archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 20
Jaargang 5
25 september 2008
Bezigheden > Lopen delen printen terug
De 'locals' gaan als gemzen Katharina Kouwenhoven

0520BZ Lake District
Voor wie niet goed tegen de warmte kan en toch een week wil wandelen ligt het voor de hand een gebied in Groot Brittannië te overwegen, waar je verzekerd bent van slecht weer. Zelf kan ik redelijk goed tegen hitte, maar mijn wandelpartner is daar minder van gecharmeerd, zodat zij de kans dat je dagen achtereen in de regen moet lopen graag op de koop toe neemt. En Engeland is een wandelland bij uitstek, want nergens is er zo'n uitgestrekt netwerk van voetpaden.

Er waren verschillende opties, zoals Cornwall, de Oostkust, de Muur van Hadrianus en het Lake District. Waarom de keuze uiteindelijk viel op het Lake District weet ik eigenlijk niet meer. Feitelijk wist ik niet eens waar het zich precies bevond. Het was een verrassing voor me dat het in het Noordwesten bleek te liggen en niet in het midden, zoals ik altijd gedacht had. Dat was trouwens niet de enige verrassing. Bij 'meren' denk je toch al snel aan laag en vlak land. In het Lake District bevinden zich echter de hoogste bergen van Engeland en er moet flink geklommen worden.

In het Noordwesten van Engeland is het dus, zo'n beetje tussen Carlisle, vlak bij de grens met Schotland en Lancaster in het Zuiden. Aangenomen dat je naar Engeland vliegt, is de netto reistijd maar drie-en-een-half uur, een uur vliegen en twee-en-een-half uur treinen. Je doet er echter veel langer over; als je treint vanuit Liverpool moet je namelijk tweemaal overstappen en dat levert aanzienlijke vertragingen op, want - zoals ik laatst ergens las - het enige dat je van het spoor in Engeland zeker weet is dat het duur is. En hoe later op een dag je vliegt hoe groter de kans op vertraging van het vliegtuig.

Het Lake District is niet alleen aantrekkelijk vanwege de enorme meren die er zich bevinden. Het gehele landschap is zeer gevarieerd. Aan de Oostzijde is het vooral heuvelachtig en naar het Westen toe gaan de heuvels over in bergen. Dat berglandschap is aanvankelijk nogal ruim opgezet. De dalen zijn breed en de bergen verdringen elkaar niet en zijn hier nog bedekt met sappig groen gras en varens. Nog verder naar het Westen verandert dat dramatisch. De bergen worden hoge, steile steenmassa's, waar nog maar een enkel grassprietje op gedijt, en ze omsluiten nauwe dalen, die vaak slechts bestaan uit een snelstromende beek. Dat deel van het Lake District is zo onherbergzaam dat er geen wegen zijn. Het is van God en alle mensen verlaten. Behalve de grote boodschappen van schapen en runderen kom je er niets tegen.

Alleen zo nu en dan een andere wandelaar. Gelukkig maar, want als er iets gebeurt ben je daarvan afhankelijk; je mobiele telefoon heeft er geen bereik. Ergens in het midden van deze woestenij bevindt zich een hotel, restaurant, pub, waar de wandelaars elkaar treffen en ietsje verder een boerderij met Bed & Breakfast faciliteiten. Die boerderij wordt geheel ingesloten door die hoge steenklompen en het uitzicht daar is het meest troosteloze dat ik ooit heb gehad. Zelfs de grootste optimist zou daar zelfmoordneigingen krijgen, hoewel het boerenechtpaar dat er de scepter zwaait er geen last van schijnt te hebben. Ik moet er niet aan denken hoe het daar in de winter zal zijn. Een Nederlands echtpaar, dat we er tegenkwamen, vond het 'lekker ruig'.
Trek je die dreigende steenmassa’s over, verder naar het Westen, dan sta je plotseling oog in oog met de Ierse zee.

Sommige meren zijn geheel ongerept, maar aan de grootste is veel te doen. Je kunt ze oversteken met de ferry, of ze in het rond varen, je kunt er roeiboten, kano's en motorbootjes huren, je kunt er in zwemmen (hoewel het water steenkoud is) en zonnen op de stenen strandjes aan de kant en soms kun je er helemaal omheen wandelen. Dat wordt allemaal gedaan. En natuurlijk wordt er veel gepicknickt. De plaatsjes die aan die meren liggen hebben veel weg van badplaatsen.

Het wandelen zelf was zwaar. Niet alleen door het stijgen en dalen - soms loop je tegen een muur op - maar vooral door de toestand van de wandelpaden. Het woord 'pad' is voor de meeste ervan geheel misplaatst, want het zijn vaak niet meer dan beekjes, al dan niet drooggevallen, bedekt met grote en kleine keien. Of het zijn passages over drassige veengronden, die vaak niet of nauwelijks als pad herkenbaar zijn.
Als ook de weersomstandigheden tegenzaten - mist hoog in de bergen, urenlange slagregens - legde je in een uur nog geen twee kilometer af, terwijl je de locals als gemzen naar boven zag razen. Kinderen van een jaar of vier klauterden met het grootste gemak die stenen op, net als hoogbejaarden. Het zou uiterst demoraliserend geweest zijn als die prettig gestoorde Engelsen niet zo vriendelijk waren. Zowel wanneer ze je passeerden als wanneer ze je tegemoet liepen, ze bleven altijd even staan om een praatje te maken. Waar kwam je vandaan, waar ging je naartoe, wat ging je verder doen, excuses voor het slechte weer en optimistische mededelingen over de afstand die je nog af moest leggen om de top te bereiken. 'Just another half a mile, that's all.' Na een paar uur klimmen dreigde de moed ons in de schoenen te zakken bij zo'n mededeling. Maar we gaven niet op, liepen door en bereikten zonder kleerscheuren, maar niet zelden half doorweekt, het eindpunt om direct de eerste de beste pub in te duiken. Want pubs waren er gelukkig overal. En je kon er in de pubs goed eten. Vooral het lokale lamsvlees was onovertroffen.

De derde dag van ons verblijf begon de wandeling met een reisje naar de kust met het meest bizarre treintje dat ik ooit heb gezien, een miniatuur stoomtreintje waarop twee volwassenen, een machinist en een conducteur, treintje speelden. Het locje, ongeveer twee meter lang, trok een stuk of wat wagonnetjes, waarin een volwassene zich op een bankje kon opvouwen of de wind trotseren in een open rijtuigje. Dit uitje trok natuurlijk veel ouders met kinderen, maar ook veel hoogbejaarden en meervoudig gehandicapten. Van de kust liepen we terug langs verschillende Romeinse resten, die daar ook in ruime mate voorhanden zijn, naar onze B&B, dat zich bevond naast een weiland waarin een aantal varkens zomaar vrij rondliep. Hele bijzonder varkens bovendien, half zwart, half beige. Dat was een moment van oprecht geluk, want ik heb in jaren geen 'vrije' varkens meer gezien.
Het Lake District, ik kan het iedereen aanraden. Het weer kan er, volgens zeggen, ook heel aangenaam zijn.
 
*******************
Beetje tot rust komen?


© 2008 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
De 'locals' gaan als gemzen Katharina Kouwenhoven
0520BZ Lake District
Voor wie niet goed tegen de warmte kan en toch een week wil wandelen ligt het voor de hand een gebied in Groot Brittannië te overwegen, waar je verzekerd bent van slecht weer. Zelf kan ik redelijk goed tegen hitte, maar mijn wandelpartner is daar minder van gecharmeerd, zodat zij de kans dat je dagen achtereen in de regen moet lopen graag op de koop toe neemt. En Engeland is een wandelland bij uitstek, want nergens is er zo'n uitgestrekt netwerk van voetpaden.

Er waren verschillende opties, zoals Cornwall, de Oostkust, de Muur van Hadrianus en het Lake District. Waarom de keuze uiteindelijk viel op het Lake District weet ik eigenlijk niet meer. Feitelijk wist ik niet eens waar het zich precies bevond. Het was een verrassing voor me dat het in het Noordwesten bleek te liggen en niet in het midden, zoals ik altijd gedacht had. Dat was trouwens niet de enige verrassing. Bij 'meren' denk je toch al snel aan laag en vlak land. In het Lake District bevinden zich echter de hoogste bergen van Engeland en er moet flink geklommen worden.

In het Noordwesten van Engeland is het dus, zo'n beetje tussen Carlisle, vlak bij de grens met Schotland en Lancaster in het Zuiden. Aangenomen dat je naar Engeland vliegt, is de netto reistijd maar drie-en-een-half uur, een uur vliegen en twee-en-een-half uur treinen. Je doet er echter veel langer over; als je treint vanuit Liverpool moet je namelijk tweemaal overstappen en dat levert aanzienlijke vertragingen op, want - zoals ik laatst ergens las - het enige dat je van het spoor in Engeland zeker weet is dat het duur is. En hoe later op een dag je vliegt hoe groter de kans op vertraging van het vliegtuig.

Het Lake District is niet alleen aantrekkelijk vanwege de enorme meren die er zich bevinden. Het gehele landschap is zeer gevarieerd. Aan de Oostzijde is het vooral heuvelachtig en naar het Westen toe gaan de heuvels over in bergen. Dat berglandschap is aanvankelijk nogal ruim opgezet. De dalen zijn breed en de bergen verdringen elkaar niet en zijn hier nog bedekt met sappig groen gras en varens. Nog verder naar het Westen verandert dat dramatisch. De bergen worden hoge, steile steenmassa's, waar nog maar een enkel grassprietje op gedijt, en ze omsluiten nauwe dalen, die vaak slechts bestaan uit een snelstromende beek. Dat deel van het Lake District is zo onherbergzaam dat er geen wegen zijn. Het is van God en alle mensen verlaten. Behalve de grote boodschappen van schapen en runderen kom je er niets tegen.

Alleen zo nu en dan een andere wandelaar. Gelukkig maar, want als er iets gebeurt ben je daarvan afhankelijk; je mobiele telefoon heeft er geen bereik. Ergens in het midden van deze woestenij bevindt zich een hotel, restaurant, pub, waar de wandelaars elkaar treffen en ietsje verder een boerderij met Bed & Breakfast faciliteiten. Die boerderij wordt geheel ingesloten door die hoge steenklompen en het uitzicht daar is het meest troosteloze dat ik ooit heb gehad. Zelfs de grootste optimist zou daar zelfmoordneigingen krijgen, hoewel het boerenechtpaar dat er de scepter zwaait er geen last van schijnt te hebben. Ik moet er niet aan denken hoe het daar in de winter zal zijn. Een Nederlands echtpaar, dat we er tegenkwamen, vond het 'lekker ruig'.
Trek je die dreigende steenmassa’s over, verder naar het Westen, dan sta je plotseling oog in oog met de Ierse zee.

Sommige meren zijn geheel ongerept, maar aan de grootste is veel te doen. Je kunt ze oversteken met de ferry, of ze in het rond varen, je kunt er roeiboten, kano's en motorbootjes huren, je kunt er in zwemmen (hoewel het water steenkoud is) en zonnen op de stenen strandjes aan de kant en soms kun je er helemaal omheen wandelen. Dat wordt allemaal gedaan. En natuurlijk wordt er veel gepicknickt. De plaatsjes die aan die meren liggen hebben veel weg van badplaatsen.

Het wandelen zelf was zwaar. Niet alleen door het stijgen en dalen - soms loop je tegen een muur op - maar vooral door de toestand van de wandelpaden. Het woord 'pad' is voor de meeste ervan geheel misplaatst, want het zijn vaak niet meer dan beekjes, al dan niet drooggevallen, bedekt met grote en kleine keien. Of het zijn passages over drassige veengronden, die vaak niet of nauwelijks als pad herkenbaar zijn.
Als ook de weersomstandigheden tegenzaten - mist hoog in de bergen, urenlange slagregens - legde je in een uur nog geen twee kilometer af, terwijl je de locals als gemzen naar boven zag razen. Kinderen van een jaar of vier klauterden met het grootste gemak die stenen op, net als hoogbejaarden. Het zou uiterst demoraliserend geweest zijn als die prettig gestoorde Engelsen niet zo vriendelijk waren. Zowel wanneer ze je passeerden als wanneer ze je tegemoet liepen, ze bleven altijd even staan om een praatje te maken. Waar kwam je vandaan, waar ging je naartoe, wat ging je verder doen, excuses voor het slechte weer en optimistische mededelingen over de afstand die je nog af moest leggen om de top te bereiken. 'Just another half a mile, that's all.' Na een paar uur klimmen dreigde de moed ons in de schoenen te zakken bij zo'n mededeling. Maar we gaven niet op, liepen door en bereikten zonder kleerscheuren, maar niet zelden half doorweekt, het eindpunt om direct de eerste de beste pub in te duiken. Want pubs waren er gelukkig overal. En je kon er in de pubs goed eten. Vooral het lokale lamsvlees was onovertroffen.

De derde dag van ons verblijf begon de wandeling met een reisje naar de kust met het meest bizarre treintje dat ik ooit heb gezien, een miniatuur stoomtreintje waarop twee volwassenen, een machinist en een conducteur, treintje speelden. Het locje, ongeveer twee meter lang, trok een stuk of wat wagonnetjes, waarin een volwassene zich op een bankje kon opvouwen of de wind trotseren in een open rijtuigje. Dit uitje trok natuurlijk veel ouders met kinderen, maar ook veel hoogbejaarden en meervoudig gehandicapten. Van de kust liepen we terug langs verschillende Romeinse resten, die daar ook in ruime mate voorhanden zijn, naar onze B&B, dat zich bevond naast een weiland waarin een aantal varkens zomaar vrij rondliep. Hele bijzonder varkens bovendien, half zwart, half beige. Dat was een moment van oprecht geluk, want ik heb in jaren geen 'vrije' varkens meer gezien.
Het Lake District, ik kan het iedereen aanraden. Het weer kan er, volgens zeggen, ook heel aangenaam zijn.
 
*******************
Beetje tot rust komen?
© 2008 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2