archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 5
10 april 2008
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De Babelstraat in Odessa (2) Gerbrand Muller

0511VG Gerbrand
Aan het slot van mijn vorige stukje begaf ik me op weg naar de Moldavanka, de joodse wijk in Odessa, waar Babel heeft gewoond en zich veel van zijn verhalen afspelen. Het is 20 februari 2008, ruim vijftien jaar zijn er inmiddels verstreken sinds Pauline de Bok voet zette in de naar Babel vernoemde straat, blijkens haar beschrijving toen een droefgeestige weg bezaaid met schroot en vuilnis (De mythe van Odessa, 1993). Ik was nieuwsgierig hoe de straat er nu zou uitzien. De tijd heeft in Odessa niet stilgestaan, in het centrum worden steeds meer oude huizen en gebouwen in hun vroegere luister hersteld, zou men soms ook al getracht hebben de Babelstraat een minder treurig aanzien te geven, al was het maar door de aanleg van een begaanbaar wegdek?

Genietend rondkijkend loop ik bijna de hele kilometerslange Catharinastraat af. Het oude en nieuwe leven spelen zich hier vlak naast elkaar af. Van een pui van glas en aluminium schettert technomuziek (alles glanst en glimt in de winkel achter de pui: koop hier het nieuwste op computer- en mobiele telefoongebied), een man veegt gebukt met een biezen vegertje straatvuil op een stofblik. Een struise vrouw in boerse laarzen, met fel gestifte lippen en een reusachtige bontmuts op haar hoofd staat midden op de stoep met een broodmagere oude man in een slobberig colbertje te praten.

Ik verlaat de Catharinastraat. De straten worden stiller en armoediger. Geen fraaie etalages meer, wel een enkele keer een eenvoudig kruidenierswinkeltje. Zaporozjestraat, Prochorovskystraat. Nu ben ik in de Moldavanka. Ik had me bij de joodse wijk smalle straatjes voorgesteld, maar de straten die ik volg zijn zo breed dat de takken van de acacia’s elkaar boven de rijweg niet raken. Bemodderde auto’s stuiven erlangs. Het kapotte plaveisel is ook hier brandschoon geveegd. Het onderhoud heeft zo’n eeuw lang uit niet veel meer dan schoonmaken bestaan. Sommige huizen zijn ruïnes; ik moet mijn handen in bedwang houden om geen stukjes van de fraaie gevelornamenten weg te pulken en in mijn zak te steken.

Stalovastraat. Een straatveger veegt zand en een enkel stukje zwerfvuil op. Een oude vrouw heeft zichzelf behangen met zakken gevuld met oud papier. Ze strompelt naar een vuilniscontainer en vist er nog wat papier uit. Vervallen fabrieksgebouwen ogen troosteloos met hun kapotte ruiten en gevels van vierkante tegeltjes. Schilderachtig zijn daarentegen de lage, nog oudere, niet minder vervallen okeren huizen aan de overkant. Ik doorkruis een kaal parkje (in het midden staat een kerkje in de steigers, zoals op zoveel plaatsen hier getuigend van het herrijzende christendom). Mijn hart klopt in mijn keel: nog even en ik zal op de Babelstraat staan.

Ik verlaat het parkje en lees een straatbordje: Mikajlovstraat. Ik loop een kwart cirkel om het parkje heen, dan sta ik aan het begin van de Babelstraat. Niet alleen mijn plattegrond zegt dat, maar ik zie ook al gauw een straatbordje met de vermelding Voelitsa Babelja. Voor me ligt een modderige landweg. Mensen bewegen zich behoedzaam over de brede ongeplaveide voetgangersstroken, in het midden bevindt zich een smalle rijstrook waarover traag een paar auto’s rijden. Aan weerskanten van de weg staan schuttingen en stenen loodsen. Ook een troosteloos flatgebouw waarvan de balkons en erkers zijn versterkt met roestige ijzeren platen. Er hangt een onwezenlijke sfeer, alsof zich een ramp heeft voltrokken en de mensen daarna nog maar wat doelloos voortschuifelen. Zo onderga ik althans de sfeer, maar de mensen die hier lopen vinden het doodgewoon. Een vrouw spreekt me aan en vraagt me naar de Mikajlovstraat, ik leg het haar uit en ze bedankt me.
Terwijl ik mijn weg langs de Babelstraat vervolg zie ik dat de lage stenen bouwsels die ik voor loodsen aanzag grotendeels bewoond zijn: de kozijnen zijn netjes geschilderd, achter de bestofte ruiten hangen gordijnen en staan planten. Roestige buizen van de waterleiding zijn omwikkeld met lappen tegen de vorst. Achter de schuttingen meen ik bedrijfjes te ontwaren, en verzamelingen levendig bewoonde krotten. Hier en daar rijst een fabrieksgebouw op, de meeste zijn verlaten. Op een muur naast een hoge ronde bakstenen toren staat nog in trotse letters Slava Troedi (Roem zij de Arbeid). Halverwege de straat bevindt zich aan weerskanten een ondiep ravijn dat als vuilnisstortplaats wordt gebruikt. Even verderop in de rijweg heeft zich een kuil gevormd, tot aan de rand toe gevuld met regenwater; auto’s moeten er tot halverwege hun wielen in plonzen als zij er niet voor kiezen rechtsomkeert te maken. De straat eindigt bij een verroest hek waarachter zich een indrukwekkend fabriekscomplex bevindt, zo te zien gebouwd aan het begin van de vorige eeuw en allang geleden aan zijn lot overgelaten. Ik wandel terug. Nu valt mijn oog ook nog op een reusachtig grijs gebouw, iets terzijde van de straat, raamloos, vierkant en plomp. Vooruit, dat kan er nog wel bij.

Woede rijst in me op. Pauline de Bok heeft niets teveel gezegd. Babel vermoorden was niet genoeg, de gezagsdragers hebben hem ook nog eens willen vernederen door de meest desolate straat die zij in Odessa maar konden vinden naar hem te vernoemen. Het onheil dat volgens Pauline de Bok ieder moment de straat kon binnen galopperen is de straat bespaard gebleven, maar in de ruim vijftien jaar na haar bezoek is er weinig verbeterd. Er is een ruim aantal straatbordjes bijgekomen - de meeste zijn tevens huisnummerbordjes, wat er misschien op wijst dat de bewoners trots zijn op de naam van hun straat, want ze hadden ook kunnen volstaan op hun huizen alleen het huisnummer te vermelden - , enkele stenen huizen hebben een verfje gekregen, maar het bestuur van de stad heeft nog geen vinger uitgestoken om de straat een beter aanzien te geven.

Laat ik maar optimistisch blijven: ooit zullen de bestuurders beseffen hoezeer zij zichzelf te schande hebben gemaakt. Dan zullen zij een kapitaal moeten uitgeven om de straat te verfraaien, want het zal tegen die tijd uitgesloten zijn een andere straat naar Babel te noemen, aangezien de woedende bewoners van de Babelstraat in dat geval het statige, prachtig onderhouden stadhuis aan de Zeeboulevard in brand zouden steken.
 
*************************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:


© 2008 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De Babelstraat in Odessa (2) Gerbrand Muller
0511VG Gerbrand
Aan het slot van mijn vorige stukje begaf ik me op weg naar de Moldavanka, de joodse wijk in Odessa, waar Babel heeft gewoond en zich veel van zijn verhalen afspelen. Het is 20 februari 2008, ruim vijftien jaar zijn er inmiddels verstreken sinds Pauline de Bok voet zette in de naar Babel vernoemde straat, blijkens haar beschrijving toen een droefgeestige weg bezaaid met schroot en vuilnis (De mythe van Odessa, 1993). Ik was nieuwsgierig hoe de straat er nu zou uitzien. De tijd heeft in Odessa niet stilgestaan, in het centrum worden steeds meer oude huizen en gebouwen in hun vroegere luister hersteld, zou men soms ook al getracht hebben de Babelstraat een minder treurig aanzien te geven, al was het maar door de aanleg van een begaanbaar wegdek?

Genietend rondkijkend loop ik bijna de hele kilometerslange Catharinastraat af. Het oude en nieuwe leven spelen zich hier vlak naast elkaar af. Van een pui van glas en aluminium schettert technomuziek (alles glanst en glimt in de winkel achter de pui: koop hier het nieuwste op computer- en mobiele telefoongebied), een man veegt gebukt met een biezen vegertje straatvuil op een stofblik. Een struise vrouw in boerse laarzen, met fel gestifte lippen en een reusachtige bontmuts op haar hoofd staat midden op de stoep met een broodmagere oude man in een slobberig colbertje te praten.

Ik verlaat de Catharinastraat. De straten worden stiller en armoediger. Geen fraaie etalages meer, wel een enkele keer een eenvoudig kruidenierswinkeltje. Zaporozjestraat, Prochorovskystraat. Nu ben ik in de Moldavanka. Ik had me bij de joodse wijk smalle straatjes voorgesteld, maar de straten die ik volg zijn zo breed dat de takken van de acacia’s elkaar boven de rijweg niet raken. Bemodderde auto’s stuiven erlangs. Het kapotte plaveisel is ook hier brandschoon geveegd. Het onderhoud heeft zo’n eeuw lang uit niet veel meer dan schoonmaken bestaan. Sommige huizen zijn ruïnes; ik moet mijn handen in bedwang houden om geen stukjes van de fraaie gevelornamenten weg te pulken en in mijn zak te steken.

Stalovastraat. Een straatveger veegt zand en een enkel stukje zwerfvuil op. Een oude vrouw heeft zichzelf behangen met zakken gevuld met oud papier. Ze strompelt naar een vuilniscontainer en vist er nog wat papier uit. Vervallen fabrieksgebouwen ogen troosteloos met hun kapotte ruiten en gevels van vierkante tegeltjes. Schilderachtig zijn daarentegen de lage, nog oudere, niet minder vervallen okeren huizen aan de overkant. Ik doorkruis een kaal parkje (in het midden staat een kerkje in de steigers, zoals op zoveel plaatsen hier getuigend van het herrijzende christendom). Mijn hart klopt in mijn keel: nog even en ik zal op de Babelstraat staan.

Ik verlaat het parkje en lees een straatbordje: Mikajlovstraat. Ik loop een kwart cirkel om het parkje heen, dan sta ik aan het begin van de Babelstraat. Niet alleen mijn plattegrond zegt dat, maar ik zie ook al gauw een straatbordje met de vermelding Voelitsa Babelja. Voor me ligt een modderige landweg. Mensen bewegen zich behoedzaam over de brede ongeplaveide voetgangersstroken, in het midden bevindt zich een smalle rijstrook waarover traag een paar auto’s rijden. Aan weerskanten van de weg staan schuttingen en stenen loodsen. Ook een troosteloos flatgebouw waarvan de balkons en erkers zijn versterkt met roestige ijzeren platen. Er hangt een onwezenlijke sfeer, alsof zich een ramp heeft voltrokken en de mensen daarna nog maar wat doelloos voortschuifelen. Zo onderga ik althans de sfeer, maar de mensen die hier lopen vinden het doodgewoon. Een vrouw spreekt me aan en vraagt me naar de Mikajlovstraat, ik leg het haar uit en ze bedankt me.
Terwijl ik mijn weg langs de Babelstraat vervolg zie ik dat de lage stenen bouwsels die ik voor loodsen aanzag grotendeels bewoond zijn: de kozijnen zijn netjes geschilderd, achter de bestofte ruiten hangen gordijnen en staan planten. Roestige buizen van de waterleiding zijn omwikkeld met lappen tegen de vorst. Achter de schuttingen meen ik bedrijfjes te ontwaren, en verzamelingen levendig bewoonde krotten. Hier en daar rijst een fabrieksgebouw op, de meeste zijn verlaten. Op een muur naast een hoge ronde bakstenen toren staat nog in trotse letters Slava Troedi (Roem zij de Arbeid). Halverwege de straat bevindt zich aan weerskanten een ondiep ravijn dat als vuilnisstortplaats wordt gebruikt. Even verderop in de rijweg heeft zich een kuil gevormd, tot aan de rand toe gevuld met regenwater; auto’s moeten er tot halverwege hun wielen in plonzen als zij er niet voor kiezen rechtsomkeert te maken. De straat eindigt bij een verroest hek waarachter zich een indrukwekkend fabriekscomplex bevindt, zo te zien gebouwd aan het begin van de vorige eeuw en allang geleden aan zijn lot overgelaten. Ik wandel terug. Nu valt mijn oog ook nog op een reusachtig grijs gebouw, iets terzijde van de straat, raamloos, vierkant en plomp. Vooruit, dat kan er nog wel bij.

Woede rijst in me op. Pauline de Bok heeft niets teveel gezegd. Babel vermoorden was niet genoeg, de gezagsdragers hebben hem ook nog eens willen vernederen door de meest desolate straat die zij in Odessa maar konden vinden naar hem te vernoemen. Het onheil dat volgens Pauline de Bok ieder moment de straat kon binnen galopperen is de straat bespaard gebleven, maar in de ruim vijftien jaar na haar bezoek is er weinig verbeterd. Er is een ruim aantal straatbordjes bijgekomen - de meeste zijn tevens huisnummerbordjes, wat er misschien op wijst dat de bewoners trots zijn op de naam van hun straat, want ze hadden ook kunnen volstaan op hun huizen alleen het huisnummer te vermelden - , enkele stenen huizen hebben een verfje gekregen, maar het bestuur van de stad heeft nog geen vinger uitgestoken om de straat een beter aanzien te geven.

Laat ik maar optimistisch blijven: ooit zullen de bestuurders beseffen hoezeer zij zichzelf te schande hebben gemaakt. Dan zullen zij een kapitaal moeten uitgeven om de straat te verfraaien, want het zal tegen die tijd uitgesloten zijn een andere straat naar Babel te noemen, aangezien de woedende bewoners van de Babelstraat in dat geval het statige, prachtig onderhouden stadhuis aan de Zeeboulevard in brand zouden steken.
 
*************************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:
© 2008 Gerbrand Muller
powered by CJ2