archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 8
Jaargang 7
11 februari 2010
Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee delen printen terug
Blinde razernij Frits Hoorweg

0708VG Lewis3
Mijn verhaaltje over de Lewis Chessmen (Jrg 7, Nr 5) leverde een paar aardige reacties op.
Bernard Bannink stuurde een foto (rechtsboven) van de parkeerplaats van een souvenirwinkel in de buurt van Stornoway, de belangrijkste stad van het eiland Lewis. Op het eerste gezicht lijkt men daar nogal werk te maken van dit stukje erfgoed, maar volgens Bernard valt dat bij nader inzien tegen. De winkel puilt bepaald niet uit van replica’s van de schaakstukken. Toeristen schijnen meer belangstelling te hebben voor tweedkleding van het eilandje Harris. Of is het een schiereiland? Op de kaart lijkt het een klein aanhangsel van Lewis.

De foto is gemaakt tijdens een van zijn tochten over de eilanden rond het Verenigd Koninkrijk. ‘Ik ben een beetje een eilandfreak,’ zegt hij over zichzelf, ‘maar het moeten wel Engelse eilanden zijn’. Liefst reist hij per trein, boot en fiets, overnacht op campings en als het niet anders kan in pensions of hotels. Zijn moeder, die inmiddels 78 is, ziet blijkbaar ook niet tegen ontberingen op, want zij gaat regelmatig mee. ‘Nou, misschien is het dit jaar voor het laatst,’ zegt hij voorzichtig. Soms gaat hij alleen en probeert dan onderweg aan een schaaktoernooi mee te doen. Zo speelde hij op Guernsey en op Man. Op Lewis is nog nooit een internationaal toernooi georganiseerd, maar wat niet is kan komen natuurlijk. Vooral als de Schotse regering gaat proberen de Lewis Chessmen te promoten als nationalistisch symbool en daar lijkt het wel een beetje op.

Dat wordt dan wel een kunststukje want het enige Schotse aan die schaakstukken is dat ze in 1831 gevonden zijn op het eiland Lewis, dat nu onderdeel van Schotland is. Ze zijn gemaakt in de omgeving van Trondheim, vermoedelijk aan het einde van de 12e of het begin van de 13e eeuw. Het wetenschappelijke artikel * dat ik vorige keer noemde, maar nog niet zelf had kunnen lezen, stelt verder zonder pardon vast dat Lewis toentertijd Noors was. De locale voormannen spraken Noors en behoorden tot de Scandinavische wereld. ‘Het is de moeite waard dit nog eens vast te stellen, omdat vele van hun nakomelingen zichzelf opnieuw uitvonden als Gaelic, nadat Noorwegen de eilanden in 1266 aan Schotland hadden afgestaan, en hun culturele banden met Ierland benadrukten.’ Ook toen probeerde men blijkbaar al ijverig de geschiedenis te herschrijven vanuit een nationalistisch perspectief.

En dan nu over naar de echt belangrijke vraag: zijn het wel schaakstukken? De schrijvers van het artikel formuleren het heel voorzichtig. Ze wijzen op de mogelijkheid dat de stukken niet alleen voor schaken (want schaakstukken waren het in ieder geval ook!) werden gebruikt, maar ook voor hnefatafl. Dat moet een spel zijn geweest waarvan de regels niet goed meer te reconstrueren zijn, maar waaraan meerdere spelers meededen en dat er mogelijkerwijs om0708VG Lewis4 draaide dat iemand met een van zijn stukken de hoek van een bord probeerde te bereiken. Iets dat de ‘verdedigers’ van die hoeken juist moesten zien te voorkomen. Hans Meijer, die in De Leunstoel regelmatig schrijft over Bolivia, en die zorgde dat ik het artikel, waar ik tot dan alleen over gehoord had, via het net kon inzien, herinnerde mij eraan dat er bij veel schaakclubs ook wel eens een avond is waarop fantasieschaak wordt gespeeld. Daar is dat hnefatafl wellicht mee te vergelijken.

OK, daar wil ik dan wel in mee gaan, want het levert een verklaring op voor iets dat anders moeilijk te begrijpen is. Waarom zaten er zoveel schaakstukken (78) bijeen gepakt (met 14 damstenen en een gesp)? Met enige fantasie kun je uit die 78 stukken (er zullen er misschien oorspronkelijk wel meer zijn geweest) meerdere schaakspelen samenstellen, maar wat een lokale voorman in die tijd met meerdere schaakspelen tegelijk moest is een raadsel. Er zullen toch geen teamwedstrijden tussen de Binnen- en de Buiten Hebriden hebben plaatsgevonden? Hoewel: het vervoer kan voor die Vikingen geen probleem zijn geweest. Maar nee, serieus, dan is het inderdaad logischer te veronderstellen dat er af en toe nog een ander spel met die stukken werd gespeeld.

In een artikeltje dat Hans Meijer publiceerde op de website van Schaakclub Promotie ** gaat hij op een andere interessante kwestie in. De bij mijn vorige verhaaltje afgebeelde figuren (koning en koningin) tonen een rustige, enigszins sombere gelaatsuitdrukking. Eigenlijk geldt dat voor de meeste stukken, met uitzondering van enkele agressief ogende types die in hun schild bijten (zie plaatje 2). In het spel hadden ze waarschijnlijk de functie van wat nu torens zijn. De afgebeelde figuren zijn geïnspireerd op de ‘berserkers’, krijgers die zich voor de strijd in extase brachten met behulp van alcohol en hallucinogene middelen als (vermoedelijk) vliegenzwammen. In de Engelse taal hebben zij de uitdrukking ‘going berserk’ achtergelaten, wat mij het beste te vertalen lijkt met een aanval van blinde razernij krijgen. Het woord ‘berserk’ is afgeleid van het oud-Noorse ‘berserkr’, een samentrekking van ‘bjorn’ (beer) en ‘serkr’ (hemd of kiel). Een ‘berserkr’ was namelijk zó roekeloos dat hij zich ongewapend, met slechts een berenvel om, in de strijd wierp ***.

* Onderaan het artikel in Jrg 7, Nr 5 staat de doorklikmogelijkheid
** ‘De berserkers onder de schakers’ is na te lezen op www.svpromotie.nl
*** Deze wijsheid heb ik uit The Penguin Wordmaster Dictionary 1987, van Manser en Turton
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2010 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Doe toch een spelletje mee" -
Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee
Blinde razernij Frits Hoorweg
0708VG Lewis3
Mijn verhaaltje over de Lewis Chessmen (Jrg 7, Nr 5) leverde een paar aardige reacties op.
Bernard Bannink stuurde een foto (rechtsboven) van de parkeerplaats van een souvenirwinkel in de buurt van Stornoway, de belangrijkste stad van het eiland Lewis. Op het eerste gezicht lijkt men daar nogal werk te maken van dit stukje erfgoed, maar volgens Bernard valt dat bij nader inzien tegen. De winkel puilt bepaald niet uit van replica’s van de schaakstukken. Toeristen schijnen meer belangstelling te hebben voor tweedkleding van het eilandje Harris. Of is het een schiereiland? Op de kaart lijkt het een klein aanhangsel van Lewis.

De foto is gemaakt tijdens een van zijn tochten over de eilanden rond het Verenigd Koninkrijk. ‘Ik ben een beetje een eilandfreak,’ zegt hij over zichzelf, ‘maar het moeten wel Engelse eilanden zijn’. Liefst reist hij per trein, boot en fiets, overnacht op campings en als het niet anders kan in pensions of hotels. Zijn moeder, die inmiddels 78 is, ziet blijkbaar ook niet tegen ontberingen op, want zij gaat regelmatig mee. ‘Nou, misschien is het dit jaar voor het laatst,’ zegt hij voorzichtig. Soms gaat hij alleen en probeert dan onderweg aan een schaaktoernooi mee te doen. Zo speelde hij op Guernsey en op Man. Op Lewis is nog nooit een internationaal toernooi georganiseerd, maar wat niet is kan komen natuurlijk. Vooral als de Schotse regering gaat proberen de Lewis Chessmen te promoten als nationalistisch symbool en daar lijkt het wel een beetje op.

Dat wordt dan wel een kunststukje want het enige Schotse aan die schaakstukken is dat ze in 1831 gevonden zijn op het eiland Lewis, dat nu onderdeel van Schotland is. Ze zijn gemaakt in de omgeving van Trondheim, vermoedelijk aan het einde van de 12e of het begin van de 13e eeuw. Het wetenschappelijke artikel * dat ik vorige keer noemde, maar nog niet zelf had kunnen lezen, stelt verder zonder pardon vast dat Lewis toentertijd Noors was. De locale voormannen spraken Noors en behoorden tot de Scandinavische wereld. ‘Het is de moeite waard dit nog eens vast te stellen, omdat vele van hun nakomelingen zichzelf opnieuw uitvonden als Gaelic, nadat Noorwegen de eilanden in 1266 aan Schotland hadden afgestaan, en hun culturele banden met Ierland benadrukten.’ Ook toen probeerde men blijkbaar al ijverig de geschiedenis te herschrijven vanuit een nationalistisch perspectief.

En dan nu over naar de echt belangrijke vraag: zijn het wel schaakstukken? De schrijvers van het artikel formuleren het heel voorzichtig. Ze wijzen op de mogelijkheid dat de stukken niet alleen voor schaken (want schaakstukken waren het in ieder geval ook!) werden gebruikt, maar ook voor hnefatafl. Dat moet een spel zijn geweest waarvan de regels niet goed meer te reconstrueren zijn, maar waaraan meerdere spelers meededen en dat er mogelijkerwijs om0708VG Lewis4 draaide dat iemand met een van zijn stukken de hoek van een bord probeerde te bereiken. Iets dat de ‘verdedigers’ van die hoeken juist moesten zien te voorkomen. Hans Meijer, die in De Leunstoel regelmatig schrijft over Bolivia, en die zorgde dat ik het artikel, waar ik tot dan alleen over gehoord had, via het net kon inzien, herinnerde mij eraan dat er bij veel schaakclubs ook wel eens een avond is waarop fantasieschaak wordt gespeeld. Daar is dat hnefatafl wellicht mee te vergelijken.

OK, daar wil ik dan wel in mee gaan, want het levert een verklaring op voor iets dat anders moeilijk te begrijpen is. Waarom zaten er zoveel schaakstukken (78) bijeen gepakt (met 14 damstenen en een gesp)? Met enige fantasie kun je uit die 78 stukken (er zullen er misschien oorspronkelijk wel meer zijn geweest) meerdere schaakspelen samenstellen, maar wat een lokale voorman in die tijd met meerdere schaakspelen tegelijk moest is een raadsel. Er zullen toch geen teamwedstrijden tussen de Binnen- en de Buiten Hebriden hebben plaatsgevonden? Hoewel: het vervoer kan voor die Vikingen geen probleem zijn geweest. Maar nee, serieus, dan is het inderdaad logischer te veronderstellen dat er af en toe nog een ander spel met die stukken werd gespeeld.

In een artikeltje dat Hans Meijer publiceerde op de website van Schaakclub Promotie ** gaat hij op een andere interessante kwestie in. De bij mijn vorige verhaaltje afgebeelde figuren (koning en koningin) tonen een rustige, enigszins sombere gelaatsuitdrukking. Eigenlijk geldt dat voor de meeste stukken, met uitzondering van enkele agressief ogende types die in hun schild bijten (zie plaatje 2). In het spel hadden ze waarschijnlijk de functie van wat nu torens zijn. De afgebeelde figuren zijn geïnspireerd op de ‘berserkers’, krijgers die zich voor de strijd in extase brachten met behulp van alcohol en hallucinogene middelen als (vermoedelijk) vliegenzwammen. In de Engelse taal hebben zij de uitdrukking ‘going berserk’ achtergelaten, wat mij het beste te vertalen lijkt met een aanval van blinde razernij krijgen. Het woord ‘berserk’ is afgeleid van het oud-Noorse ‘berserkr’, een samentrekking van ‘bjorn’ (beer) en ‘serkr’ (hemd of kiel). Een ‘berserkr’ was namelijk zó roekeloos dat hij zich ongewapend, met slechts een berenvel om, in de strijd wierp ***.

* Onderaan het artikel in Jrg 7, Nr 5 staat de doorklikmogelijkheid
** ‘De berserkers onder de schakers’ is na te lezen op www.svpromotie.nl
*** Deze wijsheid heb ik uit The Penguin Wordmaster Dictionary 1987, van Manser en Turton
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2010 Frits Hoorweg
powered by CJ2