archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 11 Jaargang 6 26 maart 2009 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > In de tuin | ||||
Zing een lustig lied, klein vogelijn | Theo Capel | |||
Terwijl ik op mijn knieën achter de rhodotypus zat, ook wel de witte kerria genoemd, in een poging tussen het onkruid te ontdekken of de hacquetia weer wou opkomen, hoorde ik het schelle gekwetter van kleine zangvogeltjes. Het bleken koolmezen te zijn die vermoedelijk van plan waren opnieuw het nestkastje bij de buurman te betrekken. De haquetia was niet te vinden en wieden kan altijd wel. Gewoon een beetje de tijd verdoen met naar de vogeltjes kijken trok me meer aan.
Het blad van de hacquetia is frisgroen, de bloemetjes zijn enigszins onbeduidend. Ze lijken op mini-pompoms, maar het geheel oogt aardig op een bescheiden manier. Het is een plant die na de bloei afsterft en dan uit het zicht verdwijnt, net als bijvoorbeeld anemonen. Ik had eigenlijk al afscheid van ze genomen.
Later thuis zag ik op de tuinplattegrond dat het op de betreffende plek ook moeilijk zoeken was geweest naar de hacquetia. Het bleek dat ik ze achter de choisya had geplant, een struik verderop die het nogal armetierig doet bij mij, terwijl hij overal tegen zou moeten kunnen. De proef op de som met planten blijft toch gewoon in de grond zetten en maar afwachten.
Thuis zag ik ook een mooie plaat van een bosuil bij een bespreking van Alle driehonderd Nederlandse vogelsoorten. Voorin zou echter staan dat er 497 verschillende vogels bij ons rondvliegen. Ga je dat controleren, dan vallen er weer andere getallen. Op het internet las ik bijvoorbeeld dat er maar 285 soorten zijn, maar dan schijnt de kip niet te zijn meegeteld.
In mijn onschuld dacht ik dat de bosuil de omslag sierde, maar in de boekhandel bleek dat tot een misverstand te leiden. Op het boek van Kester Freriks staat een punkachtige vogel met een enorme kuif. Het boek was bovendien wegens herdruk niet leverbaar. Er zijn meer mensen die meer van vogels kijken houden dan van tuinieren.
In mijn vorige tuin, of in ieder geval in de tuinen van het blok waar we woonden, zat een bosuil. Niet dat ik hem ooit heb gezien, hoewel ik toch enkele keren in mijn pyjama met een zaklantaarn de tuin ben ingelopen. Het beest liet zich alleen maar horen ('een lang beverig oe-oe-oe-oe’), afgewisseld met een schel geluid.
De plaatjes in het boek komen uit de Iconographia Zoöliga, een verzameling van meer dan 80.000 dierenprenten die in het bezit van de dierentuin Artis waren en nu onderdeel van de collectie van de Amsterdamse universiteitsbibliotheek vormen. Daar is men bezig de collectie te digitaliseren. 'In bewerking' schijnt dat in het vakjargon te heten. Dat kan eindeloos duren en jammer genoeg is er nog geen beginnetje te bewonderen, behalve dan in het vogelboek.
Vergeleken met mijn vorige tuin is het aantal vogelsoorten op de volkstuin erg bescheiden. Geen groene of bonte specht heb ik nog gezien, geen grasmus. Een roodborstje en een winterkoninkje weer wel, maar geen lijster en zeker geen roodborstlijster, die in vogelboeken als transatlantische dwaalgast wordt beschreven en in een koude winter opeens in de tuin zat. 'Het zal wel een koperwiek zijn geweest,' werd er geschamperd, maar het was onomstotelijk een roodborstlijster.
Ons complex is nog te nieuw en zodoend nog te kaal voor een uitgebreide vogelstand. De bomen en struiken moeten nog verder uitgroeien. Eksters en houtduiven voelen zich er al wel thuis, maar daar heb ik niet veel mee op. Een zangvogeltje wil ik horen en een uil zou ik ook niet erg vinden.
********************************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.
Kijk op: www.deleunstoel.nl/donateur.php |
||||
© 2009 Theo Capel | ||||
powered by CJ2 |