archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 16
Jaargang 7
24 juni 2010
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Het exacte moment Gerbrand Muller

0716VG Forepark
Een van de aardigste attracties van de Leidse drie oktober kermis is de wetenschapscarrousel. Een goede vriend van me, al op leeftijd, had me op het bestaan van deze mallemolen gewezen. De carrousel was de enige attractie die hem zelfs nu nog elk jaar weer naar de kermis lokte, hoewel hij slecht ter been was en mensenmassa’s hem soms in paniek brachten. Ik geloofde mijn vriend maar half, want hij had er plezier in mensen voor de gek te houden, een neiging die naarmate hij ouder werd alleen maar sterker leek te worden.

Mijn vriend waarschuwde me dat het niet makkelijk zou zijn de carrousel te vinden: hij stond onopvallend tussen meerdere ‘martelinstallaties’ ongeveer daar waar zich lang geleden de hosvlonder had bevonden. Dat gaf me enig houvast. Ik herinner me nog altijd min of meer de plaats waar ik meer dan een halve eeuw geleden als jongen, verschrikt en gefascineerd, naar de dronken hossende menigte had staan kijken.

Werkelijk vond ik na enig zoeken, tussen de kop van Jut en een toestel waarin met riemen vastgesnoerde mensen dankzij een ingenieus mechanisme tegelijkertijd verticaal, horizontaal en diagonaalsgewijs in de ruimte werden voortgeslingerd, een bordje waarop in ouderwetse schoonschrijfletters wetenschapscarrousel stond. Ik volgde het pad waarnaar de pijl onder de letters wees en bereikte na korte tijd tot mijn verwondering de tuin van het gebouw van de Eerste Leidsche Schoolvereniging, de school die ik van mijn zesde tot mijn tiende bezocht had. Ik deinsde terug, want ik had sombere herinneringen aan mijn eerste schooljaren, en ik had me ook onder de les soms overgegeven aan wellustige fantasieën die tegenwoordig onschuldig worden gevonden, maar die me toch ook nu nog steeds met schaamte vervullen.

Maar een man in de deuropening had me gezien en wenkte. Ik herkende mijnheer Voorwinden, het hoofd der school. Ik liep op hem toe en legde mijn hand in de zijne.
‘Zo jongen, hoe gaat het?’
‘Goed. En met u?’
‘Vraag dat maar niet. Zeg ook aan niemand dat je me hier gezien hebt, want dat geloven ze niet. Niemand gelooft dat ik nog leef.’
‘Ik geloof het wel.’
Het gezicht van mijnheer Voorwinden was nog bleker en magerder dan ik me herinnerde, ik zag nog duidelijker de vorm van de schedel onder de huid, maar zijn ogen waren zoals ik ze me herinnerde: grijs, rustig en streng.
‘Het gaat dus goed met je.’
‘Ja, het gaat goed.’
‘Wij hebben je niet veel kunnen leren, gelukkig dan dat het later toch goed is gekomen.’
‘Ik heb bij u wel iets geleerd. Lezen en schrijven bijvoorbeeld.’
‘Dat heb je hier geleerd ja.’
‘Aardrijkskunde. Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek en Finsterwolde.’
‘Ook dat heb je hier geleerd.’
‘Taal. Koning, koninkje, als de k erbij komt vliegt de g het raam uit.’
‘Dat heb je onthouden!’
‘Rekenen. Achttien plus achttien: acht en acht is zestien, schrijf op zes, een onthouden, een en een is twee plus een is drie, schrijf de drie vóór de zes dan krijg je zesendertig.’
‘Goed jongen. Maar wat heb je later nog geleerd, toen ik je naar de Montessorischool had gestuurd?’
‘Teveel om op te noemen. 1433: Jacoba van Beieren staat haar landen af aan haar neef Philips van Bourgondië, 1533: Willem van Oranje geboren, 1584: Willem van Oranje vermoord door Balthasar Gerards, 1585: val van Antwerpen.’
‘Goed zo. Geschiedenis had je belangstelling zo te horen.
‘O ja! 1609-1621: twaalfjarig bestand. 1650-1672: eerste stadhouderloze tijdperk.’
‘Goed, goed. Hopelijk heb je het rekenen ook verder onder de knie gekregen. Wiskunde vond je misschien makkelijker omdat dat minder met cijfers en meer met letters gaat.’
‘A plus B maal A plus B is A kwadraat plus twee AB plus B kwadraat. A min B maal A min B is A kwadraat min twee AB plus B kwadraat. A plus B maal A min B is A kwadraat min B kwadraat.’
‘Prachtig. En hoe staat het met je kennis op het gebied van de natuur- en scheikunde?’
‘H2SO4: twee atomen waterstof, een atoom zwavel, vier atomen zuurstof. Ph bepaalt de zuurgraad van een stof, P staat voor potentia, h voor waterstof, h met een plus erachter wil zeggen waterstof ion, oftewel een waterstofatoom met een elektron te weinig.’
 
‘Allemaal goed jongen. Ik denk dat ik je wel kan vragen iets voor me te doen. Ik loop sinds een tijd te denken over een probleem. Denken over een probleem is zinloos als het onoplosbaar is en dat leek met dit probleem het geval te zijn, dus had ik het eigenlijk moeten laten rusten, want er zijn al veel problemen in de wereld zodat we onze aandacht beter kunnen beperken tot de oplosbare, maar de zaak liet me niet los en ik denk dat ik de oplossing nu toch gevonden heb. Het heeft te maken met de kwantummechanica en het probleem van de tijd. Zoals ik nu wel bij je bekend mag veronderstellen hebben kwantumdeeltjes geen precieze plaats in de tijdruimte waarin wij leven. Pas als je zo’n deeltje waarneemt dwingen we het naar één plaats te gaan. Dat wist je? Dat is mooi. Het vreemde is dus dat het deeltje zich als het ware op meerdere plaatsen tegelijk bevindt zolang we het niet waarnemen. Zo is gebleken dat een deeltje dat wordt afgevuurd op een schot met twee gleuven zich door beide gleuven heen beweegt op voorwaarde dat het niet door ons wordt waargenomen. Dat het zich door beide gleuven tegelijk beweegt blijkt uit het interferentiepatroon dat zich achter het schot met de gleuven aftekent: zo’n patroon kan zich namelijk slechts aftekenen wanneer er sprake is van twee of meer deeltjes. Het deeltje heeft zich dus om zo te zeggen in tweeën gesplitst en zich op hetzelfde moment door beide gleuven naar de andere kant van het schot bewogen. Hoe dat kan mogen filosofen proberen te verklaren, mij zit vooral dwars dat we nooit kunnen zien dat het deeltje op hetzelfde ogenblik zowel door de ene als door de andere gleuf heengaat. Nu heb ik bedacht hoe we dit onverklaarbare verschijnsel fotografisch kunnen vastleggen, namelijk met behulp van een camera met een oneindig snelle sluitertijd. Oneindig staat in dit geval natuurlijk gelijk aan instantaan, de hoogste snelheid die er bestaat, waarbij de dingen zich tegelijkertijd afspelen. Het is me met kunst en vliegwerk gelukt zo’n camera te bouwen, maar ik kan hem niet bedienen, want dat is precisiewerk en daarvoor zijn mijn handen te onvast geworden. Jou zou ik willen vragen de gang van het deeltje door beide gleuven met mijn camera vast te leggen door op het exacte moment de ontsluitingsknop in te drukken.’

Al sprekend had mijnheer Voorwinden me over de voorname, alleen voor de leerkrachten bestemde brede trap naar zijn klaslokaal gevoerd, gelegen op de eerste verdieping en voorzien van een klein balkon met een balustrade. De zon scheen zoals vroeger dwars door de ramen, de balkondeur stond open. Mijnheer Voorwinden gebaarde me naar buiten te gaan. Ik voldeed aan zijn verzoek; ik had het balkon nooit eerder betreden. Tegen de balustrade was een schot met twee gleuven aangebracht. Mijnheer Voorwinden duwde me een camera in handen, gebaarde me het op het schot gericht te houden en verdween naar binnen.
‘Wacht even!’ riep ik. ‘Wanneer moet ik indrukken?’
‘Zodra ik ‘ja’ roep!’
Ik bracht de camera in positie en wachtte roerloos. Mijnheer Voorwinden riep ‘ja!’ en ik drukte op de ontsluiter. Ik liet de camera zakken en wachtte met gebogen hoofd.

Hoofdschuddend kwam mijnheer Voorwinden korte tijd later naar buiten. ‘Bijna! We zien op de foto twee deeltjes, maar wel net nadat ze door de gleuven zijn heengegaan. Niet helemaal het exacte moment dus.’
‘Ik was te laat,’gaf ik toe; mijn stem trilde. ‘Maar het is toch alvast iets.’
Hij fronste. ‘Vooruit dan. Niet slecht voor de eerste keer.’
 
***********************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:


© 2010 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Het exacte moment Gerbrand Muller
0716VG Forepark
Een van de aardigste attracties van de Leidse drie oktober kermis is de wetenschapscarrousel. Een goede vriend van me, al op leeftijd, had me op het bestaan van deze mallemolen gewezen. De carrousel was de enige attractie die hem zelfs nu nog elk jaar weer naar de kermis lokte, hoewel hij slecht ter been was en mensenmassa’s hem soms in paniek brachten. Ik geloofde mijn vriend maar half, want hij had er plezier in mensen voor de gek te houden, een neiging die naarmate hij ouder werd alleen maar sterker leek te worden.

Mijn vriend waarschuwde me dat het niet makkelijk zou zijn de carrousel te vinden: hij stond onopvallend tussen meerdere ‘martelinstallaties’ ongeveer daar waar zich lang geleden de hosvlonder had bevonden. Dat gaf me enig houvast. Ik herinner me nog altijd min of meer de plaats waar ik meer dan een halve eeuw geleden als jongen, verschrikt en gefascineerd, naar de dronken hossende menigte had staan kijken.

Werkelijk vond ik na enig zoeken, tussen de kop van Jut en een toestel waarin met riemen vastgesnoerde mensen dankzij een ingenieus mechanisme tegelijkertijd verticaal, horizontaal en diagonaalsgewijs in de ruimte werden voortgeslingerd, een bordje waarop in ouderwetse schoonschrijfletters wetenschapscarrousel stond. Ik volgde het pad waarnaar de pijl onder de letters wees en bereikte na korte tijd tot mijn verwondering de tuin van het gebouw van de Eerste Leidsche Schoolvereniging, de school die ik van mijn zesde tot mijn tiende bezocht had. Ik deinsde terug, want ik had sombere herinneringen aan mijn eerste schooljaren, en ik had me ook onder de les soms overgegeven aan wellustige fantasieën die tegenwoordig onschuldig worden gevonden, maar die me toch ook nu nog steeds met schaamte vervullen.

Maar een man in de deuropening had me gezien en wenkte. Ik herkende mijnheer Voorwinden, het hoofd der school. Ik liep op hem toe en legde mijn hand in de zijne.
‘Zo jongen, hoe gaat het?’
‘Goed. En met u?’
‘Vraag dat maar niet. Zeg ook aan niemand dat je me hier gezien hebt, want dat geloven ze niet. Niemand gelooft dat ik nog leef.’
‘Ik geloof het wel.’
Het gezicht van mijnheer Voorwinden was nog bleker en magerder dan ik me herinnerde, ik zag nog duidelijker de vorm van de schedel onder de huid, maar zijn ogen waren zoals ik ze me herinnerde: grijs, rustig en streng.
‘Het gaat dus goed met je.’
‘Ja, het gaat goed.’
‘Wij hebben je niet veel kunnen leren, gelukkig dan dat het later toch goed is gekomen.’
‘Ik heb bij u wel iets geleerd. Lezen en schrijven bijvoorbeeld.’
‘Dat heb je hier geleerd ja.’
‘Aardrijkskunde. Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek en Finsterwolde.’
‘Ook dat heb je hier geleerd.’
‘Taal. Koning, koninkje, als de k erbij komt vliegt de g het raam uit.’
‘Dat heb je onthouden!’
‘Rekenen. Achttien plus achttien: acht en acht is zestien, schrijf op zes, een onthouden, een en een is twee plus een is drie, schrijf de drie vóór de zes dan krijg je zesendertig.’
‘Goed jongen. Maar wat heb je later nog geleerd, toen ik je naar de Montessorischool had gestuurd?’
‘Teveel om op te noemen. 1433: Jacoba van Beieren staat haar landen af aan haar neef Philips van Bourgondië, 1533: Willem van Oranje geboren, 1584: Willem van Oranje vermoord door Balthasar Gerards, 1585: val van Antwerpen.’
‘Goed zo. Geschiedenis had je belangstelling zo te horen.
‘O ja! 1609-1621: twaalfjarig bestand. 1650-1672: eerste stadhouderloze tijdperk.’
‘Goed, goed. Hopelijk heb je het rekenen ook verder onder de knie gekregen. Wiskunde vond je misschien makkelijker omdat dat minder met cijfers en meer met letters gaat.’
‘A plus B maal A plus B is A kwadraat plus twee AB plus B kwadraat. A min B maal A min B is A kwadraat min twee AB plus B kwadraat. A plus B maal A min B is A kwadraat min B kwadraat.’
‘Prachtig. En hoe staat het met je kennis op het gebied van de natuur- en scheikunde?’
‘H2SO4: twee atomen waterstof, een atoom zwavel, vier atomen zuurstof. Ph bepaalt de zuurgraad van een stof, P staat voor potentia, h voor waterstof, h met een plus erachter wil zeggen waterstof ion, oftewel een waterstofatoom met een elektron te weinig.’
 
‘Allemaal goed jongen. Ik denk dat ik je wel kan vragen iets voor me te doen. Ik loop sinds een tijd te denken over een probleem. Denken over een probleem is zinloos als het onoplosbaar is en dat leek met dit probleem het geval te zijn, dus had ik het eigenlijk moeten laten rusten, want er zijn al veel problemen in de wereld zodat we onze aandacht beter kunnen beperken tot de oplosbare, maar de zaak liet me niet los en ik denk dat ik de oplossing nu toch gevonden heb. Het heeft te maken met de kwantummechanica en het probleem van de tijd. Zoals ik nu wel bij je bekend mag veronderstellen hebben kwantumdeeltjes geen precieze plaats in de tijdruimte waarin wij leven. Pas als je zo’n deeltje waarneemt dwingen we het naar één plaats te gaan. Dat wist je? Dat is mooi. Het vreemde is dus dat het deeltje zich als het ware op meerdere plaatsen tegelijk bevindt zolang we het niet waarnemen. Zo is gebleken dat een deeltje dat wordt afgevuurd op een schot met twee gleuven zich door beide gleuven heen beweegt op voorwaarde dat het niet door ons wordt waargenomen. Dat het zich door beide gleuven tegelijk beweegt blijkt uit het interferentiepatroon dat zich achter het schot met de gleuven aftekent: zo’n patroon kan zich namelijk slechts aftekenen wanneer er sprake is van twee of meer deeltjes. Het deeltje heeft zich dus om zo te zeggen in tweeën gesplitst en zich op hetzelfde moment door beide gleuven naar de andere kant van het schot bewogen. Hoe dat kan mogen filosofen proberen te verklaren, mij zit vooral dwars dat we nooit kunnen zien dat het deeltje op hetzelfde ogenblik zowel door de ene als door de andere gleuf heengaat. Nu heb ik bedacht hoe we dit onverklaarbare verschijnsel fotografisch kunnen vastleggen, namelijk met behulp van een camera met een oneindig snelle sluitertijd. Oneindig staat in dit geval natuurlijk gelijk aan instantaan, de hoogste snelheid die er bestaat, waarbij de dingen zich tegelijkertijd afspelen. Het is me met kunst en vliegwerk gelukt zo’n camera te bouwen, maar ik kan hem niet bedienen, want dat is precisiewerk en daarvoor zijn mijn handen te onvast geworden. Jou zou ik willen vragen de gang van het deeltje door beide gleuven met mijn camera vast te leggen door op het exacte moment de ontsluitingsknop in te drukken.’

Al sprekend had mijnheer Voorwinden me over de voorname, alleen voor de leerkrachten bestemde brede trap naar zijn klaslokaal gevoerd, gelegen op de eerste verdieping en voorzien van een klein balkon met een balustrade. De zon scheen zoals vroeger dwars door de ramen, de balkondeur stond open. Mijnheer Voorwinden gebaarde me naar buiten te gaan. Ik voldeed aan zijn verzoek; ik had het balkon nooit eerder betreden. Tegen de balustrade was een schot met twee gleuven aangebracht. Mijnheer Voorwinden duwde me een camera in handen, gebaarde me het op het schot gericht te houden en verdween naar binnen.
‘Wacht even!’ riep ik. ‘Wanneer moet ik indrukken?’
‘Zodra ik ‘ja’ roep!’
Ik bracht de camera in positie en wachtte roerloos. Mijnheer Voorwinden riep ‘ja!’ en ik drukte op de ontsluiter. Ik liet de camera zakken en wachtte met gebogen hoofd.

Hoofdschuddend kwam mijnheer Voorwinden korte tijd later naar buiten. ‘Bijna! We zien op de foto twee deeltjes, maar wel net nadat ze door de gleuven zijn heengegaan. Niet helemaal het exacte moment dus.’
‘Ik was te laat,’gaf ik toe; mijn stem trilde. ‘Maar het is toch alvast iets.’
Hij fronste. ‘Vooruit dan. Niet slecht voor de eerste keer.’
 
***********************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:
© 2010 Gerbrand Muller
powered by CJ2