archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 7
20 mei 2010
Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
De Diamantstraat Katharina Kouwenhoven

0714VG Diamantstraat
Een heel apart stukje van de Amsterdamse Pijp wordt gevormd door de Diamantbuurt, het deel dat grenst aan de Amsteldijk en gedomineerd wordt door het gebouw van Diamantslijperij Asscher in de Tolstraat. Dit enorme gebouw is daar in 1907 neergezet door Gerrit van Arkel (1858 - 1918), die ook de Diamantbeurs aan het Weesperplein heeft gebouwd in dezelfde, door Berlage geïnspireerde stijl. Je kunt het aan deze gebouwen niet zien, maar van Arkel heeft ook een paar van de mooiste Art Decogebouwen in Amsterdam ontworpen, zoals gebouw Helios aan het Spui. Hij was ongetwijfeld een van onze meest veelzijdige en creatieve architecten.

De Diamantslijperij is omringd door straten met edelsteennamen, die gebouwd werden voor de diamantbewerkers in robuuste Amsterdamse Schoolcomplexen van onder andere J.C. van Epen (1880 - 1960). Zijn woonblokken zijn herkenbaar aan de sombere geelgroene raamkozijnen.
Verrassend genoeg staan aan het einde van de Lutmastraat en haaks hierop, in het deel van de Diamantstraat dat uitkomt bij de Diamantslijperij, een rij opmerkelijke arbeiderswoningen. Ze zijn van een geheel andere orde dan de aansluitende kolossen met arbeidersparadijzen, want prototypische huisjes, met een benedenverdiepinkje en een vliering onder een schuin dak met een dakkapel en met een tuintje, soms voor én achter. Deze genoeglijke woninkjes in neorenaissancestijl zijn aan het einde van de 19e eeuw gebouwd door A.L. van Gendt in het landelijk poldergebied van de Gemeente Nieuweramstel (waarvan het achter de Diamantslijperij gelegen stadhuis tot voor kort fungeerde als Gemeente Archief), in een poging de dreigende annexatie door Amsterdam te dwarsbomen. Maar de Amsterdamse stadsuitbreiding is er gewoon omheen gebouwd. Nog een geluk dat deze oogstrelende huisjes die nu natuurlijk zeer in trek zijn en onbetaalbaar geworden, gespaard zijn gebleven. Ik mag er graag langs lopen; het geeft mij zo'n tevreden gevoel dat dit ook bestaat in Amsterdam. Een paar van de weinige dorpsstraatjes die nog behouden zijn gebleven.

De architect van de huisjes, A.L. van Gendt, heeft beslist niet stil gezeten en in Amsterdam zeer veel sporen nagelaten, waaronder niet de minste: de Hollandse Manege in de Vondelstraat, het Concertgebouw, het Burgerziekenhuis, gebouw De IJsbreker (van het muziekcentrum dat nu zijn plaats heeft gevonden in het Muziekgebouw aan het IJ, maar waarin nog steeds een horecagelegenheid gevestigd is) en andere panden aan de Weesperzijde; en met zijn zonen de opmerkelijke winkelgalerij in de Raadhuisstraat. Een deel hiervan is in zogenaamde Weense stijl ontworpen, dat wil zeggen in baksteen, maar met veel (dure) natuursteenaccenten. Dat geldt niet voor die winkelgalerij, want die heeft iets Art Deco-achtigs.

Als je toch in de Tolstraat bent om de Diamantslijperij te bewonderen, waarvan nog slechts een gedeelte door de firma Asscher gebruikt wordt en waarin enige tijd het NINT (Nederlands Instituut voor Nijverheid en Techniek, nu gevestigd in het NEMO-gebouw) gehuisvest was, kun je even verderop het gebouw bekijken dat oorspronkelijk diende als theosofisch vergadercentrum. Dit gebouw met veel glas en beton, in de stijl van het Nieuwe Bouwen, heeft toen de theosofen kennelijk niets meer hadden om over te vergaderen, jarenlang dienst gedaan als bioscoop (Cinetol, waarin cultfilms vertoond werden waar natuurlijk geen droog brood mee te verdienen viel) en wordt nu, als ik me niet vergis, gebruikt als bibliotheek. Het doet mij altijd denken aan een verkeerd geland ruimteschip.

Hoewel ik mijn hele leven gewoond heb in Amsterdamse School huizen, ben ik er niet speciaal een liefhebber van. Als ik naar mijn werk liep, deed ik dat wel eens via de Lutmastraat, vanwege die aandoenlijke huisjes aan het einde van die straat. Maar de rest is eigenlijk gruwelijk. Grof en grauw en voor een groot deel ook harteloos gebouwd. Dat geldt ook voor de straten er omheen. Het is nauwelijks beter dan de buurt rondom het Mercatorplein.
Dit deel van de Pijp, de Nieuwe Pijp is een onderdeel van het Plan Zuid van Berlage en die heeft ongetwijfeld veel architecten beïnvloed om sombere klompen te bouwen van donkere bakstenen met weinig tierlantijnen en een massief aanzien. De gebouwen van Van Epen aan de Josef Israelkade en om de hoek aan de Amsteldijk kennen geen andere gevelonderbrekingen dan open trappenhuizen en geaccentueerde hijsbalken en binnen de geelgroene raamkozijnen bevonden zich vroeger ook nog zogenaamde laddervensters: de ramen waren verdeeld in kleine ruitjes, hetgeen het lappen tot zo'n vreugde maakt.

Mijn eigen appartement aan de Hobbemakade bevindt zich ook in een blok van Van Epen dat meer variatie kent dan die in de Nieuwe Pijp en waarvan de kozijnen inmiddels wit zijn en de laddervensters, die ik persoonlijk juist wel aardig vind, ook zijn verdwenen. Bovendien wordt dit blok uitbundig opgefleurd door veel onbekommerd groeiende wingerd. Toen een tijd geleden de schil van dit blok gerenoveerd werd, en zoveel mogelijk in de oorspronkelijke stijl hersteld, wilde de woningbouwvereniging ook de laddervensters weer in ere herstellen. Onmiddellijk togen allerlei bewoners aan de slag om handtekeningen te verzamelen om hier tegen te protesteren. Een stokoude buurtgenoot, die na mijn drie trappen beklommen te hebben zowat bezweken was, legde mij zo'n petitie voor, die ik echter weigerde te tekenen. Hij keek me aan alsof hij water zag branden. Iemand die niet tegen laddervensters was! En daarvoor had hij bijna het leven gelaten.

In ieder geval was Van Epen niet erg origineel met zijn blokken in de Nieuwe Pijp. Hoewel voor een andere opdrachtgever gebouwd, verschillen ze uiterlijk weinig van die aan de Hobbemakade. Van binnen zijn die verschillen er wel, want de Pijpwoningen zijn veel kleiner en de appartementen aan de Hobbemakade zaten oorspronkelijk vol met smaakvolle details. Daar vind je nu niet veel meer van terug, want die zijn praktisch allemaal weggerenoveerd.
De ontwerpen van de P.L. Takstraat en omgeving zijn veel mooier dan die van Van Epen. Vervaardigd van lichter gekleurde stenen en fantasierijker van vorm. Hiervoor zijn de architecten Michel de Klerk en Piet Kramer verantwoordelijk, die kennelijk minder op hadden met de ideeën van Berlage. Je zou kunnen zeggen dat ze moderner zijn. Nieuw Bouwen is het echter geenszins. Voor mooie voorbeelden daarvan moet je elders in de stad zijn.
 
****************************************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door Het Genootschap De Leunstoel.
Leden van het Genootschap zijn: Jaap van Lakerveld, Katharina Kouwenhoven, Henk Klaren, Dik Kruithof, Gábor Budavári, Michiel van der Mast, Maeve van der Steen, Willem Minderhout, Joop Quint, Hans Meijer, Gerbrand Muller, Peter Schröder, Carlo van Praag, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg.


© 2010 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
De Diamantstraat Katharina Kouwenhoven
0714VG Diamantstraat
Een heel apart stukje van de Amsterdamse Pijp wordt gevormd door de Diamantbuurt, het deel dat grenst aan de Amsteldijk en gedomineerd wordt door het gebouw van Diamantslijperij Asscher in de Tolstraat. Dit enorme gebouw is daar in 1907 neergezet door Gerrit van Arkel (1858 - 1918), die ook de Diamantbeurs aan het Weesperplein heeft gebouwd in dezelfde, door Berlage geïnspireerde stijl. Je kunt het aan deze gebouwen niet zien, maar van Arkel heeft ook een paar van de mooiste Art Decogebouwen in Amsterdam ontworpen, zoals gebouw Helios aan het Spui. Hij was ongetwijfeld een van onze meest veelzijdige en creatieve architecten.

De Diamantslijperij is omringd door straten met edelsteennamen, die gebouwd werden voor de diamantbewerkers in robuuste Amsterdamse Schoolcomplexen van onder andere J.C. van Epen (1880 - 1960). Zijn woonblokken zijn herkenbaar aan de sombere geelgroene raamkozijnen.
Verrassend genoeg staan aan het einde van de Lutmastraat en haaks hierop, in het deel van de Diamantstraat dat uitkomt bij de Diamantslijperij, een rij opmerkelijke arbeiderswoningen. Ze zijn van een geheel andere orde dan de aansluitende kolossen met arbeidersparadijzen, want prototypische huisjes, met een benedenverdiepinkje en een vliering onder een schuin dak met een dakkapel en met een tuintje, soms voor én achter. Deze genoeglijke woninkjes in neorenaissancestijl zijn aan het einde van de 19e eeuw gebouwd door A.L. van Gendt in het landelijk poldergebied van de Gemeente Nieuweramstel (waarvan het achter de Diamantslijperij gelegen stadhuis tot voor kort fungeerde als Gemeente Archief), in een poging de dreigende annexatie door Amsterdam te dwarsbomen. Maar de Amsterdamse stadsuitbreiding is er gewoon omheen gebouwd. Nog een geluk dat deze oogstrelende huisjes die nu natuurlijk zeer in trek zijn en onbetaalbaar geworden, gespaard zijn gebleven. Ik mag er graag langs lopen; het geeft mij zo'n tevreden gevoel dat dit ook bestaat in Amsterdam. Een paar van de weinige dorpsstraatjes die nog behouden zijn gebleven.

De architect van de huisjes, A.L. van Gendt, heeft beslist niet stil gezeten en in Amsterdam zeer veel sporen nagelaten, waaronder niet de minste: de Hollandse Manege in de Vondelstraat, het Concertgebouw, het Burgerziekenhuis, gebouw De IJsbreker (van het muziekcentrum dat nu zijn plaats heeft gevonden in het Muziekgebouw aan het IJ, maar waarin nog steeds een horecagelegenheid gevestigd is) en andere panden aan de Weesperzijde; en met zijn zonen de opmerkelijke winkelgalerij in de Raadhuisstraat. Een deel hiervan is in zogenaamde Weense stijl ontworpen, dat wil zeggen in baksteen, maar met veel (dure) natuursteenaccenten. Dat geldt niet voor die winkelgalerij, want die heeft iets Art Deco-achtigs.

Als je toch in de Tolstraat bent om de Diamantslijperij te bewonderen, waarvan nog slechts een gedeelte door de firma Asscher gebruikt wordt en waarin enige tijd het NINT (Nederlands Instituut voor Nijverheid en Techniek, nu gevestigd in het NEMO-gebouw) gehuisvest was, kun je even verderop het gebouw bekijken dat oorspronkelijk diende als theosofisch vergadercentrum. Dit gebouw met veel glas en beton, in de stijl van het Nieuwe Bouwen, heeft toen de theosofen kennelijk niets meer hadden om over te vergaderen, jarenlang dienst gedaan als bioscoop (Cinetol, waarin cultfilms vertoond werden waar natuurlijk geen droog brood mee te verdienen viel) en wordt nu, als ik me niet vergis, gebruikt als bibliotheek. Het doet mij altijd denken aan een verkeerd geland ruimteschip.

Hoewel ik mijn hele leven gewoond heb in Amsterdamse School huizen, ben ik er niet speciaal een liefhebber van. Als ik naar mijn werk liep, deed ik dat wel eens via de Lutmastraat, vanwege die aandoenlijke huisjes aan het einde van die straat. Maar de rest is eigenlijk gruwelijk. Grof en grauw en voor een groot deel ook harteloos gebouwd. Dat geldt ook voor de straten er omheen. Het is nauwelijks beter dan de buurt rondom het Mercatorplein.
Dit deel van de Pijp, de Nieuwe Pijp is een onderdeel van het Plan Zuid van Berlage en die heeft ongetwijfeld veel architecten beïnvloed om sombere klompen te bouwen van donkere bakstenen met weinig tierlantijnen en een massief aanzien. De gebouwen van Van Epen aan de Josef Israelkade en om de hoek aan de Amsteldijk kennen geen andere gevelonderbrekingen dan open trappenhuizen en geaccentueerde hijsbalken en binnen de geelgroene raamkozijnen bevonden zich vroeger ook nog zogenaamde laddervensters: de ramen waren verdeeld in kleine ruitjes, hetgeen het lappen tot zo'n vreugde maakt.

Mijn eigen appartement aan de Hobbemakade bevindt zich ook in een blok van Van Epen dat meer variatie kent dan die in de Nieuwe Pijp en waarvan de kozijnen inmiddels wit zijn en de laddervensters, die ik persoonlijk juist wel aardig vind, ook zijn verdwenen. Bovendien wordt dit blok uitbundig opgefleurd door veel onbekommerd groeiende wingerd. Toen een tijd geleden de schil van dit blok gerenoveerd werd, en zoveel mogelijk in de oorspronkelijke stijl hersteld, wilde de woningbouwvereniging ook de laddervensters weer in ere herstellen. Onmiddellijk togen allerlei bewoners aan de slag om handtekeningen te verzamelen om hier tegen te protesteren. Een stokoude buurtgenoot, die na mijn drie trappen beklommen te hebben zowat bezweken was, legde mij zo'n petitie voor, die ik echter weigerde te tekenen. Hij keek me aan alsof hij water zag branden. Iemand die niet tegen laddervensters was! En daarvoor had hij bijna het leven gelaten.

In ieder geval was Van Epen niet erg origineel met zijn blokken in de Nieuwe Pijp. Hoewel voor een andere opdrachtgever gebouwd, verschillen ze uiterlijk weinig van die aan de Hobbemakade. Van binnen zijn die verschillen er wel, want de Pijpwoningen zijn veel kleiner en de appartementen aan de Hobbemakade zaten oorspronkelijk vol met smaakvolle details. Daar vind je nu niet veel meer van terug, want die zijn praktisch allemaal weggerenoveerd.
De ontwerpen van de P.L. Takstraat en omgeving zijn veel mooier dan die van Van Epen. Vervaardigd van lichter gekleurde stenen en fantasierijker van vorm. Hiervoor zijn de architecten Michel de Klerk en Piet Kramer verantwoordelijk, die kennelijk minder op hadden met de ideeën van Berlage. Je zou kunnen zeggen dat ze moderner zijn. Nieuw Bouwen is het echter geenszins. Voor mooie voorbeelden daarvan moet je elders in de stad zijn.
 
****************************************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door Het Genootschap De Leunstoel.
Leden van het Genootschap zijn: Jaap van Lakerveld, Katharina Kouwenhoven, Henk Klaren, Dik Kruithof, Gábor Budavári, Michiel van der Mast, Maeve van der Steen, Willem Minderhout, Joop Quint, Hans Meijer, Gerbrand Muller, Peter Schröder, Carlo van Praag, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg.
© 2010 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2