archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 8 Jaargang 1 12 februari 2004 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Naar de film | ||||
De winnaars van het Rotterdams Filmfestival | Hans Knegtmans | |||
Een bezoek aan het Filmfestival Rotterdam is een van de leukste evenementen van het jaar. Het is ook het meest uitputtende. Het is passen en meten om overal op tijd aanwezig te zijn. Tussen de vertoningen ligt een periode van een half uur tot vijf kwartier. De tijd om van de ene bioscoop naar de andere te lopen (en dan heb ik het over een straf marstempo) varieert van 5 (Pathé – Luxor) tot 15 (Luxor – Venster) minuten. Toiletbezoek en een kop koffie, inclusief wachten in de respectieve rijen, kosten samen een kwartiertje. Op papier moet het dus een eitje zijn, tijdig de volgende voorstelling te halen. De praktijk is anders. Soms is de regisseur bij de voorstelling aanwezig. Die komt ten eerste te laat, ten tweede wordt hij door een hoge functionaris van het festival welkom geheten en ten derde deelt hij met de hulp van een tolk mee hoe fijn het is dat zijn film hier vertoond wordt en nog wel aan zoveel mensen. Dat kost zeeën van tijd. Soms zijn alle toeschouwers aanwezig behalve een handvol vips die nog onderweg zijn van een borrel of een interview. Dan wordt er gewacht, al heb ik er wel eens met succes op aangedrongen, toch maar te beginnen. De meest ontregelende gebeurtenis is, dat de operateur om welke technische reden dan ook de film niet aan de praat krijgt. De minuten tikken weg en de kans wordt steeds groter dat je niet op tijd zult zijn voor de volgende film. Wat te doen: de vertraagde film uitzitten en het begin van de volgende voorstelling missen, of eerder weglopen zodat je straks op tijd bent? Voor een beetje cinefiel is dat een keus tussen dood door verwurging of door elektrocutie. Iedere keer weer maakt zich een immens gevoel van opluchting van mij meester als een geplande voorstelling daadwerkelijk begint. Voorzover ik het aanbod kan overzien, was de kwaliteit van het programma dit jaar uitzonderlijk hoog. Slechts vier van mijn 31 geselecteerde films had ik graag aan me voorbij laten gaan. De Chinese productie The Only Sons was een duistere filmervaring. Ik meende te begrijpen dat de hoofdpersoon zijn net geboren baby wilde verkopen om met het geld de verdediging van zijn broer te bekostigen die ergens voor was aangeklaagd. Maar aan het eind van de film blijkt dat door het kranige optreden van de politie de baby weer terecht is. Al vechtend tegen de slaap moet ik iets gemist hebben. De weinige overgebleven toeschouwers konden hartelijk lachen om de overbodige uitleg op de aftiteling, dat geen van de acteurs een professionele achtergrond had. Films uit Letland worden hier zelden of nooit geïmporteerd, en Pitons zal hier geen verandering in kunnen brengen. In de kelder van een lagere school wordt een drol aangetroffen en het schoolhoofd laat alle leerlingen in een lucifersdoosje poepen om de dader te ontmaskeren. Een soort faecale DNA-test. Tevens raken een python, een aap en een bever zoek. De cameraman kreeg waarschijnlijk per minuut draaitijd uitbetaald: de ene wezenloze scène duurt nog langer dan de andere, en ook bij deze film dutte ik soms een paar minuten in. Nina (afkomstig uit Brazilië) en de Nederlandse productie Het Zuiden zullen zeker de bioscoop halen, en een waarschuwing is dan ook op zijn plaats. Nina oogt als het afstudeerproject van een student van de filmacademie, die evenwel over een onbeperkt budget beschikte om zijn product te financieren. De film ziet er technisch tiptop en glossy uit, maar de ideetjes van de regisseur wekken gevoelens van plaatsvervangende schaamte op. In de fantasie van de hoofdpersoon veranderen snackbarbezoekers in slobberende varkens. De andere creatieve ingevingen zijn al even oudbakken en platvloers. Het Zuiden van regisseur Martin Koolhoven lijdt onder een bar en boos scenario. Wie niets over de intrige gelezen heeft, denkt geruime tijd dat het hier een bloedeloos Nederlands drama van dertien in een dozijn betreft: niet slecht maar zonder een greintje originaliteit. Na een half uur werd het me echter duidelijk dat hoofdpersoon Monic Hendrickx (Martje)zo gek was als een deur en dat het er voor haar would-be vrijer Frank Lammers niet best uitzag. Het scenario stinkt. Ten eerste heeft Koolhoven een soort psychose uitgevonden die niet bestaat, ten tweede steunen de vrouwelijke collega’s van Martje haar in haar misdadige fratsen. Het verhaal doet denken aan De stilte rond Christine M. uit 1982, van de toen nog militante Marleen Gorris. Dat was ook geen fijne film, maar hij ontbeerde de neppsychologie die Koolhoven ons voorschotelt. Zo wordt het nooit wat met de Nederlandse film. Dat La meglia gioventù zou tegenvallen, had ik kunnen weten. Deze marathonfilm, te zien in twee voorstellingen van elk drie uur, prijkte onmiddellijk na vertoning op de eerste plaats in de publieksenquête. Dat gaat zo: tot en met de voorlaatste dag van het festival krijgt de bezoeker bij elke reguliere film (dus niet films in het kader van een of ander speciaal programma-onderdeel) en enquêtestrook in handen gedrukt. Door inscheuring kan hij de film een cijfer geven dat varieert van 1 (zeer slecht, very bad, très mauvais) tot 5 (zeer goed, very good, très bien). De film die op de eerste plaats eindigt is nooit een cinematografisch hoogstandje. Gegeven de idioot hoge score die de winnaar altijd ten deel valt kan dat ook niet anders. La meglia gioventù haalde een gemiddelde van 4.75. Minstens 95% van de bezoekers heeft hem dus de maximale score toebedeeld. Dat betekent dat het een film is die nagenoeg iedereen te vriend houdt. En dat kan alleen wanneer de regisseur een veilige koers vaart en niet behept is met gedurfde, originele of eigenzinnige ideeën. De publiekslieveling is dan ook meestal de film met het hoogste Muzakgehalte, en La meglia gioventù vormt geen uitzondering op de regel. In sfeervolle beelden toont de regisseur de belevenissen van twee broers en hun overige familieleden. Alles aan de film is keurig behalve een stelletje communisten, want die hullen zich in afgedragen kleren en roken, met de ramen dicht nog wel, dat het een aard heeft. De broers, hoe verschillend ook van karakter, zijn aardige, eerlijke, betrouwbare mensen. Zonde dat een van hen een stil verdriet met zich meedraagt. In Promises (2001) leerden Israëlische en Palestijnse jongetjes elkaar te respecteren, in No Man’s Land (2002) was het de beurt aan een Servische en een Kroatische soldaat, in Whale Rider (2003) groeiden een klein meisje en haar opa langzaam maar zeker naar elkaar toe. En nu ontdekken dus de broertjes dat ze wel verschillen maar ergens toch ook weer niet. La meglio gioventù is niet echt een slechte film – dat waren zijn voorgangers ook niet. Maar hij heeft weinig karakter en, net als Muzak, swingt hij voor geen stuiver. Na deel 1 had ik het wel gehad met de publieksfavoriet en zocht ik snel een film op waar meer te beleven viel. Deze schaarse missers werden ruimschoots gecompenseerd door films waar je u tegen zegt. Nog niet eerder heb ik op het festival aan wel zes films de maximale score van 5 gegeven, wat voor mij gelijk staat aan een schoolcijfer van minstens een 9. Twee daarvan werden ook door het overige publiek zeer gewaardeerd, de vier andere moesten het met een bescheiden notering doen. Ik presenteer ze in volgorde van populariteit. – De Iraanse film The First Letter (plaats 22) is het hoogtepunt in het veelgeprezen oeuvre van Abolfazl Jalili. Dat komt ongetwijfeld ook doordat de regisseur hoofdpersoon Emkan als zijn alter ego zegt te beschouwen. In verreweg de meeste landen zouden familie en onderwijzers weglopen met de jongen die volgens westerse maatstaven een arsenaal aan goede eigenschappen in zich verenigt. Hij is hulpvaardig, heeft een brede interesse en een sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel. In het Iran van de jaren zeventig blijkt dat geen prae te zijn. Emkan wordt de moskee uitgezet, omdat hij een viool mee naar binnen heeft genomen. Van de schoolleiding krijgt hij ongenadig op zijn donder als hij in verzet komt tegen het politieke ontslag van het schoolhoofd. Hij haalt het defecte peertje uit een lantaarnpaal, in de hoop dat de gemeente na maanden nietsdoen het defect zal verhelpen. In handen van een mindere regisseur zou The First Letter door zijn thematiek makkelijk in het feel-good moeras kunnen wegzinken. Bij Jalili is die kans nihil. – Ook Lichter (de internationale titel is Distant Lights) van de Duitse regisseur Hans-Christian Schmid doet het goed, op plaats 23. Zoals Robert Altman in zijn beste dagen zet de regisseur een stuk of vijf, zes vertellijnen uit die paarsgewijs elkaar allemaal wel eens raken. De verhalen spelen zich af aan de grens van Polen en Duitsland. Gelukszoekers uit de Oekraïne proberen vanuit Polen Duitsland binnen te komen, Poolse armoedzaaiers vergapen zich aan de welvaart van hun buren. Alle personages zijn vanaf hun eerste optreden zeer herkenbaar, zodat de toeschouwer de continue wisseling van vertellijnen moeiteloos kan bijbenen. Dat duidt op een vakkundige regie en overtuigende acteerprestaties. – Elephant (plaats 55) van het vroegere Amerikaanse wonderkind Gus Van Sant won afgelopen jaar in Cannes de Gouden Palm, en dat lijkt me geen overdreven eerbetoon. Inspiratiebron was de onbegrijpelijke slachting die twee scholieren in 1999 aanrichtten onder hun schoolgenoten van Columbine High School. Van Sant doet geen poging het drama te psychologiseren of anderszins begrijpelijk te maken. De enige hoop die de toeschouwer uit het verhaal kan putten, is dat in landen waar wapenbezit in principe verboden is, het risico van zo’n ramp minder groot is. De film staat stijf van de spanning, die paradoxaal genoeg nog vergroot wordt door de rustgevende muziek van Beethoven (Mondschein Sonate, Für Elise). – De Japanse festivalrecidivist Kurosawa Kiyoshi was zelfs met twee recente films van de partij. Doppelgänger (plaats 74) is het soort film waarmee hij bekend is geworden. Een geniale robotontwerper met een inventor’s block krijgt ongevraagd assistentie van zijn dubbelganger die uit het niets is opgedoken. Echt boteren tussen die twee doet het niet. Wanneer de ongevraagde samenwerking omslaat in rivaliteit, doodt de ene man de ander. Het is daarbij de vraag, wie van de twee in leven blijft, en de regisseur weigert, de toeschouwer een handje te helpen. – Is Doppelgänger al geen lichte kost, zijn voorganger Bright Future (plaats 96) drijft de kijker bij herhaling tot wanhoop. De vertellijn is ondanks zijn complexiteit nog wel te volgen. Maar waarom heeft de ene hoofdpersoon zijn vroegere baas vermoord, waarmee hij zijn vriend die – eveneens om onbekende reden – met hetzelfde plan rondliep te snel af was? Waarom maakt de moordenaar zich in zijn cel van kant, en waarom treedt vervolgens hoofdfiguur in dienst bij de vader van zijn overdreven vriend? Dit zijn slechts vier van de vele vragen die de regisseur onbeantwoord laat. Kiyoshi staat bekend om zijn ambiguïteit, maar in Bright Future maakt hij het wel erg bont. Een regisseur die zijn toeschouwers gek maakt terwijl ze tegelijk alweer met spanning uitzien naar zijn volgende film – Kiyoshi is een bijzonder mens en dat is-ie. – De Turkse film Uzak ten slotte eindigde roemloos achter in het peloton (118). De jury in Cannes beleefde er meer genoegen aan, en beloonde de film met de Grote Juryprijs. Ik vind het totnogtoe de beste film van het jaar en zie daar niet zo snel verandering in komen. Vanaf 26 februari draait dit pronkstuk van Nuri Bilge Ceylan in de bioscoop en dan kom ik er zeker op terug. Mooie films, een geslaagd festival. En volgend jaar is het weer. |
||||
© 2004 Hans Knegtmans | ||||
powered by CJ2 |