archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 3 Jaargang 6 13 november 2008 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Lopen | ||||
Laaglandspieren zonder geheugen | Katharina Kouwenhoven | |||
Het was op voorstel van mijn dochter, want anders was ik niet nog een derde keer op vakantie gegaan dit jaar. Moesten wij niet eens samen zo'n wandelvakantie doen?
Het leek mij een prima idee, vooral omdat het in oktober was. Dat is eigenlijk mijn favoriete vakantiemaand.
Zij stelde Mallorca voor. Mallorca wekte bij mij echter vooral associaties met massatoerisme op, zoals aan de oostkust van Spanje. Eindeloze stranden, boulevards volgestouwd met hotels en appartementencomplexen, disco's, Hollandse kroketten en in dit geval veel bratwurst, want Mallorca zou geheel en al in Duitse handen zijn.
Dat laatste bleek inderdaad het geval en het eerste bleek ten dele waar.
Het massatoerisme op Mallorca vindt slechts plaats aan één kant van het eiland, de oostkant, en blijft daar ook voornamelijk toe beperkt. De westkant is tamelijk ongerept. Er zijn namelijk geen stranden. De kust is er grillig en rotsachtig, met hier en daar een baai, en aansluitend een bergkam met veel hoogteverschillen. Hoewel er wel toeristen komen zijn de dorpen er betrekkelijk onaangetast. En de toeristen die er komen, voornamelijk dus Duitsers, houden van wandelen. Veel anders valt er namelijk niet te doen.
De Mallorcaan is niet erg gecharmeerd van zijn Duitse bezetters en de meesten weigeren Duits te spreken. De voorgangers van de Duitsers, de Britten, vielen veel meer in de smaak. Zodoende spreken de Mallorcanen wel Engels en vaak ook Frans en natuurlijk Spaans, hoewel zij zich onderling onderhouden in het Catalaans.
Eerlijk gezegd vind ik het zelf ook geen pretje om in een restaurant geheel omringd te zijn door Duitsers, die vaak erg luidruchtig en nadrukkelijk blijk geven van hun aanwezigheid. En de meesten zijn nog lelijker dan de doorsnee Brit.
Hoe je het eiland ook benadert, vanuit de lucht of met de veerpont uit Barcelona, doorgaans zul je aankomen in Palma, de hoofdstad van Mallorca. Van Palma heb ik niet veel gezien, maar het zag er niet erg aantrekkelijk uit. Niet oud genoeg. En het oudste deel bestond voornamelijk uit winkelstraten, waar je precies dezelfde dingen kunt kopen als in Nederland.
Vanaf het busstation in Palma vertrokken wij naar onze eerste halteplaats Valldemossa, ongeveer 30 kilometer noordwestelijk van Palma. Zo konden we vast een beetje kennis maken met de streek. Valldemossa bleek een heel mooi dorp, zo'n beetje tegen een berg opgeplakt en met veel hoogteverschillen. Bijna overal had je een prachtig uitzicht over een vallei die bij zee eindigde. De eerste wandeling ging om Valldemossa heen, dat we zodoende steeds vanaf een ander punt konden bewonderen. Op zo'n eerste wandeling kun je je nooit goed voorbereiden. Je weet dat je moet klimmen en afdalen en dat heb je inmiddels wel vaker gedaan, maar onze laaglandspieren schijnen daar geen geheugen voor te hebben. Na drie maanden niet geklommen te hebben schrikken die spieren zich dood en beginnen al snel te protesteren. Dat wordt tijdens het klimmen wel minder, maar daarna bij de afdaling weer erger want daar wennen je spieren helemaal nooit aan. We gingen niettemin in een gestaag tempo omhoog en passeerden verschillende prachtige uitzichtpunten, vanwaar je ver over zee kon kijken. Het was bovendien schitterend weer.
De volgende dag werden we per taxi naar het kunstenaarsdorp Deia gebracht. Dat ligt nog iets hoger in de bergen en alle huizen hebben een terras met prachtig uitzicht. Zo leek het althans. Vandaar liepen we naar de kust, naar Port de Soller. Hoewel de kustweg ook stijgt en daalt, is het lopen er minder zwaar, omdat het op- en neergaan elkaar sneller afwisselt en er hier en daar nog wel eens een vlak stukje - vals - plat tussen zit.
Port de Soller is nieuw. Het is gebouwd rondom een baai, waarin een rivier uitmondt (als er water in zit) en waar een stukje strand is. In ons hotel werden we ontvangen door Nederlands sprekend personeel, 's avonds een Mallorcaan, die in Maastricht had gestudeerd en 's morgens gewoon een Hollander, die daar al jaren werkte.
Van Port de Soller reisden we met een trammetje naar Soller, dat wat meer het binnenland in ligt. Soller is wel een authentiek stadje en heel aantrekkelijk. Vandaar liepen we naar het diepe, kale dal van Balitx, dat ons verkocht werd als 'adembenemend', maar dat ik vooral ervoer als claustrofobisch. We brachten er twee nachten door op een 16e eeuwse finca, waar we noodgedwongen ook de avondmaaltijd nuttigden. Afgezien van het gestoofde konijn, van een exemplaar waarvan we even ervoor de verwanten nog bewonderd hadden, schafte dat de bekende streekpot - in alle streken in Spanje is het streekgerecht altijd hetzelfde – iets met bonen en veel kool. Van dat soort armelui's eten ben ik niet zo gediend. Zodra je het je kunt permitteren eet je tenslotte ook geen stampotten meer, al wordt nog zo hardnekkig geprobeerd deze te verkopen als 'typisch Hollandse delicatessen'.
Na de eerste nacht op die finca wachtte ons weer een wandeling naar de kust. Hiervoor moesten we echter eerst dat dal uitkruipen, soms bijna letterlijk op handen en voeten. Maar daarna volgde weer dat kustpad met zijn fantastische uitzichtjes. Ook hier bestond de beloning uit een baai met een strandje, waar je zwemmen kon en tevens uit een echt restaurant om te lunchen. Op wandeltochten is dat wel het toppunt van gelukzaligheid: de aanwezigheid van een (goed) restaurant(je) precies op het moment dat je wilt eten. Je treft onderweg natuurlijk wel vaker eetgelegenheden (maar zeker niet dagelijks) doch zelden op het goede tijdstip. Wanneer je net ontbeten hebt of kort voor het avondeten. Dit was dus precies goed. Daarna liepen we weer terug naar onze finca, vanwaar we de volgende dag gelukkig per automobiel het dal zouden verlaten.
Die nacht brak er echter een ongekend noodweer los. De wind joeg met kracht 12 door het dal en de regen gutste neer. Een soort regen waartegen je regenkleding niet langer dan vijf minuten bestand is. Wandelen was onmogelijk, want veel te gevaarlijk. De auto bracht ons daarom niet alleen het dal uit, maar vervoerde ons naar onze volgende halteplaats Orient. Daar konden we niet anders dan een dagje rondhangen, nog eens uitgebreid lunchen, een kerkje bekijken en paden inslaan die allemaal doodliepen. De volgende dag was het weer normaal weer, zodat we konden wandelen naar Castell d'Alaró en een nog hoger gelegen kapelletje. Daarna konden we een bezoek brengen aan herberg Es Verger, wat ons verkocht werd als - alweer - een adembenemende, authentieke belevenis. In een oude, grote stal zat je aan lange tafels, met niets dan Duitsers, typische Mallorcaanse soep van brood en kool te eten, of natuurlijk gestoofd schaap.
Hoewel we via dezelfde weg weer terugkeerden leek het toch totaal anders. Een onbegaanbaar pad beklimmen is iets anders dan hetzelfde pad afdalen en omgekeerd. Het was onze laatste heldendaad, die we later op de avond gevierd hebben met de hoteleigenaar en een deel van zijn voorraad 'Hierba', een weerzinwekkende kruidendrank, waarbij vergeleken onze Berenburger lijkt op groene thee.
De volgende dag weer naar huis. Zo'n hangdag die je het beste doorkomt met een lichte kater. Ik was heel tevreden over dit uitstapje, want ik heb er verschillende dingen van geleerd. Mijn dochter kan beter lopen dan ik, en zo hoort het ook, en naarmate ik vaker in Spanje kom, vind ik dat land steeds leuker.
*********************************
Alles over wandelen op www.wandelpad.nl |
||||
© 2008 Katharina Kouwenhoven | ||||
powered by CJ2 |