archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 10
Jaargang 6
12 maart 2009
Bezigheden > Feuilleton delen printen terug
Bietjes (1) Bert Hiddema

0610BZ Bietjes
Oom Jan kan geen hap door zijn keel krijgen als Ajax verliest. Met zwaar de pest in en een flink stuk in zijn kraag zwalkt hij de hoek van de straat om en opgestookt door het nakaarten bij de bestuurskamer eet hij zelfs geen palingfilet of Kips leverworst.
`Schuift het vijf voet van hem af,' zegt tante Rie.
Oom Jan is geen lid van Ajax. Zogenaamd omdat hij dat niet wil, maar er staat al een advertentie van een concurrerende groenteboer in het Ajax-nieuws, de firma Cruyff in Betondorp. Volgens mijn moeder zou hij niet door de strenge ballotagecommissie komen: `Kijk maar hoe Martijn een gebakken ei eet.'
Met twee handen. Slurpend.
`Zo moet het niet,' wordt me met de paplepel ingegoten.
 
Ik bewonder de manier, waarop oom Jan de produkten en prijzen op de ramen kalkt. De groentewinkel is op de hoek van de Sumatra- en Ombilinstraat en heeft twee grote etalages aan weerszijden van de ingang en om de hoek, in de Sumatrastraat, nog twee grote ramen.
Van asperges, knoflook en paprika heeft nog niemand gehoord, citroenen en bananen zijn schaars, de vitaminen uit sinaasappels worden via lepels levertraan naar binnen gegoten. Des te meer soorten kool, appels en peren zijn voorradig: spruitjes, koolraap en wortels in overvloed.
De aardappelen en groenten gaan direct in de tassen van de klanten of worden verpakt in oude kranten, maar de winkel is voorzien van de allernieuwste snufjes: een schilmachine voor krieltjes, groente kan vers gesneden worden en er wordt niet gewogen op een balans met gewichten, maar op een weegschaal van de firma Berkel die aan het plafond is bevestigd.
Diepvriesspinazie en -bonen zijn ruim voorhanden in koelvitrines. Net als bitterballen, huzaren-, zalm- en Baltische salade, Russische eitjes, ijslolly's en Kartoffelsalad: `Echt Duits.'
Blikken met groente, schijven ananas en ander fruit staan binnen handbereik uitgestald op planken achter de toonbank, afgewisseld met potten augurken, doppertjes en zilveruitjes.
Flessen met Rangsnoepjes van de soorten die Martijn graag lust staan zo strategisch opgesteld dat het wisselgeld van de klanten daaraan besteed kan worden. Alle mogelijke soorten limonade, van gazeuse die prikt in je neus via siroop tot de kleine, duurdere flesjes: cassis en cerise van Hero, Seven-up, Perl en Sinas staan verleidelijk uitgestald.
Coca-Cola dat veertien cent per flesje kost, is het summum voor ons allemaal. Wie het net zo koud drinkt als op de reclamefoto's waant zich de topscorer in een ijshockeymatch! Voor de juiste kroonkurken krijg je echte voetballers. Geen foto's of tekeningen, maar echte plastic mannetjes die op een soort tribune kunnen staan. Aan de muur hangt een telefoon, de enige in de straat, en op de deur zit een elektrische bel.
Het koken van de bietjes gaat nog op de oude manier, zodat niet alleen de bijkeuken, maar ook het woonhuis - twee kamers en een alkoof achter de winkel - doortrokken is van een weeïge geur die dagenlang blijft hangen en in al je kleren gaat zitten.
 
Zomers wordt de toonbank opgefleurd met bosjes radijs en trosjes druiven, 's winters staan er grote blikken met zuurkool en het hele jaar door blikken met zure bommen en rijen van kleine doosjes met rozijnen, die afgewisseld worden met tubes mayonaise en opzij daarvan langwerpige doosjes met dadels.
`Wat zijn dat?' vraag ik.
`Fruit,' legt oom Jan uit, die met spataderen kampt, omdat hij de hele dag moet staan.
`Soort snoep,' meent tante Rie. Ze kreunt niet vanwege haar slechte gebit, maar heeft pijnlijke armen vanwege het ijskoude water, waarin ze de groenten moet wassen.
Martijn weet dat dadels uit warme landen komen: `De Tropen.'
Zijn vader knikt in zijn sas.
`Ze groeien aan palmbomen in oases!' roept mijn neef.
`Dat leert hij op school,' lacht tante Rie breed.
`Zeker op de Batjanschool,' zegt mijn moeder naderhand. Ze kan er niet over uit dat haar drie jaar oudere zuster Rie zich door haar zoontje laat tutoyeren (`dat leert hij zeker ook op school') en kan niet nalaten haar zuster te melden dat de juffrouw van de kleuterschool al `een professor' in mij zag.
 
Het woord achterstandswijk bestaat nog niet, driekwart van Amsterdam is het.
In de Indische Buurt lopen vrouwen met hoofddoeken, mannen rochelen op straat en jongens beginnen al jong te roken, terwijl ze op straat rondhangen, omdat de huizen zo klein en vol zijn.
Vlees is zo'n luxe dat woensdag nog geen gehaktdag is, vis wordt alleen op vrijdag gegeten, behalve haring waar je mee doodgegooid wordt. De honger moet gestopt worden met aardappelen, groente en jus, die nog van zondag is.
Vrouwen in de buurt zijn modinette, werkster of meisje van Verkade, de gesneden groenten van Oom Jan zijn een uitkomst. Hij maakt de juiste grapjes, leeft mee met lief en leed en is vriendelijk en behulpzaam. Op de markthallen aan de Jan van Galenstraat is hij getapt. Hij koopt goed in en weet alles tegen een goede prijs kwijt te raken. Hij gunt iedereen het zijne, op zaterdagmiddag houdt hij een soort uitverkoop voor mensen met weinig geld en wat hij over heeft zet hij zo neer op de stoeprand dat echt arme drommels het mee kunnen nemen. Daarna slaat hij in de bijkeuken snel een oude klare achterover, zodat hij met het gemoed van een soort sociaal werker avant la lettre aan de schoonmaak kan beginnen.
Ze leven er goed van en gaan overal heen met de vrachtwagen, een open bak met een bruin dekzeil en wielen die naar binnen staan voordat de bedden, stoelen en opklaptafel, koffers, tassen en kisten worden ingeladen en wij daarop, ertussen en ervoor plaats mogen nemen.
`Maar niet staan!'
Tante Rie krijgt al een hartverzakking als ze eraan denkt en mijn moeder ook als ze ons nawuift.
 
De winkel is op woensdagmiddag gesloten, 's middags zijn ze om een uur of twee klaar. Het hangt ervan af hoe lang het schoonmaken duurt.
Daarna gaan ze uit rijden en stoppen ergens langs de kant van de weg om vanuit de berm te kijken naar andere auto's die langsrijden en te zwaaien naar collega's of mensen die naar hun zwaaien. Bermtoerisme wordt het in de krant genoemd.
Omdat Martijn zich snel verveelt mogen al zijn vriendjes mee. We gaan naar Volendam en Enkhuizen, over het Noordzeekanaal met de pont van de Hemweg en over de grote weg langs Zaandam, Zaandijk, Koog aan de Zaan en andere plaatsen van de spoorlijn die we op school uit ons hoofd moeten leren. Een keer in de maand is de bestemming Julianadorp, waar oom Jan voor zijn spataderen wordt behandeld door de enige man in Nederland die dat kan, terwijl wij ons vaste partijtje afwerken tegen een ploeg dorpsjongens die hun dolle, witharige linksbuiten Monus noemen of misschien heet hij echt wel zo.
Omdat we altijd winnen rijden we in the winning mood terug.
`Niet staan hoor,' gilt tante Rie.
Mijn moeder heeft ook liever dat we verliezen.
We voetballen partijtjes-tegen op bijna alle Hollandse stranden, gaan kopje onder in diverse brandingen en eten geregeld verse schol die tante Rie ergens in een bos bruinbakt op een primus of een kampvuurtje dat oom Jan stiekem tussen de struiken stookt.
We gaan naar de Veluwe om echte bloed- en Gelderse worst te kopen, kippen en konijnen bij een boer die de kop eraf hakt en ze dan een stukje op het erf laat lopen, terwijl Martijn tegen zijn moeder opmerkt:
`Hij praat zoals jij.'
`Dat mag je niet zeggen,' zegt oom Jan.
`Wel denken dan?'
`Martijn denkt alleen maar goeie dingen, hè Martijn.'
`Ik denk alleen maar aan...'
Ik hou mijn adem in.
`Voetballen.'
Net zei hij nog neuken.
Op de terugweg, bij Garderen, nemen we een militair mee die in Stroe is gelegerd en ondanks het liftverbod voor militairen met zijn duim omhoog in de berm staat. Hij wil naar een concert van Nat King Cole in het Concertgebouw.
Martijn begint op de manier van Frankie Laine `Answer Me' te zingen.
`Dat niet,' zegt de lifter misprijzend bij Martijns Lord above. `Maar jazz.'
Het woord blijft hangen: jazz.
Thuis noemen ze het minachtend kattengejank, dan moet het wel goed zijn.
Jazz is berucht sinds het concert van Lionel Hampton in de Apollohal toen het publiek massaal van de kook raakte en het orkest door het podium zakte, terwijl het Flying Home bleef spelen. Ondanks de politiefluitjes die op de live-elpee te horen zijn.
 
(Bovenstaand fragment komt uit een roman in wording die ‘Een klein ploegje’ gaat heten.)
 
***************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php


© 2009 Bert Hiddema meer Bert Hiddema - meer "Feuilleton"
Bezigheden > Feuilleton
Bietjes (1) Bert Hiddema
0610BZ Bietjes
Oom Jan kan geen hap door zijn keel krijgen als Ajax verliest. Met zwaar de pest in en een flink stuk in zijn kraag zwalkt hij de hoek van de straat om en opgestookt door het nakaarten bij de bestuurskamer eet hij zelfs geen palingfilet of Kips leverworst.
`Schuift het vijf voet van hem af,' zegt tante Rie.
Oom Jan is geen lid van Ajax. Zogenaamd omdat hij dat niet wil, maar er staat al een advertentie van een concurrerende groenteboer in het Ajax-nieuws, de firma Cruyff in Betondorp. Volgens mijn moeder zou hij niet door de strenge ballotagecommissie komen: `Kijk maar hoe Martijn een gebakken ei eet.'
Met twee handen. Slurpend.
`Zo moet het niet,' wordt me met de paplepel ingegoten.
 
Ik bewonder de manier, waarop oom Jan de produkten en prijzen op de ramen kalkt. De groentewinkel is op de hoek van de Sumatra- en Ombilinstraat en heeft twee grote etalages aan weerszijden van de ingang en om de hoek, in de Sumatrastraat, nog twee grote ramen.
Van asperges, knoflook en paprika heeft nog niemand gehoord, citroenen en bananen zijn schaars, de vitaminen uit sinaasappels worden via lepels levertraan naar binnen gegoten. Des te meer soorten kool, appels en peren zijn voorradig: spruitjes, koolraap en wortels in overvloed.
De aardappelen en groenten gaan direct in de tassen van de klanten of worden verpakt in oude kranten, maar de winkel is voorzien van de allernieuwste snufjes: een schilmachine voor krieltjes, groente kan vers gesneden worden en er wordt niet gewogen op een balans met gewichten, maar op een weegschaal van de firma Berkel die aan het plafond is bevestigd.
Diepvriesspinazie en -bonen zijn ruim voorhanden in koelvitrines. Net als bitterballen, huzaren-, zalm- en Baltische salade, Russische eitjes, ijslolly's en Kartoffelsalad: `Echt Duits.'
Blikken met groente, schijven ananas en ander fruit staan binnen handbereik uitgestald op planken achter de toonbank, afgewisseld met potten augurken, doppertjes en zilveruitjes.
Flessen met Rangsnoepjes van de soorten die Martijn graag lust staan zo strategisch opgesteld dat het wisselgeld van de klanten daaraan besteed kan worden. Alle mogelijke soorten limonade, van gazeuse die prikt in je neus via siroop tot de kleine, duurdere flesjes: cassis en cerise van Hero, Seven-up, Perl en Sinas staan verleidelijk uitgestald.
Coca-Cola dat veertien cent per flesje kost, is het summum voor ons allemaal. Wie het net zo koud drinkt als op de reclamefoto's waant zich de topscorer in een ijshockeymatch! Voor de juiste kroonkurken krijg je echte voetballers. Geen foto's of tekeningen, maar echte plastic mannetjes die op een soort tribune kunnen staan. Aan de muur hangt een telefoon, de enige in de straat, en op de deur zit een elektrische bel.
Het koken van de bietjes gaat nog op de oude manier, zodat niet alleen de bijkeuken, maar ook het woonhuis - twee kamers en een alkoof achter de winkel - doortrokken is van een weeïge geur die dagenlang blijft hangen en in al je kleren gaat zitten.
 
Zomers wordt de toonbank opgefleurd met bosjes radijs en trosjes druiven, 's winters staan er grote blikken met zuurkool en het hele jaar door blikken met zure bommen en rijen van kleine doosjes met rozijnen, die afgewisseld worden met tubes mayonaise en opzij daarvan langwerpige doosjes met dadels.
`Wat zijn dat?' vraag ik.
`Fruit,' legt oom Jan uit, die met spataderen kampt, omdat hij de hele dag moet staan.
`Soort snoep,' meent tante Rie. Ze kreunt niet vanwege haar slechte gebit, maar heeft pijnlijke armen vanwege het ijskoude water, waarin ze de groenten moet wassen.
Martijn weet dat dadels uit warme landen komen: `De Tropen.'
Zijn vader knikt in zijn sas.
`Ze groeien aan palmbomen in oases!' roept mijn neef.
`Dat leert hij op school,' lacht tante Rie breed.
`Zeker op de Batjanschool,' zegt mijn moeder naderhand. Ze kan er niet over uit dat haar drie jaar oudere zuster Rie zich door haar zoontje laat tutoyeren (`dat leert hij zeker ook op school') en kan niet nalaten haar zuster te melden dat de juffrouw van de kleuterschool al `een professor' in mij zag.
 
Het woord achterstandswijk bestaat nog niet, driekwart van Amsterdam is het.
In de Indische Buurt lopen vrouwen met hoofddoeken, mannen rochelen op straat en jongens beginnen al jong te roken, terwijl ze op straat rondhangen, omdat de huizen zo klein en vol zijn.
Vlees is zo'n luxe dat woensdag nog geen gehaktdag is, vis wordt alleen op vrijdag gegeten, behalve haring waar je mee doodgegooid wordt. De honger moet gestopt worden met aardappelen, groente en jus, die nog van zondag is.
Vrouwen in de buurt zijn modinette, werkster of meisje van Verkade, de gesneden groenten van Oom Jan zijn een uitkomst. Hij maakt de juiste grapjes, leeft mee met lief en leed en is vriendelijk en behulpzaam. Op de markthallen aan de Jan van Galenstraat is hij getapt. Hij koopt goed in en weet alles tegen een goede prijs kwijt te raken. Hij gunt iedereen het zijne, op zaterdagmiddag houdt hij een soort uitverkoop voor mensen met weinig geld en wat hij over heeft zet hij zo neer op de stoeprand dat echt arme drommels het mee kunnen nemen. Daarna slaat hij in de bijkeuken snel een oude klare achterover, zodat hij met het gemoed van een soort sociaal werker avant la lettre aan de schoonmaak kan beginnen.
Ze leven er goed van en gaan overal heen met de vrachtwagen, een open bak met een bruin dekzeil en wielen die naar binnen staan voordat de bedden, stoelen en opklaptafel, koffers, tassen en kisten worden ingeladen en wij daarop, ertussen en ervoor plaats mogen nemen.
`Maar niet staan!'
Tante Rie krijgt al een hartverzakking als ze eraan denkt en mijn moeder ook als ze ons nawuift.
 
De winkel is op woensdagmiddag gesloten, 's middags zijn ze om een uur of twee klaar. Het hangt ervan af hoe lang het schoonmaken duurt.
Daarna gaan ze uit rijden en stoppen ergens langs de kant van de weg om vanuit de berm te kijken naar andere auto's die langsrijden en te zwaaien naar collega's of mensen die naar hun zwaaien. Bermtoerisme wordt het in de krant genoemd.
Omdat Martijn zich snel verveelt mogen al zijn vriendjes mee. We gaan naar Volendam en Enkhuizen, over het Noordzeekanaal met de pont van de Hemweg en over de grote weg langs Zaandam, Zaandijk, Koog aan de Zaan en andere plaatsen van de spoorlijn die we op school uit ons hoofd moeten leren. Een keer in de maand is de bestemming Julianadorp, waar oom Jan voor zijn spataderen wordt behandeld door de enige man in Nederland die dat kan, terwijl wij ons vaste partijtje afwerken tegen een ploeg dorpsjongens die hun dolle, witharige linksbuiten Monus noemen of misschien heet hij echt wel zo.
Omdat we altijd winnen rijden we in the winning mood terug.
`Niet staan hoor,' gilt tante Rie.
Mijn moeder heeft ook liever dat we verliezen.
We voetballen partijtjes-tegen op bijna alle Hollandse stranden, gaan kopje onder in diverse brandingen en eten geregeld verse schol die tante Rie ergens in een bos bruinbakt op een primus of een kampvuurtje dat oom Jan stiekem tussen de struiken stookt.
We gaan naar de Veluwe om echte bloed- en Gelderse worst te kopen, kippen en konijnen bij een boer die de kop eraf hakt en ze dan een stukje op het erf laat lopen, terwijl Martijn tegen zijn moeder opmerkt:
`Hij praat zoals jij.'
`Dat mag je niet zeggen,' zegt oom Jan.
`Wel denken dan?'
`Martijn denkt alleen maar goeie dingen, hè Martijn.'
`Ik denk alleen maar aan...'
Ik hou mijn adem in.
`Voetballen.'
Net zei hij nog neuken.
Op de terugweg, bij Garderen, nemen we een militair mee die in Stroe is gelegerd en ondanks het liftverbod voor militairen met zijn duim omhoog in de berm staat. Hij wil naar een concert van Nat King Cole in het Concertgebouw.
Martijn begint op de manier van Frankie Laine `Answer Me' te zingen.
`Dat niet,' zegt de lifter misprijzend bij Martijns Lord above. `Maar jazz.'
Het woord blijft hangen: jazz.
Thuis noemen ze het minachtend kattengejank, dan moet het wel goed zijn.
Jazz is berucht sinds het concert van Lionel Hampton in de Apollohal toen het publiek massaal van de kook raakte en het orkest door het podium zakte, terwijl het Flying Home bleef spelen. Ondanks de politiefluitjes die op de live-elpee te horen zijn.
 
(Bovenstaand fragment komt uit een roman in wording die ‘Een klein ploegje’ gaat heten.)
 
***************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php
© 2009 Bert Hiddema
powered by CJ2