Budavári, Michiel van der Mast, Maeve van der Steen, Willem Minderhout, Barbara Muller, Joop Quint, Gerda-Joke Zwart, Michiel Hoorweg, Hans Meijer, Gerbrand Muller, Peter Schröder, Carlo van Praag, Rob Kieft, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg, Tom Duijkers en Ruud Klein. |
||||
© 2011 Joop Quint | ||||
powered by CJ2 |