archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 11
Jaargang 6
26 maart 2009
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden delen printen terug
Brussel: grandeur en tragiek Peter Schröder

0611BS 56.1
Waarom?
Waarom is het gras groener zodra je als Nederlander de zuidelijke rijksgrens over gaat en in Belgenland belandt? Waarom kan je daar direct terecht in leukere parken, betere restaurants, charmanter steden met prachtige paleizen naast bizarre puinhopen, betere eetwinkels, groots opgezette musea en een overvloed aan monumenten, allemaal zaken die we hier in Nederland moeten missen? Waarom maken onze zuiderburen deel uit van de ouderwetse Europese cultuur waarin vorstenhuizen een artistieke en protserige rol speelden en zijn we hier, min of meer in het gezelschap van onze Scandinavische lotgenoten zoveel soberder bedeeld en ingericht? Waarom daar een Concours Reine Elisabeth en hier een Koninginnedag overspoeld door vrijmarkten met oude meuk? Waarom daar autoritaire misverstanden en hier stroperig gepolder?

Scheiding van geesten
Het begon toen Nederland in de tweede helft van de 16e eeuw opstond tegen het Habsburgse Wereldrijk, de opvolger van de Bourgondische Spektakelstaat waarin Vlaanderen een economische en culturele wereldrol speelde. Wat nu tot de Benelux gerekend wordt, werd toen (1648) gesplitst in een moderne kapitalistische Republiek in het Noorden en een ouderwets Koninkrijk in het Zuiden. En nadat later, na de val van Napoleon, de Grote Europese Mogendheden (Pruisen, Oostenrijk, Rusland en het Verenigd Koninkrijk) bij het Congres van Wenen (1815) de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden weer aan elkaar plakten, lukte het ‘onze’ Willem I niet zijn Verenigd Koninkrijk lang bijeen te houden: in 1830 stonden de zuidelijken op tegen ‘ons’ en haalden voor zichzelf uit het Duitse vorstenreservoir het huis van Saksen Coburg in huis. Dus moeten we het hier doen met Huis ten Bosch (Paleis Soestdijk!), en hebben ze daar in Brussel een Paleis waar de paleizen van Beatrix 3x in passen, om maar te zwijgen van de paleizen in Stuyvenberg en Laeken.

Paleizen voor vorsten en kunst
Hier regenten, kooplieden, doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Daar Standbeelden, Parken, Grote Gebouwen, Luxe, Stijl, hier knusse stadjes. Hier Anton Pieck en Rien Poortvliet, daar Kuifje. Hier berekening, daar megalomanie en vallende hoogmoed. Neem nou kaart 1a, waarop een foto van De Kunstberg in Brussel, boven die trappen de Koudenberg, de traditionele paleizenbuurt van Brussel. De kaart dateert van ongeveer 1910, vijf jaar eerder was er op deze plaats de St. Rochuswijk te zien die (zoals later ook de buurwijk De Marollen) groots en meeslepend door de gemeente gesloopt werd om er iets grootser en meeslependers voor in de plaats te zetten. Beslissingen in de gemeenteraad bleven uit en koning Leopold II zag de Wereldtentoonstelling van 1910 naderen, werd boos en liet op eigen kosten op de braakliggende heuvelrug deze door brede trappen omsloten watervalpartij neerzetten. Wie de trappen oploopt komt uiteindelijk terecht op het Koningsplein, geheel omgeven door kunstpaleizen. De Koninklijke Musea van Schone Kunsten (MSK, van Brueghel tot Spilliaert) zijn er te vinden, naast het Muziekinstrumentenmuseum, met even verderop het Paleis voor de Schone Kunsten (de Bozar kunsthal en theater) en verder de Koninklijke Bibliotheek.

Travertijn
Een mooi project, die Kunstberg, maar net als heel wat meer moois in Brussel achtervolgd door pech. Na de laatste oorlog moest het met die berg nog mooier en meeslepender en werd er een omvangrijk trapsgewijs aflopend plein gemaakt (voltooid in 1965) omgeven door massieve, in het vreselijke travertijn uitgevoerde, bouwblokken (zichtbaar op plaatje 1b). Het lijkt verzonnen in Oostblok hoofden, maar het heet Style International. Bij de bouw van één van die travertijnen blokken, de Koninklijke Bibliotheek (architect Maurice Houyoux), stuitte men op de Nassaukapel (van ‘onze’ Willem de Zwijger!, eerste stenen gelegd in de 16e eeuw) en in een vlaag van mededogen werd de kapel niet gesloopt maar ingebouwd. De kont van de kapel steekt buiten de rooilijn en kwam terecht in een buitengalerij, de rest zit binnen. Op plaatje 1b biedt het Kunstbergplein een zonniger aanblik dan de naargeestige toestand uit het leven van alledag; het plein is behalve lelijk ook snel in de verloedering geraakt: afbrokkelend travertijn, permanente zwervers, afgebroken lantarens, kapotte fontijnen en leeggelopen vijvers. Momenteel krijgt het plein een opknapbeurt.

Tragiek
Een vergelijkbaar geval van verval is te vinden in die andere verbinding van laag naar hoog Brussel: de Ravenstein Gallerij. U komt per trein aan in Brussel0611BS 56.2. Centraal en betreedt een half ondergronds bouwwerk van de vermaarde bouwmeester Victor Horta. Zijn eerste schetsen dateren van 1912, het karwei werd in 1952 afgemaakt door collega Maxine Brunfaut. Het ziet er niet uit! Ook hier verbrokkelend travertijn, bierblikjes en sjofele stadsnomaden! U gaat naar de uitgang Zuid, steekt de Cantersteenstraat over en stapt de Ravenstein Gallerij binnen: een schepping van Alexis en Philippe Dumont. Vijftiger jaren, winkelgalerij met aan het einde een monumentaal trappenhuis. Goed bedoeld, maar de ene winkelier na de andere is vertrokken en rond het trappenhuis weer het gemorste bier en de kartonnen bekertjes en pizzadozen. De trappen komen uit op de Ravensteinstraat tegenover het Paleis voor de Schone Kunsten van alweer Victor Horta. Dat is een intrigerend bouwwerk in Art Deco stijl met een subtiel gebruik van alles wat er aan natuursteen uit de kast te halen valt, maar je ziet het er niet direct aan af. Je moet naar binnen (voor tentoonstellingen vaak langs een vrijwel onvindbare keldertrap aan de Koningstraat) en er een paar dagen voor uittrekken om te zien dat het mooi is.

Hardsteenmassief
Brussel, nu niet het oude Brussel rond de Grote Markt en ook niet het Europese Brussel met zijn glasvlies kantoordozen, maar het Brussel van de 19e eeuwse monarchie van de autoritaire Leopold II. De 19e eeuw was in Europa de laatste goede gelegenheid voor zinvolle doorbraken in grote steden, denk aan die van Haussmann in Parijs, en in Brussel is dat toen ook goed gegaan met mooie boulevards vol mooie huizen. Een ring met radiale boulevards als zichtassen op strategisch opgestelde monumentale gebouwen zoals het Paleis van Justitie ter afsluiting van de Regentschapstraat, de Heilige Hart basiliek op de Koekelberg aan het einde van de Leopold II, de Mariakerk (zie kaart 2a) aan het einde van de Koningsstraat en nog zo het een en ander dat ook letterlijk met kop en schouders boven de gewone bebouwing uitsteekt. Dan hebben we het nog niet eens gehad over het Jubelpark met zijn musea voor kunst en geschiedenis(zie kaart 2b), voor oorlog en voor auto’s. Het is een nogal massieve, protserige architectuur van die monumenten, zo hard als de blauwe hardsteen. De afmetingen zijn megalomaan, maar het geheel zat evenwichtig in elkaar. Veel mooier waren natuurlijk de rond de eeuwwisseling ook op ruime schaal neergezette Art Nouveau huizen van bijvoorbeeld Victor Horta en Paul Hankar. En het Palais Stocklet!

De stad uit
Het leek daar in Brussel zo’n beetje op orde, maar er miste nog een treinverbinding tussen het Noord- en het Zuidstation. En na de laatste wereldoorlog bedachten de vele meer bemiddelde Brusselaren dat ze niet in de stad wilden wonen, maar in een buitenwijk. En ze gingen ook steeds minder naar de mis in die enorme kerken. In het centrum van de stad werd voor die treinverbinding grootschalig gesloopt en tegelijk stroomde de stad behoorlijk leeg. Brussel stond aan de rand van het bankroet en er werd gevoelig bespaard op het onderhoud van al die monumentale gebouwen. Voor het forenzenverkeer werd die binnenring op onbehouwen wijze verbreed. Overal vielen gaten in de steeds bouwvalliger bebouwing, hele appartementenblokken werden uiteindelijk gesloopt, net als het Volkshuis (theater) van Horta (in 1965!) en nog flink wat prachtige Art Nouveau gebouwen. Leek de stad mooi voor elkaar, blijft er van het autoritaire erfgoed een rommeltje over. De wet van de remmende voorsprong.

Gaat het beter?
In het laatste decennium lijkt er iets ten goede te veranderen. Met Belgenland als geheel gaat het minder goed, maar met Brussel lijkt het beter te gaan. Steeds meer yuppen willen weer in die 19e eeuwse appartementen in het centrum wonen (die ze inrichten met de ‘vele oorspronkelijke details’ die er eerst waren uitgesloopt en nu voor veel geld te koop zijn op de Vossenplein vlooienmarkt en bij de antiquairs in de buurt), er wordt gerenoveerd, hersteld en onderhouden. Het wordt natuurlijk nooit meer zoals het was. Yuppen en een gemeentebestuur dat nu iets beter in zijn slappe was zit kunnen natuurlijk nooit de programmatische stedenbouw van de absolutistische monarchie & clerus vervangen. Maar ook in het rommeltje van nu zitten nog veel plekken en gebouwen waar het gras groener is dan hier. In het Jubelpark bijvoorbeeld.
 
*************************************
Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag
is weer gewoon een boekhandel!


© 2009 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Beelden uit soberder tijden" -
Beschouwingen > Beelden uit soberder tijden
Brussel: grandeur en tragiek Peter Schröder
0611BS 56.1
Waarom?
Waarom is het gras groener zodra je als Nederlander de zuidelijke rijksgrens over gaat en in Belgenland belandt? Waarom kan je daar direct terecht in leukere parken, betere restaurants, charmanter steden met prachtige paleizen naast bizarre puinhopen, betere eetwinkels, groots opgezette musea en een overvloed aan monumenten, allemaal zaken die we hier in Nederland moeten missen? Waarom maken onze zuiderburen deel uit van de ouderwetse Europese cultuur waarin vorstenhuizen een artistieke en protserige rol speelden en zijn we hier, min of meer in het gezelschap van onze Scandinavische lotgenoten zoveel soberder bedeeld en ingericht? Waarom daar een Concours Reine Elisabeth en hier een Koninginnedag overspoeld door vrijmarkten met oude meuk? Waarom daar autoritaire misverstanden en hier stroperig gepolder?

Scheiding van geesten
Het begon toen Nederland in de tweede helft van de 16e eeuw opstond tegen het Habsburgse Wereldrijk, de opvolger van de Bourgondische Spektakelstaat waarin Vlaanderen een economische en culturele wereldrol speelde. Wat nu tot de Benelux gerekend wordt, werd toen (1648) gesplitst in een moderne kapitalistische Republiek in het Noorden en een ouderwets Koninkrijk in het Zuiden. En nadat later, na de val van Napoleon, de Grote Europese Mogendheden (Pruisen, Oostenrijk, Rusland en het Verenigd Koninkrijk) bij het Congres van Wenen (1815) de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden weer aan elkaar plakten, lukte het ‘onze’ Willem I niet zijn Verenigd Koninkrijk lang bijeen te houden: in 1830 stonden de zuidelijken op tegen ‘ons’ en haalden voor zichzelf uit het Duitse vorstenreservoir het huis van Saksen Coburg in huis. Dus moeten we het hier doen met Huis ten Bosch (Paleis Soestdijk!), en hebben ze daar in Brussel een Paleis waar de paleizen van Beatrix 3x in passen, om maar te zwijgen van de paleizen in Stuyvenberg en Laeken.

Paleizen voor vorsten en kunst
Hier regenten, kooplieden, doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Daar Standbeelden, Parken, Grote Gebouwen, Luxe, Stijl, hier knusse stadjes. Hier Anton Pieck en Rien Poortvliet, daar Kuifje. Hier berekening, daar megalomanie en vallende hoogmoed. Neem nou kaart 1a, waarop een foto van De Kunstberg in Brussel, boven die trappen de Koudenberg, de traditionele paleizenbuurt van Brussel. De kaart dateert van ongeveer 1910, vijf jaar eerder was er op deze plaats de St. Rochuswijk te zien die (zoals later ook de buurwijk De Marollen) groots en meeslepend door de gemeente gesloopt werd om er iets grootser en meeslependers voor in de plaats te zetten. Beslissingen in de gemeenteraad bleven uit en koning Leopold II zag de Wereldtentoonstelling van 1910 naderen, werd boos en liet op eigen kosten op de braakliggende heuvelrug deze door brede trappen omsloten watervalpartij neerzetten. Wie de trappen oploopt komt uiteindelijk terecht op het Koningsplein, geheel omgeven door kunstpaleizen. De Koninklijke Musea van Schone Kunsten (MSK, van Brueghel tot Spilliaert) zijn er te vinden, naast het Muziekinstrumentenmuseum, met even verderop het Paleis voor de Schone Kunsten (de Bozar kunsthal en theater) en verder de Koninklijke Bibliotheek.

Travertijn
Een mooi project, die Kunstberg, maar net als heel wat meer moois in Brussel achtervolgd door pech. Na de laatste oorlog moest het met die berg nog mooier en meeslepender en werd er een omvangrijk trapsgewijs aflopend plein gemaakt (voltooid in 1965) omgeven door massieve, in het vreselijke travertijn uitgevoerde, bouwblokken (zichtbaar op plaatje 1b). Het lijkt verzonnen in Oostblok hoofden, maar het heet Style International. Bij de bouw van één van die travertijnen blokken, de Koninklijke Bibliotheek (architect Maurice Houyoux), stuitte men op de Nassaukapel (van ‘onze’ Willem de Zwijger!, eerste stenen gelegd in de 16e eeuw) en in een vlaag van mededogen werd de kapel niet gesloopt maar ingebouwd. De kont van de kapel steekt buiten de rooilijn en kwam terecht in een buitengalerij, de rest zit binnen. Op plaatje 1b biedt het Kunstbergplein een zonniger aanblik dan de naargeestige toestand uit het leven van alledag; het plein is behalve lelijk ook snel in de verloedering geraakt: afbrokkelend travertijn, permanente zwervers, afgebroken lantarens, kapotte fontijnen en leeggelopen vijvers. Momenteel krijgt het plein een opknapbeurt.

Tragiek
Een vergelijkbaar geval van verval is te vinden in die andere verbinding van laag naar hoog Brussel: de Ravenstein Gallerij. U komt per trein aan in Brussel0611BS 56.2. Centraal en betreedt een half ondergronds bouwwerk van de vermaarde bouwmeester Victor Horta. Zijn eerste schetsen dateren van 1912, het karwei werd in 1952 afgemaakt door collega Maxine Brunfaut. Het ziet er niet uit! Ook hier verbrokkelend travertijn, bierblikjes en sjofele stadsnomaden! U gaat naar de uitgang Zuid, steekt de Cantersteenstraat over en stapt de Ravenstein Gallerij binnen: een schepping van Alexis en Philippe Dumont. Vijftiger jaren, winkelgalerij met aan het einde een monumentaal trappenhuis. Goed bedoeld, maar de ene winkelier na de andere is vertrokken en rond het trappenhuis weer het gemorste bier en de kartonnen bekertjes en pizzadozen. De trappen komen uit op de Ravensteinstraat tegenover het Paleis voor de Schone Kunsten van alweer Victor Horta. Dat is een intrigerend bouwwerk in Art Deco stijl met een subtiel gebruik van alles wat er aan natuursteen uit de kast te halen valt, maar je ziet het er niet direct aan af. Je moet naar binnen (voor tentoonstellingen vaak langs een vrijwel onvindbare keldertrap aan de Koningstraat) en er een paar dagen voor uittrekken om te zien dat het mooi is.

Hardsteenmassief
Brussel, nu niet het oude Brussel rond de Grote Markt en ook niet het Europese Brussel met zijn glasvlies kantoordozen, maar het Brussel van de 19e eeuwse monarchie van de autoritaire Leopold II. De 19e eeuw was in Europa de laatste goede gelegenheid voor zinvolle doorbraken in grote steden, denk aan die van Haussmann in Parijs, en in Brussel is dat toen ook goed gegaan met mooie boulevards vol mooie huizen. Een ring met radiale boulevards als zichtassen op strategisch opgestelde monumentale gebouwen zoals het Paleis van Justitie ter afsluiting van de Regentschapstraat, de Heilige Hart basiliek op de Koekelberg aan het einde van de Leopold II, de Mariakerk (zie kaart 2a) aan het einde van de Koningsstraat en nog zo het een en ander dat ook letterlijk met kop en schouders boven de gewone bebouwing uitsteekt. Dan hebben we het nog niet eens gehad over het Jubelpark met zijn musea voor kunst en geschiedenis(zie kaart 2b), voor oorlog en voor auto’s. Het is een nogal massieve, protserige architectuur van die monumenten, zo hard als de blauwe hardsteen. De afmetingen zijn megalomaan, maar het geheel zat evenwichtig in elkaar. Veel mooier waren natuurlijk de rond de eeuwwisseling ook op ruime schaal neergezette Art Nouveau huizen van bijvoorbeeld Victor Horta en Paul Hankar. En het Palais Stocklet!

De stad uit
Het leek daar in Brussel zo’n beetje op orde, maar er miste nog een treinverbinding tussen het Noord- en het Zuidstation. En na de laatste wereldoorlog bedachten de vele meer bemiddelde Brusselaren dat ze niet in de stad wilden wonen, maar in een buitenwijk. En ze gingen ook steeds minder naar de mis in die enorme kerken. In het centrum van de stad werd voor die treinverbinding grootschalig gesloopt en tegelijk stroomde de stad behoorlijk leeg. Brussel stond aan de rand van het bankroet en er werd gevoelig bespaard op het onderhoud van al die monumentale gebouwen. Voor het forenzenverkeer werd die binnenring op onbehouwen wijze verbreed. Overal vielen gaten in de steeds bouwvalliger bebouwing, hele appartementenblokken werden uiteindelijk gesloopt, net als het Volkshuis (theater) van Horta (in 1965!) en nog flink wat prachtige Art Nouveau gebouwen. Leek de stad mooi voor elkaar, blijft er van het autoritaire erfgoed een rommeltje over. De wet van de remmende voorsprong.

Gaat het beter?
In het laatste decennium lijkt er iets ten goede te veranderen. Met Belgenland als geheel gaat het minder goed, maar met Brussel lijkt het beter te gaan. Steeds meer yuppen willen weer in die 19e eeuwse appartementen in het centrum wonen (die ze inrichten met de ‘vele oorspronkelijke details’ die er eerst waren uitgesloopt en nu voor veel geld te koop zijn op de Vossenplein vlooienmarkt en bij de antiquairs in de buurt), er wordt gerenoveerd, hersteld en onderhouden. Het wordt natuurlijk nooit meer zoals het was. Yuppen en een gemeentebestuur dat nu iets beter in zijn slappe was zit kunnen natuurlijk nooit de programmatische stedenbouw van de absolutistische monarchie & clerus vervangen. Maar ook in het rommeltje van nu zitten nog veel plekken en gebouwen waar het gras groener is dan hier. In het Jubelpark bijvoorbeeld.
 
*************************************
Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag
is weer gewoon een boekhandel!
© 2009 Peter Schröder
powered by CJ2