archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 5
Jaargang 7
17 december 2009
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Dostojevski en het surrealisme Gerbrand Muller

0703VG Droom
Nu moet ik nog de droom toelichten die ik in mijn voorlaatste stukje beschreef (Jrg7, Nr3). In die droom leest een elegante man met kastanjebruin golvend haar de volgende zin voor uit Misdaad en straf: 'Het kamertje, met geel behang en met geraniums en vitrages van neteldoek voor de ruiten, waar de jonge man binnentrad, werd op dat ogenblik helder verlicht door de ondergaande zon…' Waarna hij even stokt en dan vervolgt: 'De kamer had niets bijzonders. Het meubilair, van geel hout, was allemaal heel oud. Een divan…' Op dat moment onderbreek ik hem, roep iets in het Frans en zeg dat hij wat heeft overgeslagen.

'Elegante man met kastanjebruin golvend haar' is een onbeholpen beschrijving van de verschijning in de droom, die met katachtige bewegingen het boek van de grond opraapte en eruit voorlas op een toon alsof het hem pijn deed mij met de tekst te confronteren. Maar het doet er niet toe hoe hij eruit zag, laat staan in hoeverre hij leek op André Breton, de schrijver van het Manifeste du Surréalisme van 1924, waarin de door hem gewraakte en in de droom deels voorgelezen passage als citaat staat afgedrukt.

Hier volgt hij in zijn geheel*):

De kleine kamer, waarin de jongeman binnentrad, had geel behang: er waren geraniums en vitrages van neteldoek voor de ramen; de ondergaande zon wierp op dat alles een schel licht... De kamer had niets bijzonders. De meubels van geel hout waren heel oud. Een divan met een grote, omgebogen rugleuning, een ovaalronde tafel tegenover de divan, een toilettafel en een spiegeltje tussen de ramen, stoelen langs de wanden, twee of drie prenten zonder waarde die Duitse meisjes met vogels in de hand voorstelden, - ziehier het hele meubilair.

De passage is voor Breton bij uitstek een voortbrengsel van de door hem verafschuwde 'attitude réaliste'. In plaats van te trachten de redenen van Bretons afschuw tegen de 'realistische instelling' samen te vatten citeer ik liever zijn commentaar op het door hem gegeven citaat. Eerst in het Frans, daarna in enigszins letterlijk, maar toch zo goed mogelijk Nederlands.

'On soutiendra que ce dessin d'école vient à sa place, et qu'à cet endroit du livre l'auteur a ses raisons pour m'accabler. Il n'en perd pas moins son temps, car je n'entre pas dans sa chambre. La paresse, la fatigue des autres ne me retiennent pas. J'ai de la continuité de la vie une notion trop instable pour égaler aux meilleures mes minutes de dépression, de faiblesse. Je veux qu'on se taise, quand on cesse de ressentir. Et comprenez bien que je n'incrimine pas le manque d'originalité pour le manque d'originalité. Je dis seulement que je ne fais pas état des moments nuls de ma vie, que de la part de tout homme il peut être indigne de cristalliser ceux qui lui paraissent tels. Cette description de chambre, permettez-moi de la passer, avec beaucoup d'autres.' (Gallimard, nrf 1963, p.16, 17)

'Men zal staande houden dat deze schoolse tekening hier past en dat de auteur op deze plaats in het boek zijn redenen heeft mij ermee te verpletteren. Hij verdoet evengoed zijn tijd, want ik kom zijn kamer niet binnen. Ik laat me niet ophouden door de luiheid, de vermoeidheid van de anderen. Mijn geloof in de bestendigheid van het leven is te wankel om mijn beste momenten gelijk te stellen aan die van inzinking, van zwakte. Ik wil dat men zwijgt als men niets meer voelt. En begrijp goed dat ik niet het gebrek aan oorspronkelijkheid veroordeel vanwege het gebrek aan oorspronkelijkheid. Ik zeg alleen dat ik geen ophef maak van de onbetekenende momenten van mijn leven, dat het elk mens onwaardig kan zijn om momenten vorm te geven die hij als zodanig beschouwt. Sta me toe deze beschrijving van een kamer aan mij voorbij te laten gaan, met vele andere.'

Onbetekenend en eindeloos vervelend is voor Breton de door hem geciteerde beschrijving van de kamer waarin Raskolnikov op een van de eerste bladzijden van Misdaad en straf binnenkomt. Ik meen zijn ergernis over het zogenoemde realisme in de literatuur te begrijpen. Beschrijvingen van interieurs of van de kledingstukken die mensen dragen zijn aan mij evenmin besteed zolang ze niets aan het verhaal toevoegen Een goede auteur beschrijft een kamer of iemands kleding echter met een bedoeling. Breton ontkent het, maar de beschrijving van de kamer van de oude vrouw die Raskolnikov bezoekt om zijn vaders horloge te verpanden 'vient à sa place'. Maar dan wel mét de middenin door Breton weggelaten zin:

'Het kamertje, met geel behang en met geraniums en vitrages van neteldoek voor de ruiten, waar de jonge man binnentrad, werd op dat ogenblik helder verlicht door de ondergaande zon. 'Ook dan zal de zon dus schijnen!...' flitste het Raskonikov haast onwillekeurig door het hoofd, en met een snelle oogopslag overzag hij de gehele kamer, om de situatie zo goed mogelijk in zich op te nemen. Maar de kamer had niets bijzonders. Het meubilair, alles heel oud en van geel hout, bestond uit een divan met een enorm grote, uitgebogen, houten rugleuning, een ovaalronde tafel vóór de divan, een toilettafel met een spiegeltje tussen de ramen, stoelen langs de wanden, en een paar goedkope prentjes in gele omlijsting, die Duitse meisjes met vogeltjes in de hand voorstelden, - dat was alles.' (Van Oorschot, vert. Charles B. Timmer, p. 11)

Breton slaat de vreemde, koortsachtige gedachte die Raskolnikov door het hoofd flitst over, evenals het stuk zin waarin wordt verteld dat hij met een snelle oogopslag de hele kamer overziet. Om een of andere reden is Raskolnikov er veel aan gelegen om het interieur in zich op te nemen, en de lezer ziet met hem mee de kamer rond. Maar niet het interieur van de kamer is hier van belang, maar de gedachten die door Raskonikovs hoofd gaan en de gespannen, uiterst nerveuze toetand waarin hij verkeert. Ik neem niet aan dat Breton dit over het hoofd heeft gezien; dat hij deze passage toch opvoert als typerend voor het oppervlakkige realisme van aan de lopende band verschijnende flutromans siert hem niet.

En het is merkwaardig. Kenmerkend voor Raskolnikovs toestand is dat hij zelf maar half begrijpt wat hem bezielt. Het ondoorgrondelijke van wat mensen soms beweegt is misschien wel Dostojevski's eigenlijke onderwerp. Passages als deze spreken wat dit betreft voor zich:

'Peinzend bleef hij voor de deur stilstaan en stelde zich de vreemde vraag: 'Moet ik wel zeggen wie Lizaweta vermoord heeft?' De vraag was vreemd, omdat hij op hetzelfde ogenblik opeens voelde dat hij niet alleen niet anders kon maar dat het zelfs niet uit te stellen was, zelfs voor korte tijd. Hij wist nog niet waarom; hij voelde het alleen, en dit pijnlijke besef van zijn machteloosheid tegenover deze onvermijdelijkheid drukte hem bijna terneer.' (Misdaad en straf, vert. Charles B. Timmer p. 420)

'Sonja begreep hoe hij zich afpijnigde. Ook haar begon het te duizelen. En hij sprak zo eigenaardig: wel begrijpelijk, aan een kant, maar… 'hoe zit het! Hoe zit het! O Heer!' En in wanhoop wrong zij de handen.
- Nee, Sonja, dat is het niet! begon hij weer, opeens opkijkend, alsof een onverwachte gedachtengang hem trof en hem nieuwe kracht gaf, dat is het niet!' (idem, p. 430/431)

In Dostojevski's beschrijvingen schemert op sommige plaatsen een werkelijkheid door die het 'normale' begrip te boven gaat. 'L' existence est ailleurs.' ('Het bestaan is elders.') schrijft Breton aan het slot van zijn eerste Manifeste du Surréalisme, dat nog steeds de moeite waard blijft om te lezen en te herlezen. De werkelijkheid die het 'normale' begrip te boven gaat is voor hem de eigenlijke werkelijkheid. Aan de verovering daarvan wil hij zijn leven wijden:

'Je crois à la résolution future de ces deux états, en apparence si contradictoires, que sont le rêve et la réalité, en une sorte de réalité absolue, de surréalité, si l'on peut ainsi dire. C'est à sa conquête que je vais, certain de n'y pas parvenir mais trop insoucieux de ma mort pour ne pas supputer un peu les joies d'une telle possession.' (p. 23/24)

'Ik geloof in de toekomstige samensmelting van deze twee ogenschijnlijk zo tegenstrijdige toestanden, die de droom en de werkelijkheid zijn, in een soort van absolute werkelijkheid, van bovenwerkelijkheid, als men het zo kan zeggen. Voor de verovering daarvan zal ik me inspannen, in de zekere wetenschap dat ik er niet in zal slagen, maar ik vrees de dood te weinig om niet een beetje de vreugde van een dergelijk bezetenheid op waarde te schatten.'

Jammer dat Breton de verwantschap die er ondanks de grote verschillen tussen hem en Dostojevski bestond, niet heeft onderkend.

*) De werkelijkheid blijkt ook hier af te wijken van de droom. In mijn droom leest Breton een stukje voor uit de vertaling van Charles B. Timmer, die overigens nauwgezetter is dan de Franse. Voor de liefhebber volgt hier de Franse tekst:
La petite pièce dans laquelle le jeune homme fut introduit était tapissée de papier jaune: il y avait des géraniums et des rideaux de mousseline aux fenêtres; le soleil couchant jetait sur tout cela une lumière crue… La chambre ne renfermait rien de particulier. Les meubles, en bois jaune, étaient tous très vieux. Un divan avec un grand dossier renversé, une table de forme ovale vis-à-vis du divan, une toilette et une glace adossées au trumeau, des chaises le long des murs, deux ou trois gravures sans valeur qui représentaient des demoiselles allemandes avec des oiseaux dans les mains - voilà à quoi se réduisait l'ameublement. (Manifestes du surréalisme, Gallimard, nrf, 1963, p. 16.)
 
************************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:


© 2009 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Dostojevski en het surrealisme Gerbrand Muller
0703VG Droom
Nu moet ik nog de droom toelichten die ik in mijn voorlaatste stukje beschreef (Jrg7, Nr3). In die droom leest een elegante man met kastanjebruin golvend haar de volgende zin voor uit Misdaad en straf: 'Het kamertje, met geel behang en met geraniums en vitrages van neteldoek voor de ruiten, waar de jonge man binnentrad, werd op dat ogenblik helder verlicht door de ondergaande zon…' Waarna hij even stokt en dan vervolgt: 'De kamer had niets bijzonders. Het meubilair, van geel hout, was allemaal heel oud. Een divan…' Op dat moment onderbreek ik hem, roep iets in het Frans en zeg dat hij wat heeft overgeslagen.

'Elegante man met kastanjebruin golvend haar' is een onbeholpen beschrijving van de verschijning in de droom, die met katachtige bewegingen het boek van de grond opraapte en eruit voorlas op een toon alsof het hem pijn deed mij met de tekst te confronteren. Maar het doet er niet toe hoe hij eruit zag, laat staan in hoeverre hij leek op André Breton, de schrijver van het Manifeste du Surréalisme van 1924, waarin de door hem gewraakte en in de droom deels voorgelezen passage als citaat staat afgedrukt.

Hier volgt hij in zijn geheel*):

De kleine kamer, waarin de jongeman binnentrad, had geel behang: er waren geraniums en vitrages van neteldoek voor de ramen; de ondergaande zon wierp op dat alles een schel licht... De kamer had niets bijzonders. De meubels van geel hout waren heel oud. Een divan met een grote, omgebogen rugleuning, een ovaalronde tafel tegenover de divan, een toilettafel en een spiegeltje tussen de ramen, stoelen langs de wanden, twee of drie prenten zonder waarde die Duitse meisjes met vogels in de hand voorstelden, - ziehier het hele meubilair.

De passage is voor Breton bij uitstek een voortbrengsel van de door hem verafschuwde 'attitude réaliste'. In plaats van te trachten de redenen van Bretons afschuw tegen de 'realistische instelling' samen te vatten citeer ik liever zijn commentaar op het door hem gegeven citaat. Eerst in het Frans, daarna in enigszins letterlijk, maar toch zo goed mogelijk Nederlands.

'On soutiendra que ce dessin d'école vient à sa place, et qu'à cet endroit du livre l'auteur a ses raisons pour m'accabler. Il n'en perd pas moins son temps, car je n'entre pas dans sa chambre. La paresse, la fatigue des autres ne me retiennent pas. J'ai de la continuité de la vie une notion trop instable pour égaler aux meilleures mes minutes de dépression, de faiblesse. Je veux qu'on se taise, quand on cesse de ressentir. Et comprenez bien que je n'incrimine pas le manque d'originalité pour le manque d'originalité. Je dis seulement que je ne fais pas état des moments nuls de ma vie, que de la part de tout homme il peut être indigne de cristalliser ceux qui lui paraissent tels. Cette description de chambre, permettez-moi de la passer, avec beaucoup d'autres.' (Gallimard, nrf 1963, p.16, 17)

'Men zal staande houden dat deze schoolse tekening hier past en dat de auteur op deze plaats in het boek zijn redenen heeft mij ermee te verpletteren. Hij verdoet evengoed zijn tijd, want ik kom zijn kamer niet binnen. Ik laat me niet ophouden door de luiheid, de vermoeidheid van de anderen. Mijn geloof in de bestendigheid van het leven is te wankel om mijn beste momenten gelijk te stellen aan die van inzinking, van zwakte. Ik wil dat men zwijgt als men niets meer voelt. En begrijp goed dat ik niet het gebrek aan oorspronkelijkheid veroordeel vanwege het gebrek aan oorspronkelijkheid. Ik zeg alleen dat ik geen ophef maak van de onbetekenende momenten van mijn leven, dat het elk mens onwaardig kan zijn om momenten vorm te geven die hij als zodanig beschouwt. Sta me toe deze beschrijving van een kamer aan mij voorbij te laten gaan, met vele andere.'

Onbetekenend en eindeloos vervelend is voor Breton de door hem geciteerde beschrijving van de kamer waarin Raskolnikov op een van de eerste bladzijden van Misdaad en straf binnenkomt. Ik meen zijn ergernis over het zogenoemde realisme in de literatuur te begrijpen. Beschrijvingen van interieurs of van de kledingstukken die mensen dragen zijn aan mij evenmin besteed zolang ze niets aan het verhaal toevoegen Een goede auteur beschrijft een kamer of iemands kleding echter met een bedoeling. Breton ontkent het, maar de beschrijving van de kamer van de oude vrouw die Raskolnikov bezoekt om zijn vaders horloge te verpanden 'vient à sa place'. Maar dan wel mét de middenin door Breton weggelaten zin:

'Het kamertje, met geel behang en met geraniums en vitrages van neteldoek voor de ruiten, waar de jonge man binnentrad, werd op dat ogenblik helder verlicht door de ondergaande zon. 'Ook dan zal de zon dus schijnen!...' flitste het Raskonikov haast onwillekeurig door het hoofd, en met een snelle oogopslag overzag hij de gehele kamer, om de situatie zo goed mogelijk in zich op te nemen. Maar de kamer had niets bijzonders. Het meubilair, alles heel oud en van geel hout, bestond uit een divan met een enorm grote, uitgebogen, houten rugleuning, een ovaalronde tafel vóór de divan, een toilettafel met een spiegeltje tussen de ramen, stoelen langs de wanden, en een paar goedkope prentjes in gele omlijsting, die Duitse meisjes met vogeltjes in de hand voorstelden, - dat was alles.' (Van Oorschot, vert. Charles B. Timmer, p. 11)

Breton slaat de vreemde, koortsachtige gedachte die Raskolnikov door het hoofd flitst over, evenals het stuk zin waarin wordt verteld dat hij met een snelle oogopslag de hele kamer overziet. Om een of andere reden is Raskolnikov er veel aan gelegen om het interieur in zich op te nemen, en de lezer ziet met hem mee de kamer rond. Maar niet het interieur van de kamer is hier van belang, maar de gedachten die door Raskonikovs hoofd gaan en de gespannen, uiterst nerveuze toetand waarin hij verkeert. Ik neem niet aan dat Breton dit over het hoofd heeft gezien; dat hij deze passage toch opvoert als typerend voor het oppervlakkige realisme van aan de lopende band verschijnende flutromans siert hem niet.

En het is merkwaardig. Kenmerkend voor Raskolnikovs toestand is dat hij zelf maar half begrijpt wat hem bezielt. Het ondoorgrondelijke van wat mensen soms beweegt is misschien wel Dostojevski's eigenlijke onderwerp. Passages als deze spreken wat dit betreft voor zich:

'Peinzend bleef hij voor de deur stilstaan en stelde zich de vreemde vraag: 'Moet ik wel zeggen wie Lizaweta vermoord heeft?' De vraag was vreemd, omdat hij op hetzelfde ogenblik opeens voelde dat hij niet alleen niet anders kon maar dat het zelfs niet uit te stellen was, zelfs voor korte tijd. Hij wist nog niet waarom; hij voelde het alleen, en dit pijnlijke besef van zijn machteloosheid tegenover deze onvermijdelijkheid drukte hem bijna terneer.' (Misdaad en straf, vert. Charles B. Timmer p. 420)

'Sonja begreep hoe hij zich afpijnigde. Ook haar begon het te duizelen. En hij sprak zo eigenaardig: wel begrijpelijk, aan een kant, maar… 'hoe zit het! Hoe zit het! O Heer!' En in wanhoop wrong zij de handen.
- Nee, Sonja, dat is het niet! begon hij weer, opeens opkijkend, alsof een onverwachte gedachtengang hem trof en hem nieuwe kracht gaf, dat is het niet!' (idem, p. 430/431)

In Dostojevski's beschrijvingen schemert op sommige plaatsen een werkelijkheid door die het 'normale' begrip te boven gaat. 'L' existence est ailleurs.' ('Het bestaan is elders.') schrijft Breton aan het slot van zijn eerste Manifeste du Surréalisme, dat nog steeds de moeite waard blijft om te lezen en te herlezen. De werkelijkheid die het 'normale' begrip te boven gaat is voor hem de eigenlijke werkelijkheid. Aan de verovering daarvan wil hij zijn leven wijden:

'Je crois à la résolution future de ces deux états, en apparence si contradictoires, que sont le rêve et la réalité, en une sorte de réalité absolue, de surréalité, si l'on peut ainsi dire. C'est à sa conquête que je vais, certain de n'y pas parvenir mais trop insoucieux de ma mort pour ne pas supputer un peu les joies d'une telle possession.' (p. 23/24)

'Ik geloof in de toekomstige samensmelting van deze twee ogenschijnlijk zo tegenstrijdige toestanden, die de droom en de werkelijkheid zijn, in een soort van absolute werkelijkheid, van bovenwerkelijkheid, als men het zo kan zeggen. Voor de verovering daarvan zal ik me inspannen, in de zekere wetenschap dat ik er niet in zal slagen, maar ik vrees de dood te weinig om niet een beetje de vreugde van een dergelijk bezetenheid op waarde te schatten.'

Jammer dat Breton de verwantschap die er ondanks de grote verschillen tussen hem en Dostojevski bestond, niet heeft onderkend.

*) De werkelijkheid blijkt ook hier af te wijken van de droom. In mijn droom leest Breton een stukje voor uit de vertaling van Charles B. Timmer, die overigens nauwgezetter is dan de Franse. Voor de liefhebber volgt hier de Franse tekst:
La petite pièce dans laquelle le jeune homme fut introduit était tapissée de papier jaune: il y avait des géraniums et des rideaux de mousseline aux fenêtres; le soleil couchant jetait sur tout cela une lumière crue… La chambre ne renfermait rien de particulier. Les meubles, en bois jaune, étaient tous très vieux. Un divan avec un grand dossier renversé, une table de forme ovale vis-à-vis du divan, une toilette et une glace adossées au trumeau, des chaises le long des murs, deux ou trois gravures sans valeur qui représentaient des demoiselles allemandes avec des oiseaux dans les mains - voilà à quoi se réduisait l'ameublement. (Manifestes du surréalisme, Gallimard, nrf, 1963, p. 16.)
 
************************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:
© 2009 Gerbrand Muller
powered by CJ2