archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
Nummer 15 Jaargang 5 5 juni 2008 |
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > Naar de film | ||||
Bruut geweld is niet leuk | Hans Knegtmans | |||
Terwijl echtgenoot George (Tim Roth) en haar zoontje Georgie (Devon Gearheart) aan de steiger de zeilboot optuigen doet Ann (Naomi Watts) de deur van hun buitenhuis open voor een jongen in tenniskleren en – om de een of andere reden – met rare, witte handschoenen aan. Hij stelt zich voor als Peter. Zou hij misschien een stuk of vier eieren kunnen lenen? De mevrouw bij wie hij logeert zit zonder en de winkels gaan pas maandag weer open. Een beetje eigenaardige corpsbal lijkt het. Sluik haar en een onrustige oogopslag. Je kunt je voorstellen dat hij bij zijn medestudenten naar boven likt en naar onder trapt. Aan de andere kant moet je mensen niet meteen op hun uiterlijk beoordelen. Ann geeft hem de eieren en hij verlaat het pand.
Nee, toch niet. Even later zien we zijn irritante hoofd weer. De kluns heeft de eieren stuk laten vallen. Hij verontschuldigt zich uitputtend en Ann doet haar uiterste best om beleefd te blijven. Zeker als hij het gore lef heeft vier nieuwe eieren te vragen. Er zitten er toch twaalf in een pak? Dan houdt ze toch genoeg over tot maandag? Haar humeur zakt nog verder wanneer een tweede corpsbal zich meldt. De hoogblonde Paul is minstens zo keurig als zijn vriend. Op het moment dat de twee zullen vertrekken – eindelijk, het had niet veel langer moeten duren – valt Pauls blik op de set prijzige golfclubs die tegen de muur staan. Wow, dat is geen kinderachtig spul. Zou hij misschien één bal mogen slaan? Echt eentje maar? In de richting van het meer, zodat hij niet zoiets doms doet als zijn vriend zojuist met de eieren?
Buiten hebben vader en zoon gehoord hoe hun hond in een hels geblaf is uitgebarsten. Dat is niets voor hem. Ze gaan naar het huis en zien een overspannen Ann die kennelijk zojuist een van hun ongewenste gasten een klap heeft gegeven. De jongens zijn perplex. Zo gaan nette mensen toch niet met elkaar om? Ook George kan zijn ogen en oren aanvankelijk niet geloven. Dit is de laatste scène waarin de toeschouwer nog kan hopen dat Paul (Michael Pitt) en Peter (Brady Corbet) slechts twee treiterige etterbakken zijn. Zo dadelijk verdwijnen ze weer om iemand anders het leven zuur te maken met hun ‘funny games’. Was het maar waar.
Regisseur Michael Haneke heeft zich boos gemaakt over critici die te veel van het verhaal prijsgaven. Daarin zitten hij en ik op dezelfde lijn: de bioscoopganger moet zelf ontdekken wat voor verdere plannetjes het sadistische duo nog in petto heeft.
Funny Games U.S. is een vrijwel letterlijke remake van Funny Games (eveneens van Haneke) uit 1997. De handeling is verplaatst van Oostenrijk naar de U.S., de acteurs zijn anders, het landschap is anders, maar de dialogen en handelingen heeft de regisseur vrijwel geheel intact gelaten. Natuurlijk heeft hij intussen aan de halve wereld moeten uitleggen waar deze herhalingsoefening goed voor was. De redenering gaat aldus. Het oorspronkelijke Funny Games stelde de geweldcultuur van met name Hollywood aan de kaak. Dodelijk geweld als amusement. Dat was geen goede zaak: mensen moeten inzien dat moord en doodslag niet vrijblijvend zijn en zeker geen onderwerpen die zich lenen voor een gezellig avondje uit.
Maar Amerikaanse filmbezoekers hebben een spreekwoordelijke hekel aan het lezen van ondertitels, terwijl juist zij iets van Funny Games zouden kunnen leren. Vandaar de remake. Die gedachtegang lijkt me even sympathiek als naïef. Een vluchtig onderzoek op Internet leert me dat de film in de US – waar hij op 14 maart op kleine schaal in première ging, maar inmiddels alweer uit de theaters is verdwenen – het ronde bedrag van 1 miljoen dollar heeft opgebracht. Daarmee staat hij op een zeer bescheiden veertigste plaats en de vraag is of hij aan het eind van het jaar nog binnen de top 100 prijkt. Amerikaanse bioscoopbezoekers zitten kennelijk niet te wachten op een frontale aanval op hun geliefde Hollywood. Zelfs niet de arthouse-bezoekers, die je bezwaarlijk als Haneke’s belangrijkste doelgroep kunt bestempelen.
Niet alleen is de regisseur geen groot zakenman, in interviews bezondigt hij zich regelmatig aan onzorgvuldig denken. Zo heeft hij geen hoge pet op van bezoekers die zijn film uitzitten in plaats van walgend de zaal te verlaten. Over de vraag van filmjournalist Bor Beekman naar wat hem precies ergert aan dat soort toeschouwers hoeft hij geen seconde na te denken. ‘Door te blijven kijken maakt die zich medeschuldig. Ik geef namelijk geen alibi om de film uit te kijken’ (De Volkskrant, 29 mei 2008). Pardon? Sinds wanneer heeft een filmbezoeker een alibi nodig om met stijgende verbijstering naar twee geborneerde psychopaten te kijken en zich af te vragen hoe hun gedrag verklaarbaar is? Is dat recht alleen voorbehouden aan gedragswetenschappers, filmrecensenten en de regisseur? Haneke verkondigt in het interview dat hij zelf ooit ‘drie hele weken ziek’ is geweest na het zien van Saló o le 120 giornati de Sodoma, van de beroemde cineast Pier Paolo Pasolini. Waarom heeft hij zich die kwelling aangedaan? Ik neem aan uit nieuwsgierigheid naar de inhoud van een film die hij achteraf beschouwt als ‘de belangrijkste film die hij ooit in de bioscoop zag’. Maar andere bioscoopgangers hebben kennelijk minder verheven motieven dan hij.
Erger nog is dat anderen zijn uitspraken klakkeloos overnemen. In de Volkskrant van diezelfde dag schrijft Beekmans naaste collega Jan Pieter Ekker: ‘Funny Games is een onontkoombare deconstructie van de gewelddadige popcornfilms over seriemoordenaars die Hollywood aan de lopende band produceert, géén gewelddadige blockbuster over twee sadistische moordenaars.’ Inderdaad is de film allerminst een blockbuster (tijdens de voorstelling die ik bezocht, waren we met z’n elven) maar het is dom om te beweren dat de film niet gaat over twee sadistische moordenaars. Dat Haneke er een specifieke bedoeling mee heeft, doet aan de thematiek natuurlijk niets af.
Niet alleen in interviews gaat Haneke een discussie aan met de kijker. De film bevat twee momenten dat Paul zich rechtstreeks tot het publiek richt, alsof hij zeer goed weet wat er in de toeschouwer omgaat. Knapper nog is het enige moment waarop het verhaal zich ten goede lijkt te keren. Het enthousiasme in de zaal duurt slechts enkele seconden. Daarna spoelt de film versneld terug naar het begin van de scène. In de ‘herhaling’ verloopt de sequentie een stuk minder hoopvol. Naar verluidt was bij de première van het origineel in Cannes (1998) het deskundige publiek flink pissig dat het zich door de maestro in het ootje had laten nemen.
Haneke mag dan als filosoof zijn beperkingen hebben, filmen kan hij als de beste. Funny Games U.S. is een absolute aanrader, zelfs als u tien jaar terug de originele versie al heeft gezien. De remake kan zich, duidelijker dan zijn voorganger, meten met Haneke-klassiekers als Der Siebente Kontinent en 71 Fragmente einer Chronologie des Zufalls. Zoals u ongetwijfeld al vermoedde gaan ook die over de dood, en bepaald niet op zijn Hollywoods.
Het loont de moeite, na Funny Games U.S. de Braziliaanse speelfilm Tropa de elite te gaan zien. Het verhaal speelt zich af in Rio de Janeiro, anno 1997. Zoals in elk ontwikkelingsland – en niet alleen daar – is de politie even corrupt als de boeven die ze bestrijdt. Met drugshandel is niets mis, tenzij de handelaars vergeten een deel van de winst af te staan. Soms vergeet iemand de spelregels en dan loopt de confrontatie uit op een bloedbad. Juist voor zulke gelegenheden is een speciale eenheid opgericht, BOPE genaamd. De zeurderige voice-over van kapitein Roberto Nascimento legt uit dat de training van nieuwe leden even grondig gebeurt als in het Israëlische leger. Wie de beelden ziet, wil dat graag geloven. De karikaturale drill sergeant die we kennen uit ontelbare Amerikaanse oorlogsfilms is een papkindje vergeleken met de sadist die hier de opleiding voor zijn rekening neemt. Maar het werkt. Zelfs de zwaar bewapende drugsmilities doen het in hun broek als ze de zwarte uniformen – met een doodshoofd in het wapen – zien opdoemen.
Het verhaal van de film heeft weinig om het lijf. Nascimento’s vrouw verwacht een kind, en in combinatie met zijn loodzware werk is dat meer dan deze ijzervreter aankan. Maar in verband met het aanstaande bezoek van de paus moet BOPE nog meer dan anders op scherp staan. Nascimento gaat koortsachtig op zoek naar een geschikte opvolger.
‘Tropa de elite’ maakt duidelijk hoe glibberig het pad is waarover een regisseur van een gewelddadige film zich moet bewegen. De film is gebaseerd op een non-fictieboek van de socioloog Luiz Eduardo Soares, in samenwerking met een BOPE-lid van het eerste uur. Het Braziliaanse publiek ging van enthousiasme uit zijn dak. Op het festival van Berlijn behaalde de film de Gouden Beer, wat andere aanwezigen er niet van weerhield regisseur José Padilha voor fascist uit te maken.
Beide soorten reacties zijn begrijpelijk. De bevolking van Rio ervaart dagelijks hoe het is, geregeerd te worden door gangsters, met uitdrukkelijke steun van de reguliere politie. De door de wol geverfde festivalbezoekers zien de gelikte clichés die ze al kennen uit tientallen andere gangsterfilms en vinden dit geen pas geven in een maatschappelijk drama met zogenaamd een hoog documentair gehalte. Overigens draait de film hier in een beperkt aantal kopieën, en in de betere bioscopen. Locaties dus waardoor we – bij gebrek aan instemmend gebrul en open doekjes van het zaterdagavondpubliek – alweer niet kunnen toetsen in hoeverre Haneke’s zorgen terecht zijn.
*************************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Barbara Muller, Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, J.J.Waasdorp-Mulders,
Ruurd Kunnen, Beer Meijer, Carlo van Praag, J.Bakker, J.W.Meijer,
Evelien Polter, Mabel Amber, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg en anderen. |
||||
© 2008 Hans Knegtmans | ||||
powered by CJ2 |