archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 11 Jaargang 6 26 maart 2009 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Lopen | ||||
Achtergebleven in Leuven | Frits Hoorweg | |||
Na een periode van gedwongen rust zocht ik mijn wandelschoenen weer op. De veters zaten al 2 maanden aan elkaar geknoopt, maar verder waren ze ‘ready for action’. Een actie die zich moest gaan afspelen in België, bij Leuven, een gevolg van het feit dat ik enige tijd geleden had verordonneerd dat dit een België-nummer zou worden.
In Vlaanderen noemt men LAW’s: grote routepaden, afgekort GR, niet toevallig ook de ‘initialen’ van ‘grande randonnée’. De vereniging die de paden onderhoudt noemt zich Grote Routepaden v.z.w. (vereniging zonder winstoogmerk?). Via de website had ik de beschrijving van de Vlaanderen Route Oost (GR 128) besteld. Dat kan heel makkelijk, want om de noorderburen te gerieven heeft men een Nederlands gironummer geopend.
Twee vrienden gaven spontaan te kennen dat ze mee wilden gaan. Zogenaamd omdat het ze ‘wel leuk leek’, maar ik vermoed omdat ze me gezien de recente ervaringen niet meer alleen op pad durven laten gaan. Zo vertrokken wij dus naar Leuven, met z’n drieën in de ‘voiture’. Een opeenhoping van intellect die niet kon voorkomen dat de aanrijroute naar het hotel ons enige probleempjes opleverde. We raakten namelijk verstrikt in het systeem van eenrichtingsverkeer dat het centrale voetgangersgebied in een wurgende greep houdt. En wel zodanig dat we op een gegeven moment geen andere uitweg meer zagen dan over de Grote Markt zelf. Hoofdschuddende padvinders, er was daar juist een manifestatie gaande, bevestigden ons vermoeden dat we iets fout deden; gelukkig was de Rijkswacht nergens te bekennen.
De volgende dag namen wij de bus naar Putcapel, een dorpje ten Noorden van Leuven, om daar bij de GR 128 aan te haken. Die voerde ons in een wijde lus aan de Oostkant om de stad heen. We liepen door het Hageland, een zachtglooiend gebied met hier en daar wat resten van wat ooit een immens bos is geweest. Het landschap ziet er op een moeilijk te duiden manier anders uit dan wij Hollanders gewend zijn. Is het rommeliger? Misschien, maar ja, wij hebben dan ook wel een erg ‘aangeharkt’ landje, hoewel je de laatste tijd veel kritiek hoort op de mate waarin dat nog het geval is. De dorpen zijn minder compact van opzet, waardoor de bebouwing over grotere gebieden uitwaaiert. Veel huizen hebben blinden, misschien wel vanwege dat uitwaaieren. Voor de wandelaar is een prettig gevolg daarvan dat er allerlei paadjes zijn, vaak achter een lint van huizen langs, waar het prettig lopen is en je niet het gevoel hebt dat er iemand achter een tekentafel heeft bedacht dat jij juist daar moet gaan lopen.
Voorbij de Leuvense Baan (E 31) ging het plots vrij abrupt omhoog. Je ziet het er niet zo aan af, maar die Vlaamse ‘cols’ zijn zelfs voor de voetganger kuitenbrekers. Zigzaggend over holle wegen kwamen we bovenop de Attenhovenberg en vandaar gingen we het St.-Gertrudisbos in. Hier en daar stonden grote huizen met zeer originele uitbouwen. Waakhonden blaften er lustig op los, de landelijke rust lelijk verstorend.
We staken door naar de top van de Kesselberg, vanwaar je een mooi uitzicht op de stad Leuven hebt. Een steile afdaling, langs de resten van oude zand- en steengroeven, bracht ons in een buurtje dat Kesseldal heet, waar we koffie dronken ‘Bij Betty’. Zo’n kroeg zonder enige opsmuk met een biljart in het midden en een vrijwel lege prijzenkast aan de muur. Op een tafeltje lag een stapel boekwerkjes van de duivenvereniging die er blijkbaar ook zijn thuishonk heeft. Aan de bar zaten twee treurige mannen hun eerste (?) pintje te drinken. Achter de bar, een beetje terzijde, hing een kalenderfoto van een jongedame die haar bloes al bijna uit heeft. Met enige fantasie was daarin een jeugdfoto te zien van de stokoude dame die achter de bar stond en die, neem ik aan, Betty heet. Zij bracht ons, bevend, kopjes koffie. Na de koffie bezochten we het toilet, dat te bereiken was via een ‘Koer’, alwaar de was te drogen hing.
De volgende halteplaats was de Abdij van Vlierbeek, waar we een ‘lichte’ lunch gebruikten, overgoten door lokaal bier. Daarna ging het, eerst langs de Molenbeek en vervolgens door het Ronde Bos en het Lindenbos, naar Linden. Uit het gidsje viel op te maken dat de troepen van de Prins van Oranje in 1572 lelijk huis hebben gehouden in deze streek. Zelfs zodanig dat Linden daarna jarenlang onbewoond bleef. Ik heb daar nooit iets van geweten. Het stond niet in de boekjes waaruit ik vaderlandse geschiedenis onderwezen heb gekregen. Schuldbewust wandelden wij verder, zorgvuldig vermijdend om onnodig aanstoot te geven, vriendelijk groetend naar iedereen die op ons pad kwam; als waren wij op een verlate goodwill-missie.
Aan het eind van de middag liepen we langs de Abdij van Park Leuven weer binnen. De bezienswaardigheden van de stad zelf (vooral het Groot Begijnhof, werelderfgoed!) lieten we links liggen, omdat we die de vorige dag al hadden bekeken. Wij spoedden ons naar het hotel, voor verfrissing en verschoning alvorens een passende horecagelegenheid op te zoeken. Om even ruimte te scheppen op een nogal overvolle hotelkamer borg ik mijn wandelschoenen in een kast. Dat herinnerde ik me pas weer toen ik, de dag erna, terug was in eigen land. Waarschijnlijk staan ze nu te koop in een kringloopwinkel, of iets dergelijks.
Lezers in Leuven met schoenmaat 48: dit is een buitenkans!
*****************************
Literair cabaretprogramma bij u thuis?
|
||||
© 2009 Frits Hoorweg | ||||
powered by CJ2 |