archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 6
Jaargang 7
14 januari 2010
Beschouwingen > De verbazing delen printen terug
Ode aan de arbeid Carlo van Praag

0607BS Ode
Er is mij verzocht om een beschouwing over het thema ‘werk’. Men had even goed een geheelonthouder een artikel over whisky kunnen laten schrijven, want ik ben al zes jaar met pensioen en ook toen ik nog aan de arbeidsmarkt was verbonden had ik weinig op met noeste arbeid. Ik nam aan het woon-werkverkeer deel en dat was het zo ongeveer. Ik ben aartslui! Altijd geweest, vanaf de lagere school tot op dit eigenste moment waarop ik met de gebruikelijke tegenzin het karwei ter hand neem. Weigeren was geen optie. De redactie houdt mij nauwlettend in de gaten en bij de minste tekenen van wanprestatie vlieg ik eruit.

Een aspectrijk onderwerp, de arbeid, dat zich uitermate leent voor een multidisciplinaire verhandeling waarin macro-economische, bedrijfseconomische, sociologische, sociaalpsychologische, psychologische en pedagogische gezichtspunten (de overige sociale wetenschappen zijn uitgevonden na mijn tijd) zich op gelukkige wijze verenigd weten. En wat een rijkdom aan kwantificeerbare of reeds gekwantificeerde indicatoren die een dergelijke beschouwing zouden kunnen schragen. Alleen al over de verschillende definities van werkloosheid met de daaruit resulterende waaier van cijfers valt een kloeke monografie te schrijven. Maar zoals ik zei: ik ben aartslui en een dergelijk omvangrijk werkstuk zou voor mij een primeur zijn. Het begrip luiheid is overigens al lang afgeschaft. Ik denk zo ongeveer sinds 1966, net toen ik - merkwaardige coïncidentie- de arbeidsmarkt betrad. Luiheid bestaat niet, werd ons voorgehouden, hooguit een tegenzin in het werk die niet voortvloeit uit de eigenschappen van de persoon, maar geheel en al te wijten is aan de aard van het werk en de menselijke omgeving waaraan de werker is overgeleverd. Vooral de kwaliteit van de leiding is een majeure dissatisfier. Gelukkig maar dat er zoveel cursussen zijn waarin leidinggevenden (en dat ben je tegenwoordig al gauw) zich hierin kunnen bekwamen.

Mijn tegenzin geldt niet alleen het verrichten van arbeid, maar ook de verhalen die ik daarover van anderen hoor. Ben ik op een receptie overgeleverd aan een mij vreemde gesprekspartner, dan komt het onderwerp al gauw op de proppen.
‘Waar kent u de jubilaris van?’
‘Nou, we zijn namelijk collega’s op het werk. Alleen ben ik verbonden aan een andere divisie. We hebben namelijk net een reorganisatie achter de rug, waarbij de Data en Control-poot van de Quality Assessment is losgekoppeld van ………..
Na vijf minuten van aandachtig niet luisteren zeg ik:
‘Dat zal wel heel wat voeten in de aarde hebben gehad’.
Nou meneer, breek me de bek niet open. Sinds we voor onze feedback hoofdzakelijk zijn aangewezen op Operational Project Management initiëren we alleen nog….’

Het ligt niet alleen aan de gesprekspartner, maar ook aan diens werk. Ook als ik mij dwing tot het volgen van dergelijke uiteenzettingen, begrijp ik nauwelijks wat dat werk inhoudt en hoe de bekleder van deze uitdagende job zijn dag doorbrengt, los van de vergaderingen dan. Of wat voor gevolgen ons zouden wachten als al deze functionarissen collectief en op hetzelfde moment door de Mexicaanse griep werden uitgeschakeld. Ik verwacht geen grote! Onze samenleving kan het allemaal dragen, deze dikke laag van overbodigheid, doordat zij rust op een stevig economisch fundament. De noodzakelijke goederen en diensten, worden door steeds minder mensen in een steeds hoger tempo geproduceerd. Een hoge arbeidsproductiviteit is het geheim. Deze zou nog veel hoger kunnen worden als we het sediment van overbodigheid zouden wegbikken, maar dat moeten we niet doen. Een dergelijke ingreep veroorzaakt werkloosheid en inkomensverlies bij brede groepen, bestedingen vallen terug, huizenprijzen storten ineen en de economische malaise gaat vergezeld van psychisch ongerief op grote schaal. Trouwens, wie zou het bikwerk ter hand moeten nemen? De overheid? Die zou de kauwbeitel voornamelijk op zichzelf moeten richten. Dat bikt niet lekker.

Ik moet het bovenstaande meteen amenderen. Ik vergeet de dienstverlening door dokters en verpleging, de thuiszorg, de docenten, de politieagenten, de buschauffeurs, het personeel dat zich bezighoudt met het onderhoud van de infrastructuur. In een groot deel van deze sector is de arbeidsproductiviteit aan grenzen gebonden en dat kan ook niet anders, want veel van dit werk leent zich slecht voor mechanisering en automatisering. Maar aan nut en noodzaak hoeft niet te worden getwijfeld. Petje af voor deze veel getergde en matig gehonoreerde laag van dienstverleners. Dat zij het nog even mogen volhouden met hun waanwijze managers en hun hondse cliënten.

Aan die verjaardagen en recepties heb ik ook de indruk overgehouden dat er tegenwoordig veel narigheid is op de werkvloer. Wanbeleid en spanningen vormen een dagelijkse aanslag op de arbeidsvreugde, om maar niet te spreken van het verschijnsel reorganisatie. Ik ben deze dans vrijwel ontsprongen. Pas in de avondstond van mijn loopbaan werd ons, vanwege een zeer onbeduidende herwaardering van functies, een adviesbureau op het dak gestuurd dat ons een half jaar lang heeft lastiggevallen met declamatie uit een boekje over managementwetenschap. En gelukkig was ik niet de enige die er tabak van kreeg. Tijd schrijven deden wij trouwens al. Waarom? God mag het weten! We waren een eenvoudig productiebedrijf van rapporten over sociale vraagstukken: elke onderzoeker elk jaar een rapport; daar kwam het ongeveer op neer. Gemakkelijk te controleren op vertraging, verspilling en sabotage! Maar ons tijdschrijfsysteem vergde natuurlijk een urenverantwoording met behulp van welke ‘tool’ het management de vinger nog beter aan de pols kon houden. Met de hieruit resulterende cijfermassa’s is nooit iets gedaan.

Maar ik ben, zoals gewoonlijk, weer te negatief en ik word te weinig gehinderd door kennis van zaken. In die grote en complexe bedrijven van tegenwoordig die zich steeds moeten aanpassen aan veranderende marktomstandigheden zal wel enige stuurmanskunst nodig zijn en die kan niet drijven op gezond verstand alleen. Daar is expertise nodig die het gezonde verstand te boven gaat. Sterker: zelfs een geringe dosis uit een flutboekje afkomstige expertise wint het met straatlengten van het gezonde verstand.

Werk is belangrijk voor de mensen. Anders zouden zij hun dag zelf moeten invullen en het is weinigen gegeven daaraan duurzaam vreugde te ontlenen. De kern van de zaak is het verplichte karakter van de arbeid. Zonder werk bestaat er immers geen vrije tijd.
En het bedrijf is ook een milieu, voor sommigen het enige, waarin zij zich hebben te gedragen. Als het werk niet bestond, zou het moeten worden uitgevonden.
 
****************************


© 2010 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "De verbazing" -
Beschouwingen > De verbazing
Ode aan de arbeid Carlo van Praag
0607BS Ode
Er is mij verzocht om een beschouwing over het thema ‘werk’. Men had even goed een geheelonthouder een artikel over whisky kunnen laten schrijven, want ik ben al zes jaar met pensioen en ook toen ik nog aan de arbeidsmarkt was verbonden had ik weinig op met noeste arbeid. Ik nam aan het woon-werkverkeer deel en dat was het zo ongeveer. Ik ben aartslui! Altijd geweest, vanaf de lagere school tot op dit eigenste moment waarop ik met de gebruikelijke tegenzin het karwei ter hand neem. Weigeren was geen optie. De redactie houdt mij nauwlettend in de gaten en bij de minste tekenen van wanprestatie vlieg ik eruit.

Een aspectrijk onderwerp, de arbeid, dat zich uitermate leent voor een multidisciplinaire verhandeling waarin macro-economische, bedrijfseconomische, sociologische, sociaalpsychologische, psychologische en pedagogische gezichtspunten (de overige sociale wetenschappen zijn uitgevonden na mijn tijd) zich op gelukkige wijze verenigd weten. En wat een rijkdom aan kwantificeerbare of reeds gekwantificeerde indicatoren die een dergelijke beschouwing zouden kunnen schragen. Alleen al over de verschillende definities van werkloosheid met de daaruit resulterende waaier van cijfers valt een kloeke monografie te schrijven. Maar zoals ik zei: ik ben aartslui en een dergelijk omvangrijk werkstuk zou voor mij een primeur zijn. Het begrip luiheid is overigens al lang afgeschaft. Ik denk zo ongeveer sinds 1966, net toen ik - merkwaardige coïncidentie- de arbeidsmarkt betrad. Luiheid bestaat niet, werd ons voorgehouden, hooguit een tegenzin in het werk die niet voortvloeit uit de eigenschappen van de persoon, maar geheel en al te wijten is aan de aard van het werk en de menselijke omgeving waaraan de werker is overgeleverd. Vooral de kwaliteit van de leiding is een majeure dissatisfier. Gelukkig maar dat er zoveel cursussen zijn waarin leidinggevenden (en dat ben je tegenwoordig al gauw) zich hierin kunnen bekwamen.

Mijn tegenzin geldt niet alleen het verrichten van arbeid, maar ook de verhalen die ik daarover van anderen hoor. Ben ik op een receptie overgeleverd aan een mij vreemde gesprekspartner, dan komt het onderwerp al gauw op de proppen.
‘Waar kent u de jubilaris van?’
‘Nou, we zijn namelijk collega’s op het werk. Alleen ben ik verbonden aan een andere divisie. We hebben namelijk net een reorganisatie achter de rug, waarbij de Data en Control-poot van de Quality Assessment is losgekoppeld van ………..
Na vijf minuten van aandachtig niet luisteren zeg ik:
‘Dat zal wel heel wat voeten in de aarde hebben gehad’.
Nou meneer, breek me de bek niet open. Sinds we voor onze feedback hoofdzakelijk zijn aangewezen op Operational Project Management initiëren we alleen nog….’

Het ligt niet alleen aan de gesprekspartner, maar ook aan diens werk. Ook als ik mij dwing tot het volgen van dergelijke uiteenzettingen, begrijp ik nauwelijks wat dat werk inhoudt en hoe de bekleder van deze uitdagende job zijn dag doorbrengt, los van de vergaderingen dan. Of wat voor gevolgen ons zouden wachten als al deze functionarissen collectief en op hetzelfde moment door de Mexicaanse griep werden uitgeschakeld. Ik verwacht geen grote! Onze samenleving kan het allemaal dragen, deze dikke laag van overbodigheid, doordat zij rust op een stevig economisch fundament. De noodzakelijke goederen en diensten, worden door steeds minder mensen in een steeds hoger tempo geproduceerd. Een hoge arbeidsproductiviteit is het geheim. Deze zou nog veel hoger kunnen worden als we het sediment van overbodigheid zouden wegbikken, maar dat moeten we niet doen. Een dergelijke ingreep veroorzaakt werkloosheid en inkomensverlies bij brede groepen, bestedingen vallen terug, huizenprijzen storten ineen en de economische malaise gaat vergezeld van psychisch ongerief op grote schaal. Trouwens, wie zou het bikwerk ter hand moeten nemen? De overheid? Die zou de kauwbeitel voornamelijk op zichzelf moeten richten. Dat bikt niet lekker.

Ik moet het bovenstaande meteen amenderen. Ik vergeet de dienstverlening door dokters en verpleging, de thuiszorg, de docenten, de politieagenten, de buschauffeurs, het personeel dat zich bezighoudt met het onderhoud van de infrastructuur. In een groot deel van deze sector is de arbeidsproductiviteit aan grenzen gebonden en dat kan ook niet anders, want veel van dit werk leent zich slecht voor mechanisering en automatisering. Maar aan nut en noodzaak hoeft niet te worden getwijfeld. Petje af voor deze veel getergde en matig gehonoreerde laag van dienstverleners. Dat zij het nog even mogen volhouden met hun waanwijze managers en hun hondse cliënten.

Aan die verjaardagen en recepties heb ik ook de indruk overgehouden dat er tegenwoordig veel narigheid is op de werkvloer. Wanbeleid en spanningen vormen een dagelijkse aanslag op de arbeidsvreugde, om maar niet te spreken van het verschijnsel reorganisatie. Ik ben deze dans vrijwel ontsprongen. Pas in de avondstond van mijn loopbaan werd ons, vanwege een zeer onbeduidende herwaardering van functies, een adviesbureau op het dak gestuurd dat ons een half jaar lang heeft lastiggevallen met declamatie uit een boekje over managementwetenschap. En gelukkig was ik niet de enige die er tabak van kreeg. Tijd schrijven deden wij trouwens al. Waarom? God mag het weten! We waren een eenvoudig productiebedrijf van rapporten over sociale vraagstukken: elke onderzoeker elk jaar een rapport; daar kwam het ongeveer op neer. Gemakkelijk te controleren op vertraging, verspilling en sabotage! Maar ons tijdschrijfsysteem vergde natuurlijk een urenverantwoording met behulp van welke ‘tool’ het management de vinger nog beter aan de pols kon houden. Met de hieruit resulterende cijfermassa’s is nooit iets gedaan.

Maar ik ben, zoals gewoonlijk, weer te negatief en ik word te weinig gehinderd door kennis van zaken. In die grote en complexe bedrijven van tegenwoordig die zich steeds moeten aanpassen aan veranderende marktomstandigheden zal wel enige stuurmanskunst nodig zijn en die kan niet drijven op gezond verstand alleen. Daar is expertise nodig die het gezonde verstand te boven gaat. Sterker: zelfs een geringe dosis uit een flutboekje afkomstige expertise wint het met straatlengten van het gezonde verstand.

Werk is belangrijk voor de mensen. Anders zouden zij hun dag zelf moeten invullen en het is weinigen gegeven daaraan duurzaam vreugde te ontlenen. De kern van de zaak is het verplichte karakter van de arbeid. Zonder werk bestaat er immers geen vrije tijd.
En het bedrijf is ook een milieu, voor sommigen het enige, waarin zij zich hebben te gedragen. Als het werk niet bestond, zou het moeten worden uitgevonden.
 
****************************
© 2010 Carlo van Praag
powered by CJ2