archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 17
Jaargang 7
8 juli 2010
Beschouwingen > In de polder delen printen terug
De demonisering van Job Marcel Duyvestijn

0717BS Job
Ik deed de deur van de wc open en de geur van mijn voorganger was bijna tastbaar. Op het moment dat ik met ingehouden adem en gesloten ogen stond te plassen, dacht ik aan Hero Brinkman. Toen ik mijn handen waste en mezelf in de spiegel bekeek, gingen mijn gedachten ineens uit naar Job Cohen. Ik liet vervolgens de warme wind van de föhn over mijn handen glijden. Pas toen voelde ik dat er een stukje in mijn mouw zat. Over Hero. En over Job.

Het gekke is namelijk dat ik elke keer de neiging heb om Job Cohen vreselijk te demoniseren en Hero Brinkman als een opstandige puber te zien. Was sich liebt, das neckt sich. Dat zal het zijn. Dat heb ik ook met Prins Bernhard. Die man deugde aantoonbaar niet. Toch kon hij geen kwaad doen.
Ik hou van idioten. Hadjememaar. Boer Koekoek. Winnie de Jong. Hero is dat ook, een idioot. Uit diezelfde categorie ‘leuke idioten’ zit Rita. De manier waarop Rita praat. De manier waarop Rita haar vuistjes tot knuistjes knijpt. De manier waarop Rita lacht. Ik zou haar het liefst willen omarmen. Heel stevig. Heel lang. Ik denk dat ze heel zacht is, qua lichaam. En ook een beetje warm. Niet vies warm. Maar lekker warm. Misschien zou ik zelfs wel zachtjes in haar oor willen zeggen dat ik van haar hou. Om die woorden kracht bij te zetten, zou ik mijn armen nog steviger om haar middel klemmen.

Hero is anders. Die is niet omhelsbaar. Misschien omdat het een man is. Datzelfde geldt voor Geert. Die is ook niet knuffelbaar. Ze zijn allebei onbedoeld grappig. Met die kopvoddentax. Die boekverboten. Die massa-immigratie. Maar toch denk ik niet dat je met deze PVV’ers kunt knuffelen. Of dat je elkaar na een paar confidenties op de schouders slaat vanuit pure vriendschap. Laat staan dat je even lekker tegen hun schouders kunt uithuilen, omdat je vrouw je verlaten heeft.

Een heleboel mensen hebben dat wel met Job Cohen. Hij is de nationale knuffelbeer. Ik heb mannen gesproken die zijn naam niet zonder te snikken uit kunnen spreken. Ik heb het zelfs een keer gezien dat iemand zei ‘mag ik u even omhelzen?’ Mijn tante zag al een speciale functie voor zichzelf weggelegd: ‘ik wil bij hem blijven, om de roos van zijn schouders te borstelen, de hele dag.’
Dat heb ik niet. Ik heb nooit geknuffeld met Job. Maar ik denk ook dat hij een stijve plank blijft als je hem omhelst. Dat zijn lichaam tegenstribbelt. Dat hij expres met die ongeschoren wangen tegen je aanschuurt om schade te berokkenen.

Ik heb hem één keer gesproken. Dat was een vreselijk slap gesprek. Zo weinig inspirerend dat elk gevoel uit mijn lichaam verdween. Job is geen denker. Hij laat dingen gebeuren. Hij doet zelf niks. Hij heeft ook geen idee wat hij moet doen. Ook in ons gesprek was hij de susser zelve. Hij wil de boel ‘een beetje bij mekaar houden’, maar hoe precies, bleef onduidelijk. De antwoorden die hij gaf, begonnen vaak met woorden als ‘ach’ en tja. Ook wilde hij alles in slaap sussen met opmerkingen als ‘laten-we-eerst-‘ns-rustig…’
Aan het eind van dat gesprek gaf ik hem een hand. Ik heb nog even gedacht hem te zoenen. Even lekker tongen. Om hem te pesten. Maar ik deed niks. Ik keek hem aan. Hij mij niet. Sindsdien wil ik hem demoniseren.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2010 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
De demonisering van Job Marcel Duyvestijn
0717BS Job
Ik deed de deur van de wc open en de geur van mijn voorganger was bijna tastbaar. Op het moment dat ik met ingehouden adem en gesloten ogen stond te plassen, dacht ik aan Hero Brinkman. Toen ik mijn handen waste en mezelf in de spiegel bekeek, gingen mijn gedachten ineens uit naar Job Cohen. Ik liet vervolgens de warme wind van de föhn over mijn handen glijden. Pas toen voelde ik dat er een stukje in mijn mouw zat. Over Hero. En over Job.

Het gekke is namelijk dat ik elke keer de neiging heb om Job Cohen vreselijk te demoniseren en Hero Brinkman als een opstandige puber te zien. Was sich liebt, das neckt sich. Dat zal het zijn. Dat heb ik ook met Prins Bernhard. Die man deugde aantoonbaar niet. Toch kon hij geen kwaad doen.
Ik hou van idioten. Hadjememaar. Boer Koekoek. Winnie de Jong. Hero is dat ook, een idioot. Uit diezelfde categorie ‘leuke idioten’ zit Rita. De manier waarop Rita praat. De manier waarop Rita haar vuistjes tot knuistjes knijpt. De manier waarop Rita lacht. Ik zou haar het liefst willen omarmen. Heel stevig. Heel lang. Ik denk dat ze heel zacht is, qua lichaam. En ook een beetje warm. Niet vies warm. Maar lekker warm. Misschien zou ik zelfs wel zachtjes in haar oor willen zeggen dat ik van haar hou. Om die woorden kracht bij te zetten, zou ik mijn armen nog steviger om haar middel klemmen.

Hero is anders. Die is niet omhelsbaar. Misschien omdat het een man is. Datzelfde geldt voor Geert. Die is ook niet knuffelbaar. Ze zijn allebei onbedoeld grappig. Met die kopvoddentax. Die boekverboten. Die massa-immigratie. Maar toch denk ik niet dat je met deze PVV’ers kunt knuffelen. Of dat je elkaar na een paar confidenties op de schouders slaat vanuit pure vriendschap. Laat staan dat je even lekker tegen hun schouders kunt uithuilen, omdat je vrouw je verlaten heeft.

Een heleboel mensen hebben dat wel met Job Cohen. Hij is de nationale knuffelbeer. Ik heb mannen gesproken die zijn naam niet zonder te snikken uit kunnen spreken. Ik heb het zelfs een keer gezien dat iemand zei ‘mag ik u even omhelzen?’ Mijn tante zag al een speciale functie voor zichzelf weggelegd: ‘ik wil bij hem blijven, om de roos van zijn schouders te borstelen, de hele dag.’
Dat heb ik niet. Ik heb nooit geknuffeld met Job. Maar ik denk ook dat hij een stijve plank blijft als je hem omhelst. Dat zijn lichaam tegenstribbelt. Dat hij expres met die ongeschoren wangen tegen je aanschuurt om schade te berokkenen.

Ik heb hem één keer gesproken. Dat was een vreselijk slap gesprek. Zo weinig inspirerend dat elk gevoel uit mijn lichaam verdween. Job is geen denker. Hij laat dingen gebeuren. Hij doet zelf niks. Hij heeft ook geen idee wat hij moet doen. Ook in ons gesprek was hij de susser zelve. Hij wil de boel ‘een beetje bij mekaar houden’, maar hoe precies, bleef onduidelijk. De antwoorden die hij gaf, begonnen vaak met woorden als ‘ach’ en tja. Ook wilde hij alles in slaap sussen met opmerkingen als ‘laten-we-eerst-‘ns-rustig…’
Aan het eind van dat gesprek gaf ik hem een hand. Ik heb nog even gedacht hem te zoenen. Even lekker tongen. Om hem te pesten. Maar ik deed niks. Ik keek hem aan. Hij mij niet. Sindsdien wil ik hem demoniseren.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2010 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2