archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 7
15 april 2010
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Rudy Kousbroek is dood Peter Schröder

0712VG Kousbroek1
Opgetogen
Eerst dit citaat: 17 mei. (1968) Hoe lang het zal duren weet ik niet, maar zolang als het duurt is er iets uitzonderlijks gaande in Parijs. Dat uitzonderlijke schuilt niet in de eerste plaats in wat er gebeurt – en dat is uitzonderlijk genoeg – maar in de sfeer waarin het gebeurt. Het is de sfeer van ‘Les nuits révolutionnaires’ van Rétif de la Bretonne; van Reed’s ‘Ten days that shook the world’.
Even verder over de toen alom in Parijs aangebrachte muurinscripties: In die paar dagen hebben duizenden mensen hieraan zichzelf en anderen herkend, plotseling herkend; op dat terrein ligt voor het grootste deel wat ik daarstraks ‘de anatomie van de opgetogenheid’ noemde: de opwinding van iemand die aan een radiotelescoop luistert en stemmen opvangt, stemmen die hij kan begrijpen: contact met een andere planeet. Het is goedbeschouwd ook als gevolg van deze herkenning, dat de muurinscripties tot het anekdotische van de Mei-revolutie beginnen te worden: zij worden het teken van die herkenning (en zij beginnen zichzelf te imiteren: het poëtische wordt opzettelijk…..

Wat nu?
Een bewogen tekst, maar achteraf bezien ook wel iets overspannen (wereldgeschiedenis!) en wat zweverig en obscuur (opzettelijke poëzie door de radio-telescoop ?). Een tekst die heel geschikt lijkt om door de genuanceerde en rationeel gevoelige essayist Rudy Kousbroek nader te worden aangepakt, denk aan zijn boek ‘De waanzin aan de macht’, (Anathema’s 4). Maar dat zal niet gaan want Rudy Kousbroek is met Pasen overleden. En de tekst werd al in 1968 gepubliceerd door, jawel, Kousbroeks alter ego Leopold de Buch, journalist van Vrij Nederland, en was later te vinden in het samen met Volkskrant journalist Bob Groen geschreven boek ‘De verbeelding aan de macht / Revolutie in een industriestaat’ (1968, Utrecht/Antwerpen, Bruna & Zoon).
1968, Andere tijden. De jeugd stond op! De knellende banden van de naoorlogse gevestigde orde werden verbroken: Nederland beet met Provo ludiek het spits af in 1966 (huwelijk Beatrix en Claus), in 1968 kreeg Gaullistisch Frankrijk deze joyeuze Mei-revolutie, over de hele wereld werd steeds gewelddadiger betoogd tegen de Vietnam oorlog, in 1970 leidde dat in de VS tot het Kent State bloedbad, en in datzelfde jaar werd in Duitsland de RAF opgezet.

38 jaar jong
De aanstormende geboortegolf was toen haar veldtocht door de instituties begonnen en de gevestigde orde verloor haar evenwicht. Ik wil niet flauw zijn, maar achteraf analyseren is iets heel anders dan het aan den lijve te hebben meegemaakt. Na twee decennia van een braaf verblijf in een bedompte ruimte waarin niks mocht en alles moest, gingen plotseling alle deuren en ramen open en gold ‘niks hoeft en alles kan’. Vertel dat maar eens genuanceerd en verstandig na.
Rudy Kousbroek was mei 1968 38 jaar oud. Na oponthoud in een Japans interneringskamp in Indië, een afgebroken studie wiskunde in Amsterdam en een periode van dichterschap (50'ers) woonde hij in Parijs waar hij zijn draai aan het vinden was als journalist/essayist. Zoals veel essayisten toonde hij zich in zijn werk gevoelig voor de negatieve kanten van mensen en hun wereld. Hij kon elegant mopperen, maakte wanhopig duidelijk tussen welke malligheden en misstanden we moeten leven en had in zijn werk meestal (zijn positieve enthousiasme niet te na gesproken) minder oog voor de vrolijke dingen van het leven.

Verlegenheid
Wie nu het oeuvre van Kousbroek overziet zal onder de indruk zijn van de goed beargumenteerde, doortastende redelijkheid waarmee hij de wereld tegemoet trad. Serieus, maar elegant, ook met mededogen en liefdevol. Ach ja, hoe valt dat te beschrijven, het staat gewoon in zijn boeken, lees daar maar wat het is en hoe het klinkt. In ieder geval zeer doordacht, belezen en speels evenwichtig. En zeer beheerst; op lichtzinnigheid kon je hem niet betrappen. Er steekt ook iets van verlegenheid achter zijn afkeer van pedanterie, van zijn opzien tegen gediplomeerde academici en canonieke oudere auteurs. Ook een iets beperkte sociale vaardigheid als hij op bezoek bij minder intieme kennissen weinig zei en vooral oogcontact had met de ruggen in de boekenkast. Zijn stevige rem op spontaniteit en directheid leek wel eens geharnast door zijn eruditie.

Een wonder!
Behalve dan toen in Mei 1968. Bob Groen snelde op zijn Solex langs alle brandhaarden en beschreef de extase voor de krant, Kousbroek verliet de studeerkamer en probeerde de indrukwekkende opgetogenheid die op straat heerste te verwoorden en te analyseren. Het volledige ‘project’ Revolutie in een Industriestaat zoals het in het boek met Bob Groen terechtkwam, werd door Kousbroek in minder dan 4 maanden afgerond. En hij maakte zich er niet met een Jantje van Leiden vanaf, het werden 150 dichtbedrukte pagina’s waarin zijn straatwerk tegen het licht gehouden werd van een omgevallen boekenkast vol gezaghebbende auteurs. Het essay culmineerde in de oproep Wissenschaftler Aller Länder, vereinigt euch! waarin de wetenschap werd aangeroepen als de nieuwe manier om een betere wereld in te richten. Hier volgt de slotalinea:
 
Toch is er kennelijk een machtsstructuur aan het ontstaan die met een dergelijke ideologie correspondeert. De vraag naar doel en aanwending van wetenschappelijke kennis was een reëel motief in de Mei-revolte; het was zelfs misschien het enige reële motief waardoor die revolte zich onderscheidde van klassieke sociale beroeringen.0712VG Kousbroek2 Naarmate de objectieve kennis waarmee bepaalde groeperingen mensen beroepshalve omgaan (door haar voort te brengen, over te dragen of toe te passen) subversief wordt, de bestaande orde in gevaar brengt, krijgt de betrokken categorie mensen het karakter van een revolutionaire groep, die niet ontsnapt aan de sociale wetmatigheid met betrekking tot minderheden. Een defensieve houding krijgt onder die omstandigheden een agressieve inhoud. De aanval is nog steeds de beste vorm van verdediging.

Door de grond?
Vertel dit na in je eigen woorden. Andere tijden. Neem van mij aan dat de pagina’s tussen het bovengeciteerde begin en dit slot, gevuld zijn met vergelijkbaar zwoegerig proza over aliënatie, repressieve tolerantie, hervormbare structuur en consumptiemaatschappij. Deze eerste substantiële publicatie leverde Kousbroek in 1969 zijn eerste literaire prijs op, de Essayprijs van de stad Amsterdam (in de jury o.a. Jaap van Heerden). Toch wordt dit essay (+ prijs) later door niemand meer ter sprake gebracht en wordt het ieder geval tot zijn laatste boek niet meer genoemd in de publicatielijsten van zijn daarna verschenen werken. Het zou me niet verbazen als Kousbroek zich in zijn latere jaren tegenover bijvoorbeeld zijn literaire vrienden Karel van het Reve en W.F. Hermans, maar vooral tegenover zichzelf voor dit betoog in deze taal een tijd heeft doodgeschaamd.

Hoofd- en bijzaken
Kousbroek voelde zich in zijn werk verwant aan Karel van het Reve en W.F.Hermans, maar zijn oeuvre is veel breder en oorspronkelijker, minder monomaan dan dat van zijn collega’s. Er spreekt ook veel meer mensenliefde uit. Van het Reve en Hermans hebben veel mooie teksten geschreven, maar Van het Reve koketteert (als het niet over Rusland en Russische lieteratuur gaat) wel erg vaak rechtlijnig met zijn nogal oppervlakkige common sense en Hermans kan zo vermoeiend en verongelijkt drammen. Dat maakt hun beschouwingen over bijvoorbeeld evolutieleer en psychoanalyse (en over Darwin en Freud) vaak zo irrelevant. Natuurlijk is er veel onzin geschreven over Ursprung und Bedeuting van evolutietheorie en psychoanalytische theorieën maar dat evolutie in de biologie een drijvende kracht is en dat menselijk gedrag ook bepaald wordt door flink wat onbewuste krachten, daarover bestaat bij verstandige (meer en minder wetenschappelijke) mensen een overweldigende consensus. Niet erg ter zake om dan alleen maar de vloer aan te vegen met teksten, teksten van de uitvinders en van slechte advocaten/volgelingen waarin op deze beginselen wild wordt doorgespeculeerd.

Recapitulatie en rehabilitatie
Kousbroek had soms de neiging op zulke punten wat al te makkelijk met zijn ‘grote broers’ mee te redeneren. In de laatste bundel van Kousbroek, (‘Restjes, Anathema’s 9’, Amsterdam/Antwerpen, 2010, Augustus) lijkt hij als het gaat om Freud/psychoanalyse uiteindelijk een eigen koers te willen varen. In een brief aan de overleden Karel van het Reve schrijft hij dat hij de notie van het onderbewuste toch wel ziet als een verrijking voor de beleving van literatuur en kunst. Ook Darwin’s ontdekking wordt daar enigszins onderscheiden van simplistische uitbreidingen. De stukken van Kousbroek over de Mei-revolutie zijn vergeven van een rol voor de psychoanalyse, in zijn latere werk moeten vooral vele verwante vormen van magie en obscurantisme het ontgelden. En tenslotte is er nu dan een erkenning van de bruikbaarheid van de notie die hij het onderbewuste noemt. De ironie wil dat Freud niet schrijft over het onderbewuste, maar over onbewuste motieven, gedachten, driften etc. Ik ben hier niet aan het muggenziften, maar meldt het omdat op het begrip onderbewuste een patent berust bij Carl Jung, een afvallige van de Freudiaanse beweging die verviel in mystieke en racistische opvattingen waarvoor Kousbroek zo allergisch was.

Onredelijkheid
Freud muntte ook een ander bruikbaar begrip, dat van het Über Ich, onze vaderlijke supervisor, ons geweten. Dat geweten kan er voor zorgen dat we geen rare, onverantwoordelijke, onfatsoenlijke en domme dingen doen. Maar het kan spontane opwellingen ook in de kiem smoren. Het is te zien als een dynamische functie die geacht wordt zich vanaf een eenvoudige versie in onze jeugd verder te ontwikkelen tot een volwassen vorm. Van naïef, onbezonnen en aanstellerig naar wereldwijs, meer gedisciplineerd en verantwoordelijk. Maar alles op zijn tijd. George Bernard Shaw heeft het over iets verwants als hij zegt: Wie vóór zijn 30e geen communist is heeft geen hart, wie het na zijn 30e nog is heeft geen hersens. Zonder jeugdzonden geen evenwichtige volwassene. Daarom is dat enigszins mateloze, overspannen Revolutie in een Industriestaat van Kousbroek mij zeer dierbaar. Ook de personificatie van de bezonnen redelijkheid kon emotioneel worden aangestoken door een revolutionaire vonk die de gebruikelijke censuur van het evenwichtige verstand doorbrak.

Karel van het Reve en W.F.Hermans gingen hem voor, met de dood van Rudy Kousbroek wordt nu een tijdperk afgesloten waarin een genre betogend proza in kranten en tijdschriften richtinggevend was voor het sociale verkeer en de wereldoriëntatie van een generatie.
Ik mis voortaan vooral een zo aaibare, intellectuele, oudere broer.
 
******************
De foto van Kousbroek staat op de achterkant van 'Terug naar Negri Pan Erkoms' en is gemaakt door Frans Hoeben.


© 2010 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Rudy Kousbroek is dood Peter Schröder
0712VG Kousbroek1
Opgetogen
Eerst dit citaat: 17 mei. (1968) Hoe lang het zal duren weet ik niet, maar zolang als het duurt is er iets uitzonderlijks gaande in Parijs. Dat uitzonderlijke schuilt niet in de eerste plaats in wat er gebeurt – en dat is uitzonderlijk genoeg – maar in de sfeer waarin het gebeurt. Het is de sfeer van ‘Les nuits révolutionnaires’ van Rétif de la Bretonne; van Reed’s ‘Ten days that shook the world’.
Even verder over de toen alom in Parijs aangebrachte muurinscripties: In die paar dagen hebben duizenden mensen hieraan zichzelf en anderen herkend, plotseling herkend; op dat terrein ligt voor het grootste deel wat ik daarstraks ‘de anatomie van de opgetogenheid’ noemde: de opwinding van iemand die aan een radiotelescoop luistert en stemmen opvangt, stemmen die hij kan begrijpen: contact met een andere planeet. Het is goedbeschouwd ook als gevolg van deze herkenning, dat de muurinscripties tot het anekdotische van de Mei-revolutie beginnen te worden: zij worden het teken van die herkenning (en zij beginnen zichzelf te imiteren: het poëtische wordt opzettelijk…..

Wat nu?
Een bewogen tekst, maar achteraf bezien ook wel iets overspannen (wereldgeschiedenis!) en wat zweverig en obscuur (opzettelijke poëzie door de radio-telescoop ?). Een tekst die heel geschikt lijkt om door de genuanceerde en rationeel gevoelige essayist Rudy Kousbroek nader te worden aangepakt, denk aan zijn boek ‘De waanzin aan de macht’, (Anathema’s 4). Maar dat zal niet gaan want Rudy Kousbroek is met Pasen overleden. En de tekst werd al in 1968 gepubliceerd door, jawel, Kousbroeks alter ego Leopold de Buch, journalist van Vrij Nederland, en was later te vinden in het samen met Volkskrant journalist Bob Groen geschreven boek ‘De verbeelding aan de macht / Revolutie in een industriestaat’ (1968, Utrecht/Antwerpen, Bruna & Zoon).
1968, Andere tijden. De jeugd stond op! De knellende banden van de naoorlogse gevestigde orde werden verbroken: Nederland beet met Provo ludiek het spits af in 1966 (huwelijk Beatrix en Claus), in 1968 kreeg Gaullistisch Frankrijk deze joyeuze Mei-revolutie, over de hele wereld werd steeds gewelddadiger betoogd tegen de Vietnam oorlog, in 1970 leidde dat in de VS tot het Kent State bloedbad, en in datzelfde jaar werd in Duitsland de RAF opgezet.

38 jaar jong
De aanstormende geboortegolf was toen haar veldtocht door de instituties begonnen en de gevestigde orde verloor haar evenwicht. Ik wil niet flauw zijn, maar achteraf analyseren is iets heel anders dan het aan den lijve te hebben meegemaakt. Na twee decennia van een braaf verblijf in een bedompte ruimte waarin niks mocht en alles moest, gingen plotseling alle deuren en ramen open en gold ‘niks hoeft en alles kan’. Vertel dat maar eens genuanceerd en verstandig na.
Rudy Kousbroek was mei 1968 38 jaar oud. Na oponthoud in een Japans interneringskamp in Indië, een afgebroken studie wiskunde in Amsterdam en een periode van dichterschap (50'ers) woonde hij in Parijs waar hij zijn draai aan het vinden was als journalist/essayist. Zoals veel essayisten toonde hij zich in zijn werk gevoelig voor de negatieve kanten van mensen en hun wereld. Hij kon elegant mopperen, maakte wanhopig duidelijk tussen welke malligheden en misstanden we moeten leven en had in zijn werk meestal (zijn positieve enthousiasme niet te na gesproken) minder oog voor de vrolijke dingen van het leven.

Verlegenheid
Wie nu het oeuvre van Kousbroek overziet zal onder de indruk zijn van de goed beargumenteerde, doortastende redelijkheid waarmee hij de wereld tegemoet trad. Serieus, maar elegant, ook met mededogen en liefdevol. Ach ja, hoe valt dat te beschrijven, het staat gewoon in zijn boeken, lees daar maar wat het is en hoe het klinkt. In ieder geval zeer doordacht, belezen en speels evenwichtig. En zeer beheerst; op lichtzinnigheid kon je hem niet betrappen. Er steekt ook iets van verlegenheid achter zijn afkeer van pedanterie, van zijn opzien tegen gediplomeerde academici en canonieke oudere auteurs. Ook een iets beperkte sociale vaardigheid als hij op bezoek bij minder intieme kennissen weinig zei en vooral oogcontact had met de ruggen in de boekenkast. Zijn stevige rem op spontaniteit en directheid leek wel eens geharnast door zijn eruditie.

Een wonder!
Behalve dan toen in Mei 1968. Bob Groen snelde op zijn Solex langs alle brandhaarden en beschreef de extase voor de krant, Kousbroek verliet de studeerkamer en probeerde de indrukwekkende opgetogenheid die op straat heerste te verwoorden en te analyseren. Het volledige ‘project’ Revolutie in een Industriestaat zoals het in het boek met Bob Groen terechtkwam, werd door Kousbroek in minder dan 4 maanden afgerond. En hij maakte zich er niet met een Jantje van Leiden vanaf, het werden 150 dichtbedrukte pagina’s waarin zijn straatwerk tegen het licht gehouden werd van een omgevallen boekenkast vol gezaghebbende auteurs. Het essay culmineerde in de oproep Wissenschaftler Aller Länder, vereinigt euch! waarin de wetenschap werd aangeroepen als de nieuwe manier om een betere wereld in te richten. Hier volgt de slotalinea:
 
Toch is er kennelijk een machtsstructuur aan het ontstaan die met een dergelijke ideologie correspondeert. De vraag naar doel en aanwending van wetenschappelijke kennis was een reëel motief in de Mei-revolte; het was zelfs misschien het enige reële motief waardoor die revolte zich onderscheidde van klassieke sociale beroeringen.0712VG Kousbroek2 Naarmate de objectieve kennis waarmee bepaalde groeperingen mensen beroepshalve omgaan (door haar voort te brengen, over te dragen of toe te passen) subversief wordt, de bestaande orde in gevaar brengt, krijgt de betrokken categorie mensen het karakter van een revolutionaire groep, die niet ontsnapt aan de sociale wetmatigheid met betrekking tot minderheden. Een defensieve houding krijgt onder die omstandigheden een agressieve inhoud. De aanval is nog steeds de beste vorm van verdediging.

Door de grond?
Vertel dit na in je eigen woorden. Andere tijden. Neem van mij aan dat de pagina’s tussen het bovengeciteerde begin en dit slot, gevuld zijn met vergelijkbaar zwoegerig proza over aliënatie, repressieve tolerantie, hervormbare structuur en consumptiemaatschappij. Deze eerste substantiële publicatie leverde Kousbroek in 1969 zijn eerste literaire prijs op, de Essayprijs van de stad Amsterdam (in de jury o.a. Jaap van Heerden). Toch wordt dit essay (+ prijs) later door niemand meer ter sprake gebracht en wordt het ieder geval tot zijn laatste boek niet meer genoemd in de publicatielijsten van zijn daarna verschenen werken. Het zou me niet verbazen als Kousbroek zich in zijn latere jaren tegenover bijvoorbeeld zijn literaire vrienden Karel van het Reve en W.F. Hermans, maar vooral tegenover zichzelf voor dit betoog in deze taal een tijd heeft doodgeschaamd.

Hoofd- en bijzaken
Kousbroek voelde zich in zijn werk verwant aan Karel van het Reve en W.F.Hermans, maar zijn oeuvre is veel breder en oorspronkelijker, minder monomaan dan dat van zijn collega’s. Er spreekt ook veel meer mensenliefde uit. Van het Reve en Hermans hebben veel mooie teksten geschreven, maar Van het Reve koketteert (als het niet over Rusland en Russische lieteratuur gaat) wel erg vaak rechtlijnig met zijn nogal oppervlakkige common sense en Hermans kan zo vermoeiend en verongelijkt drammen. Dat maakt hun beschouwingen over bijvoorbeeld evolutieleer en psychoanalyse (en over Darwin en Freud) vaak zo irrelevant. Natuurlijk is er veel onzin geschreven over Ursprung und Bedeuting van evolutietheorie en psychoanalytische theorieën maar dat evolutie in de biologie een drijvende kracht is en dat menselijk gedrag ook bepaald wordt door flink wat onbewuste krachten, daarover bestaat bij verstandige (meer en minder wetenschappelijke) mensen een overweldigende consensus. Niet erg ter zake om dan alleen maar de vloer aan te vegen met teksten, teksten van de uitvinders en van slechte advocaten/volgelingen waarin op deze beginselen wild wordt doorgespeculeerd.

Recapitulatie en rehabilitatie
Kousbroek had soms de neiging op zulke punten wat al te makkelijk met zijn ‘grote broers’ mee te redeneren. In de laatste bundel van Kousbroek, (‘Restjes, Anathema’s 9’, Amsterdam/Antwerpen, 2010, Augustus) lijkt hij als het gaat om Freud/psychoanalyse uiteindelijk een eigen koers te willen varen. In een brief aan de overleden Karel van het Reve schrijft hij dat hij de notie van het onderbewuste toch wel ziet als een verrijking voor de beleving van literatuur en kunst. Ook Darwin’s ontdekking wordt daar enigszins onderscheiden van simplistische uitbreidingen. De stukken van Kousbroek over de Mei-revolutie zijn vergeven van een rol voor de psychoanalyse, in zijn latere werk moeten vooral vele verwante vormen van magie en obscurantisme het ontgelden. En tenslotte is er nu dan een erkenning van de bruikbaarheid van de notie die hij het onderbewuste noemt. De ironie wil dat Freud niet schrijft over het onderbewuste, maar over onbewuste motieven, gedachten, driften etc. Ik ben hier niet aan het muggenziften, maar meldt het omdat op het begrip onderbewuste een patent berust bij Carl Jung, een afvallige van de Freudiaanse beweging die verviel in mystieke en racistische opvattingen waarvoor Kousbroek zo allergisch was.

Onredelijkheid
Freud muntte ook een ander bruikbaar begrip, dat van het Über Ich, onze vaderlijke supervisor, ons geweten. Dat geweten kan er voor zorgen dat we geen rare, onverantwoordelijke, onfatsoenlijke en domme dingen doen. Maar het kan spontane opwellingen ook in de kiem smoren. Het is te zien als een dynamische functie die geacht wordt zich vanaf een eenvoudige versie in onze jeugd verder te ontwikkelen tot een volwassen vorm. Van naïef, onbezonnen en aanstellerig naar wereldwijs, meer gedisciplineerd en verantwoordelijk. Maar alles op zijn tijd. George Bernard Shaw heeft het over iets verwants als hij zegt: Wie vóór zijn 30e geen communist is heeft geen hart, wie het na zijn 30e nog is heeft geen hersens. Zonder jeugdzonden geen evenwichtige volwassene. Daarom is dat enigszins mateloze, overspannen Revolutie in een Industriestaat van Kousbroek mij zeer dierbaar. Ook de personificatie van de bezonnen redelijkheid kon emotioneel worden aangestoken door een revolutionaire vonk die de gebruikelijke censuur van het evenwichtige verstand doorbrak.

Karel van het Reve en W.F.Hermans gingen hem voor, met de dood van Rudy Kousbroek wordt nu een tijdperk afgesloten waarin een genre betogend proza in kranten en tijdschriften richtinggevend was voor het sociale verkeer en de wereldoriëntatie van een generatie.
Ik mis voortaan vooral een zo aaibare, intellectuele, oudere broer.
 
******************
De foto van Kousbroek staat op de achterkant van 'Terug naar Negri Pan Erkoms' en is gemaakt door Frans Hoeben.
© 2010 Peter Schröder
powered by CJ2