archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 1
Jaargang 8
14 oktober 2010
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Tuinbouw en Schapekaes Willem Minderhout

0801VG Voortrekkers
Een beschouwing over de Nederlandse Geest
Al enige tijd worstel ik me door allerlei boeken op zoek naar een definitie van de Nederlandse identiteit. Die identiteit schijnt namelijk in gevaar te zijn, maar niemand komt tegenwoordig met ook maar een poging om tot een definitie te komen. Dat was vroeger wel anders. Huizinga, Romein, Beerta – oh pardon: Meertens – en vele anderen hebben er boeken over vol geschreven. Toch vind ik ook bij die eminente geleerden geen antwoord op deze prangende vraag. Romein, bijvoorbeeld, destilleert uit talrijke observaties van buitenlanders de hypothese dat dat wat Nederlanders door de eeuwen heen het meest karakteriseert niet zozeer de nuchterheid, maar de drankzucht is. Hij verwerpt die hypothese overigens zelf resoluut. ‘Toch weten wij allen, dat van deze hele schijnbaar zo typisch nationale eigenschap tegenwoordig geen spoor meer te bekennen valt. De opkomst van de arbeidersbeweging heeft in een twintig jaar een einde gemaakt aan wat een ondeugd van twintig eeuwen scheen, die de welwillendste beoordelaars uit het vochtige klimaat verklaarden, maar wat in werkelijkheid hoogstwaarschijnlijk een gevolg van miserabele arbeidsomstandigheden is geweest.’1)

Momenteel weten we wel beter. Nederland slempt weer als vanouds. De periode die Romein beschrijft was een aberratie onder invloed van ‘de Blauwe Knoop’ en andere moraalridders uit de Linkse Kerk. Dat hele drankontmoedigingsbeleid kan dus als linkse hobby worden wegbezuinigd! Kort en goed: een echte Nederlander slempt. Maar daar kunnen we het niet bij laten. Er moet meer zijn.

Het lot was mij fortuinlijk gezind. In een antiquariaat vond ik Voortrekkers van Oud Nederland. 2) In dit omvangrijke boekwerk heeft F. Dekker, Oud Kolonel der Genie, een groot aantal ‘case studies’ verzameld van Nederlandse volksplantingen buiten de grenzen. Hieruit valt buitengewoon goed op te maken wat nu eigenlijk die ‘Nederlandse Geest’ is. Bijzonder verhelderend vond ik het hoofdstuk over Nederlanders in Denemarken ten tijde van koning Christiaan II (1481 – 1559). In deze tijden waarin Deense varianten worden uitgeprobeerd kan dat geen verbazing wekken.

Het hoofdstuk over Denemarken is zo rijk dat ik keuzes moet maken. Zelfs de interessante wederwaardigheden van Sighrit - een Amsterdamse weduwe die een kroeg uitbaatte in het Noorse Bergen en het zou schoppen tot een soort minister van Financiën - en haar oogverblindende dochter Duveken, die de maîtresse van Christiaan II werd, sla ik met bloedend hart over. Interessanter voor mijn studie over de Nederlandse Geest zijn de geschiedenis van de tuinbouwkolonie op het eiland Amager en de avonturen van het merkwaardige heerschap Nicolaes Cornelisz Schapekaes de Witte uit Alkmaar.

Christiaan II had namelijk in 1516 184 tuinders uit Waterland geïmporteerd om zorg te dragen voor de groente- en fruitproductie. Hij huisvestte ze op Amager in de buurt van Kopenhagen in het dorp ‘Hollanderby’, of Hollandersdorp. Deze kolonie genoot belastingvoordelen en mocht zichzelf besturen naar Nederlands recht. Heel lang bleef dit een ‘reincultuur’: het Nederlands bleef de voertaal en ze trouwden alleen onder elkaar. Vooral dit laatste leidde uiteindelijk tot een zo hoge mate van inteelt, dat men in arren moede ook naar Denen begon te lonken en langzaam, maar zeker opging in de Deense samenleving. Tot 1811 werd er echter in het Nederlands gepreekt. Bijna driehonderd jaar na de stichting van de kolonie!

Hoewel de Waterlandse tuinders langzaam maar zeker de Deense taal overnamen, volhardden ze in de Nederlandse gewoonten. Met name het katknuppelen en het ganstrekken bleven folkloristische hoogtepunten. Wat leert dit ons over de Nederlandse Geest? Bekwame tuinbouwers, dat voorzeker! Maar daarnaast blijken wij ook lieden te zijn die slechts zeer langzaam inburgeren. Dit is overigens nog steeds zo. Een bevriende Bleiswijkse tuinder vertelde me dat naar Canada geëmigreerde tuinders nog steeds niet geneigd zijn Engels of Frans te leren. De hele Canadese 'tuinbouwketen' is in Nederlandse handen, dus waarom zou je? Ze eten die tomaten en paprika's nog net niet zelf op.
Het kwellen van onschuldige dieren is wat in onbruik geraakt, maar hoort toch voorzeker ook tot ons volkseigen. ‘Animal Cops’ zijn daarmee in flagrante tegenspraak. Het wordt hoog tijd dat het katknuppelen weer als nationale sport in ere wordt hersteld!

En nu de casus Schapekaes. Deze is wel heel merkwaardig en typisch Nederlands. Nicolaes Cornelisz Schapekaes de Witte had naam gemaakt als waterstaatsingenieur. Hij had een begin gemaakt met de drooglegging der Pontijnse moerassen in Italië. Een werk dat kort voor het schrijven van het boek waaraan ik deze kennis ontleen door de bekende staatsman Benito Mussolini ‘op krachtige wijze is ten einde gebracht’. Met trots memoreert Oud Kolonel Dekker dat ene Dr. Hoogerwerff dit pionierswerk van Schapekaes in aanwezigheid van de Duce had gememoreerd ‘met blijkbare instemming van dezen’.

Schapekaes nu, had een prachtig plan bedacht om eens en voor altijd een einde te maken aan de plaag van de Barbarijse zeerovers. Hij stelde koning Christiaan voor om met acht schepen naar Algiers te varen ten einde ‘met een crachtig vuijrwerck’ zowel de Algerijnse vloot als Algiers zelf te vernietigen en met de grond gelijk te maken. Vreemd genoeg ging de koning niet op Schapekaes’ voorstellen in. Zijn ideeën blijken echter wel met succes te zijn gebruikt bij de belegering van La Rochelle in 1628. Dat hier Hugenoten, geestverwanten van de Nederlandse Calvinisten, werden platgebombardeerd meldt Dekker overigens niet.

Wat leert dit alles ons over de Nederlandse Geest? Enerzijds zijn we geniale tuinders en waterstaatsingenieurs, anderzijds zijn we drankzuchtige, eenkennige en tot inteelt geneigde dierenbeulen. Ook onze afkeer van de inwoners van de Maghreb lijkt tot ons volkseigen te behoren. Zij het dat er zelfs toen al Nederlandse multiculti-piraten waren - een soort Abdul Jabber van der Vens avant la lettre -  die carrière maakten als admiraal van de Barbarijse zeerovers. Maar de avonturen van Suleyman Reis ‘De Veenboer’, die in 1617 admiraal van de Algerijnse kapersvloot werd, en zijn rechterhand Murad Reis, geboren Jan Janszoon van Haarlem, vallen buiten het bestek van deze korte, doch - naar ik hoop - overtuigende, studie. 
 
1) Jan Romein (1946), ‘Oorsprong, voortgang en toekomst van de Nederlandse geest’, in: In Opdracht van de Tijd, Amsterdam, Querido, p. 152.
2) F. Dekker (1938), Voortrekkers van Oud Nederland. Uit Nederland’s geschiedenis buiten de grenzen, Boucher, Den Haag.
 
*************************************
Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag
is weer gewoon een boekhandel!


© 2010 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Tuinbouw en Schapekaes Willem Minderhout
0801VG Voortrekkers
Een beschouwing over de Nederlandse Geest
Al enige tijd worstel ik me door allerlei boeken op zoek naar een definitie van de Nederlandse identiteit. Die identiteit schijnt namelijk in gevaar te zijn, maar niemand komt tegenwoordig met ook maar een poging om tot een definitie te komen. Dat was vroeger wel anders. Huizinga, Romein, Beerta – oh pardon: Meertens – en vele anderen hebben er boeken over vol geschreven. Toch vind ik ook bij die eminente geleerden geen antwoord op deze prangende vraag. Romein, bijvoorbeeld, destilleert uit talrijke observaties van buitenlanders de hypothese dat dat wat Nederlanders door de eeuwen heen het meest karakteriseert niet zozeer de nuchterheid, maar de drankzucht is. Hij verwerpt die hypothese overigens zelf resoluut. ‘Toch weten wij allen, dat van deze hele schijnbaar zo typisch nationale eigenschap tegenwoordig geen spoor meer te bekennen valt. De opkomst van de arbeidersbeweging heeft in een twintig jaar een einde gemaakt aan wat een ondeugd van twintig eeuwen scheen, die de welwillendste beoordelaars uit het vochtige klimaat verklaarden, maar wat in werkelijkheid hoogstwaarschijnlijk een gevolg van miserabele arbeidsomstandigheden is geweest.’1)

Momenteel weten we wel beter. Nederland slempt weer als vanouds. De periode die Romein beschrijft was een aberratie onder invloed van ‘de Blauwe Knoop’ en andere moraalridders uit de Linkse Kerk. Dat hele drankontmoedigingsbeleid kan dus als linkse hobby worden wegbezuinigd! Kort en goed: een echte Nederlander slempt. Maar daar kunnen we het niet bij laten. Er moet meer zijn.

Het lot was mij fortuinlijk gezind. In een antiquariaat vond ik Voortrekkers van Oud Nederland. 2) In dit omvangrijke boekwerk heeft F. Dekker, Oud Kolonel der Genie, een groot aantal ‘case studies’ verzameld van Nederlandse volksplantingen buiten de grenzen. Hieruit valt buitengewoon goed op te maken wat nu eigenlijk die ‘Nederlandse Geest’ is. Bijzonder verhelderend vond ik het hoofdstuk over Nederlanders in Denemarken ten tijde van koning Christiaan II (1481 – 1559). In deze tijden waarin Deense varianten worden uitgeprobeerd kan dat geen verbazing wekken.

Het hoofdstuk over Denemarken is zo rijk dat ik keuzes moet maken. Zelfs de interessante wederwaardigheden van Sighrit - een Amsterdamse weduwe die een kroeg uitbaatte in het Noorse Bergen en het zou schoppen tot een soort minister van Financiën - en haar oogverblindende dochter Duveken, die de maîtresse van Christiaan II werd, sla ik met bloedend hart over. Interessanter voor mijn studie over de Nederlandse Geest zijn de geschiedenis van de tuinbouwkolonie op het eiland Amager en de avonturen van het merkwaardige heerschap Nicolaes Cornelisz Schapekaes de Witte uit Alkmaar.

Christiaan II had namelijk in 1516 184 tuinders uit Waterland geïmporteerd om zorg te dragen voor de groente- en fruitproductie. Hij huisvestte ze op Amager in de buurt van Kopenhagen in het dorp ‘Hollanderby’, of Hollandersdorp. Deze kolonie genoot belastingvoordelen en mocht zichzelf besturen naar Nederlands recht. Heel lang bleef dit een ‘reincultuur’: het Nederlands bleef de voertaal en ze trouwden alleen onder elkaar. Vooral dit laatste leidde uiteindelijk tot een zo hoge mate van inteelt, dat men in arren moede ook naar Denen begon te lonken en langzaam, maar zeker opging in de Deense samenleving. Tot 1811 werd er echter in het Nederlands gepreekt. Bijna driehonderd jaar na de stichting van de kolonie!

Hoewel de Waterlandse tuinders langzaam maar zeker de Deense taal overnamen, volhardden ze in de Nederlandse gewoonten. Met name het katknuppelen en het ganstrekken bleven folkloristische hoogtepunten. Wat leert dit ons over de Nederlandse Geest? Bekwame tuinbouwers, dat voorzeker! Maar daarnaast blijken wij ook lieden te zijn die slechts zeer langzaam inburgeren. Dit is overigens nog steeds zo. Een bevriende Bleiswijkse tuinder vertelde me dat naar Canada geëmigreerde tuinders nog steeds niet geneigd zijn Engels of Frans te leren. De hele Canadese 'tuinbouwketen' is in Nederlandse handen, dus waarom zou je? Ze eten die tomaten en paprika's nog net niet zelf op.
Het kwellen van onschuldige dieren is wat in onbruik geraakt, maar hoort toch voorzeker ook tot ons volkseigen. ‘Animal Cops’ zijn daarmee in flagrante tegenspraak. Het wordt hoog tijd dat het katknuppelen weer als nationale sport in ere wordt hersteld!

En nu de casus Schapekaes. Deze is wel heel merkwaardig en typisch Nederlands. Nicolaes Cornelisz Schapekaes de Witte had naam gemaakt als waterstaatsingenieur. Hij had een begin gemaakt met de drooglegging der Pontijnse moerassen in Italië. Een werk dat kort voor het schrijven van het boek waaraan ik deze kennis ontleen door de bekende staatsman Benito Mussolini ‘op krachtige wijze is ten einde gebracht’. Met trots memoreert Oud Kolonel Dekker dat ene Dr. Hoogerwerff dit pionierswerk van Schapekaes in aanwezigheid van de Duce had gememoreerd ‘met blijkbare instemming van dezen’.

Schapekaes nu, had een prachtig plan bedacht om eens en voor altijd een einde te maken aan de plaag van de Barbarijse zeerovers. Hij stelde koning Christiaan voor om met acht schepen naar Algiers te varen ten einde ‘met een crachtig vuijrwerck’ zowel de Algerijnse vloot als Algiers zelf te vernietigen en met de grond gelijk te maken. Vreemd genoeg ging de koning niet op Schapekaes’ voorstellen in. Zijn ideeën blijken echter wel met succes te zijn gebruikt bij de belegering van La Rochelle in 1628. Dat hier Hugenoten, geestverwanten van de Nederlandse Calvinisten, werden platgebombardeerd meldt Dekker overigens niet.

Wat leert dit alles ons over de Nederlandse Geest? Enerzijds zijn we geniale tuinders en waterstaatsingenieurs, anderzijds zijn we drankzuchtige, eenkennige en tot inteelt geneigde dierenbeulen. Ook onze afkeer van de inwoners van de Maghreb lijkt tot ons volkseigen te behoren. Zij het dat er zelfs toen al Nederlandse multiculti-piraten waren - een soort Abdul Jabber van der Vens avant la lettre -  die carrière maakten als admiraal van de Barbarijse zeerovers. Maar de avonturen van Suleyman Reis ‘De Veenboer’, die in 1617 admiraal van de Algerijnse kapersvloot werd, en zijn rechterhand Murad Reis, geboren Jan Janszoon van Haarlem, vallen buiten het bestek van deze korte, doch - naar ik hoop - overtuigende, studie. 
 
1) Jan Romein (1946), ‘Oorsprong, voortgang en toekomst van de Nederlandse geest’, in: In Opdracht van de Tijd, Amsterdam, Querido, p. 152.
2) F. Dekker (1938), Voortrekkers van Oud Nederland. Uit Nederland’s geschiedenis buiten de grenzen, Boucher, Den Haag.
 
*************************************
Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag
is weer gewoon een boekhandel!
© 2010 Willem Minderhout
powered by CJ2