archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 15
Jaargang 6
28 mei 2009
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Altruïsme voor het oprapen Carlo van Praag

0615BS D3
De antropomorfe duiding van het dierengedrag (in gewone woorden: het toeschrijven van dierengedrag aan beweegredenen die slechts voor mensen kunnen gelden), waar deskundigen zo tegen waarschuwen, is bijna onweerstaanbaar. De hond is beledigd. De kat is jaloers. De papegaai pruilt. Het konijn vraagt aandacht. De hamster zoekt gezelligheid. Dat soort duidingen! Ik weet beter, maar het gevoel wil ook wat.
Onze vermaarde primatenonderzoeker Frans de Waal breekt een lans voor een gematigde vorm van antropomorfisme, zeker als het gaat om het gedrag van onze naaste verwanten, de chimpansees. Hun gedrag lijkt niet zelden een treffende overeenkomst met het onze te vertonen en De Waal ziet geen reden om op voorhand een interpretatie in menselijke termen te vermijden. Mooi is het verhaal van Kuni, een bonobo in een Engelse dierentuin die een spreeuw heeft gevangen. De oppasser probeert Kuni over te halen de spreeuw vrij te laten, maar in plaats daarvan klimt de aap met de vogel in een boom, ontvouwt zorgvuldig de vleugels van het beestje en werpt het in de lucht. Je zou het gedrag van de aap kinderlijk kunnen noemen, maar daarmee is het per implicatie eerder menselijk dan dierlijk. Dit is tevens een voorbeeld van empathie (de aap verplaatst zich in de toestand van de spreeuw) en van belangeloos altruïsme, want Kuni geniet noch korte-, noch lange-termijnvoordelen van haar actie, die (en dat is bijzonder) niet eens een soortgenoot betreft. Hier ligt, volgens De Waal op zijn minst het begin van moreel gedrag.

Daarover gaat grotendeels het boek ‘Primates and Philosofers: how Morality evolved’ (paperback 2009). Het is niet zo’n dik boek en het kostte maar € 11,35. Een prima boekje over primaten waaronder wijzelf!

De Waal richt zich eerst tegen de zogenaamde ‘vernistheorie’ die de mens beschouwt als een van nature totaal zelfzuchtig wezen, dat zich alleen uit vrees voor repercussies aan de maatschappelijke regels houdt. De moraal ligt volgens deze zienswijze, die vooral in de negentiende eeuw populair was, maar ook nu nog wel aanhangers telt, als een dun laagje vernis over onze biologie. Darwin zelf overigens beschouwde de moraal als een product van de evolutie en niet als een sociaal harnas dat onze evolutionair bepaalde zelfzuchtigheid binnen de perken moet houden. Elk sociaal dier zou, volgens Darwin, bij een voldoende mate van intellect, een moraal en een geweten ontwikkelen, dat wil zeggen een richtlijn voor het handelen op basis van min of meer abstracte ideeën over goed en kwaad. Hierbij sluit De Waal zich aan en hij ziet in zijn chimpansees de groepsdieren die het vereiste intellectuele niveau weliswaar niet bereiken, maar het toch al aardig benaderen. Zij vertonen empathie die meer is dan de puur instinctieve reactie van een dier op een soortgenoot in moeilijkheden. Hun empathie heeft een cognitieve nabewerking ondergaan. Zij kunnen zichzelf onderscheiden van een ander (chimpansees herkennen zichzelf in een spiegel) en zij kunnen zich verplaatsen in die specifieke ander en diens specifieke hulpbehoevendheid, hoewel de problemen van die ander henzelf niet direct hoeven te raken. De hulp die zij vervolgens soms bieden, is doelgericht, zoals in het geval van Kuni en de vogel. Dit is een heel ander niveau van empathie dan de angstige reactie van een dier op het horen van de alarmkreet van een soortgenoot. Deze empathie verheft zich ook boven de vanzelfsprekende, onbetwist evolutionair bepaalde, steunverlening van een moederdier aan haar jong.

De Waal geeft tal van voorbeelden van altruïsme onder chimpansees. Het gaat daarbij niet om functioneel altruïsme zoals dat van bijen die zichzelf opofferen om hun koningin te beschermen, maar om psychologisch altruïsme, waarbij een dier bewust afstand doet van de eigen onmiddellijke behoeftebevrediging ter wille van een groepsgenoot en diens gepercipieerde behoefte. Chimpansees delen vaak voedsel uit empathie, in dit geval sympathie. Dit altruïsme komt ook tot uiting in acties die gericht zijn op het welzijn van de groep, in plaats van op het eigen onmiddellijke welzijn. Chimpansees kennen troostgedrag ten opzichte van groepsleden die het onderspit hebben gedolven in een gevecht en zij bemiddelen niet zelden in conflicten waaraan zij zelf geen deel hebben. Dit lijkt al aardig op een moraal waarbij het belang van de samenleving, zij het een kleine samenleving, een motief wordt in het gedrag van het individu. Deze naar abstractie neigende tendentie komt ook tot uiting in een rechtvaardigheidsgevoel dat De Waal bij chimpansees waarneemt. Krijgt een groepsgenoot voor een zelfde prestatie een grotere beloning, dan wordt er door het tekort gedane individu zeer afwijzend gereageerd. Zij hebben dus een notie van wat eerlijk is en wat niet.

Handelen chimpansees daarmee moreel en hebben zij besef van goed en kwaad? Volgens de critici van De Waal die in dit boekje ook aan het woord komen, is daarop heel wat af te dingen. Zij zien in dit opzicht meer dan een gradueel verschil tussen chimpansees en mensen. Beide soorten mogen dan beschikken over een aantal natuurlijk gegeven bouwstenen voor een moraal, maar daarmee wordt het handelen van de chimpansees nog niet moreel. Wat zij missen is een reflectie op het eigen gedrag, op het waarom van hun handelen. Zij hebben wel gedragsregels, maar geen standaard waartegen zij de verdienste van hun eigen gedrag bewust afmeten: geen zelfevaluatie kortom! Het ontbreken van een complex taalsysteem, met de daaraan verbonden communicatieve en culturele mogelijkheden, zoals bij mensen, staat een ontwikkeling in die richting ook in de weg. Wij kunnen het altruïsme en de empathie onder chimpansees wel duiden in menselijke termen van goed en kwaad, maar die apen hebben noch van hun eigen motieven, noch van goed en kwaad het flauwste benul.

De Waal zelf geeft van harte toe dat de mens moreel gezien een unieke plaats heeft, maar hij benadrukt, meer dan zijn critici, de continuïteit van de moraalvorming. ‘Are animals moral? Let us simply conclude that they occupy several floors of the tower of morality.’


© 2009 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Altruïsme voor het oprapen Carlo van Praag
0615BS D3
De antropomorfe duiding van het dierengedrag (in gewone woorden: het toeschrijven van dierengedrag aan beweegredenen die slechts voor mensen kunnen gelden), waar deskundigen zo tegen waarschuwen, is bijna onweerstaanbaar. De hond is beledigd. De kat is jaloers. De papegaai pruilt. Het konijn vraagt aandacht. De hamster zoekt gezelligheid. Dat soort duidingen! Ik weet beter, maar het gevoel wil ook wat.
Onze vermaarde primatenonderzoeker Frans de Waal breekt een lans voor een gematigde vorm van antropomorfisme, zeker als het gaat om het gedrag van onze naaste verwanten, de chimpansees. Hun gedrag lijkt niet zelden een treffende overeenkomst met het onze te vertonen en De Waal ziet geen reden om op voorhand een interpretatie in menselijke termen te vermijden. Mooi is het verhaal van Kuni, een bonobo in een Engelse dierentuin die een spreeuw heeft gevangen. De oppasser probeert Kuni over te halen de spreeuw vrij te laten, maar in plaats daarvan klimt de aap met de vogel in een boom, ontvouwt zorgvuldig de vleugels van het beestje en werpt het in de lucht. Je zou het gedrag van de aap kinderlijk kunnen noemen, maar daarmee is het per implicatie eerder menselijk dan dierlijk. Dit is tevens een voorbeeld van empathie (de aap verplaatst zich in de toestand van de spreeuw) en van belangeloos altruïsme, want Kuni geniet noch korte-, noch lange-termijnvoordelen van haar actie, die (en dat is bijzonder) niet eens een soortgenoot betreft. Hier ligt, volgens De Waal op zijn minst het begin van moreel gedrag.

Daarover gaat grotendeels het boek ‘Primates and Philosofers: how Morality evolved’ (paperback 2009). Het is niet zo’n dik boek en het kostte maar € 11,35. Een prima boekje over primaten waaronder wijzelf!

De Waal richt zich eerst tegen de zogenaamde ‘vernistheorie’ die de mens beschouwt als een van nature totaal zelfzuchtig wezen, dat zich alleen uit vrees voor repercussies aan de maatschappelijke regels houdt. De moraal ligt volgens deze zienswijze, die vooral in de negentiende eeuw populair was, maar ook nu nog wel aanhangers telt, als een dun laagje vernis over onze biologie. Darwin zelf overigens beschouwde de moraal als een product van de evolutie en niet als een sociaal harnas dat onze evolutionair bepaalde zelfzuchtigheid binnen de perken moet houden. Elk sociaal dier zou, volgens Darwin, bij een voldoende mate van intellect, een moraal en een geweten ontwikkelen, dat wil zeggen een richtlijn voor het handelen op basis van min of meer abstracte ideeën over goed en kwaad. Hierbij sluit De Waal zich aan en hij ziet in zijn chimpansees de groepsdieren die het vereiste intellectuele niveau weliswaar niet bereiken, maar het toch al aardig benaderen. Zij vertonen empathie die meer is dan de puur instinctieve reactie van een dier op een soortgenoot in moeilijkheden. Hun empathie heeft een cognitieve nabewerking ondergaan. Zij kunnen zichzelf onderscheiden van een ander (chimpansees herkennen zichzelf in een spiegel) en zij kunnen zich verplaatsen in die specifieke ander en diens specifieke hulpbehoevendheid, hoewel de problemen van die ander henzelf niet direct hoeven te raken. De hulp die zij vervolgens soms bieden, is doelgericht, zoals in het geval van Kuni en de vogel. Dit is een heel ander niveau van empathie dan de angstige reactie van een dier op het horen van de alarmkreet van een soortgenoot. Deze empathie verheft zich ook boven de vanzelfsprekende, onbetwist evolutionair bepaalde, steunverlening van een moederdier aan haar jong.

De Waal geeft tal van voorbeelden van altruïsme onder chimpansees. Het gaat daarbij niet om functioneel altruïsme zoals dat van bijen die zichzelf opofferen om hun koningin te beschermen, maar om psychologisch altruïsme, waarbij een dier bewust afstand doet van de eigen onmiddellijke behoeftebevrediging ter wille van een groepsgenoot en diens gepercipieerde behoefte. Chimpansees delen vaak voedsel uit empathie, in dit geval sympathie. Dit altruïsme komt ook tot uiting in acties die gericht zijn op het welzijn van de groep, in plaats van op het eigen onmiddellijke welzijn. Chimpansees kennen troostgedrag ten opzichte van groepsleden die het onderspit hebben gedolven in een gevecht en zij bemiddelen niet zelden in conflicten waaraan zij zelf geen deel hebben. Dit lijkt al aardig op een moraal waarbij het belang van de samenleving, zij het een kleine samenleving, een motief wordt in het gedrag van het individu. Deze naar abstractie neigende tendentie komt ook tot uiting in een rechtvaardigheidsgevoel dat De Waal bij chimpansees waarneemt. Krijgt een groepsgenoot voor een zelfde prestatie een grotere beloning, dan wordt er door het tekort gedane individu zeer afwijzend gereageerd. Zij hebben dus een notie van wat eerlijk is en wat niet.

Handelen chimpansees daarmee moreel en hebben zij besef van goed en kwaad? Volgens de critici van De Waal die in dit boekje ook aan het woord komen, is daarop heel wat af te dingen. Zij zien in dit opzicht meer dan een gradueel verschil tussen chimpansees en mensen. Beide soorten mogen dan beschikken over een aantal natuurlijk gegeven bouwstenen voor een moraal, maar daarmee wordt het handelen van de chimpansees nog niet moreel. Wat zij missen is een reflectie op het eigen gedrag, op het waarom van hun handelen. Zij hebben wel gedragsregels, maar geen standaard waartegen zij de verdienste van hun eigen gedrag bewust afmeten: geen zelfevaluatie kortom! Het ontbreken van een complex taalsysteem, met de daaraan verbonden communicatieve en culturele mogelijkheden, zoals bij mensen, staat een ontwikkeling in die richting ook in de weg. Wij kunnen het altruïsme en de empathie onder chimpansees wel duiden in menselijke termen van goed en kwaad, maar die apen hebben noch van hun eigen motieven, noch van goed en kwaad het flauwste benul.

De Waal zelf geeft van harte toe dat de mens moreel gezien een unieke plaats heeft, maar hij benadrukt, meer dan zijn critici, de continuïteit van de moraalvorming. ‘Are animals moral? Let us simply conclude that they occupy several floors of the tower of morality.’
© 2009 Carlo van Praag
powered by CJ2