'De VVD-aanhang heeft altijd al uit 10% liberalen en 90% anti-belastingstemmers bestaan.'
Joris Voorhoeve is recentelijk aangesteld als lector ‘internationale vrede en recht’ aan ´mijn´ Haagse Hogeschool. Tijdens een kennismakingsgesprek vroeg ik hem of ik hem mocht interviewen voor De Leunstoel. Hij stemde daar onmiddellijk in toe. Het onderwerp waarover ik hem zou willen interviewen stond me nog niet zo scherp voor ogen. Het zou over zoveel kunnen gaan. Zijn - in mijn ogen - spectaculaire overstap van de VVD naar D66 zou aan de orde kunnen komen. Maar ook Ratko Mladic, die een paar dagen voor ons gesprek naar Den Haag was overgebracht, kon uiteraard niet buiten beschouwing blijven.
Voorhoeve ontvangt me in zijn met verhuisdozen volgepakte kamertje op de Haagse Hogeschool. Alles blijft nog even ingepakt staan, want dit is een tijdelijk verblijf in afwachting van een definitieve kamer. Tijdens het koffietappen aan de automaat tasten we de mogelijke onderwerpen af. Over Mladic en de val van Srebrenica, die plaatsvond toen Voorhoeve minister van Defensie was, wil hij het liever niet hebben. Niet omdat hij er niet over wil spreken, maar hij is er onlangs uitgebreid over geïnterviewd door de NRC. 1)
Mladic
‘Natuurlijk ben ik opgelucht dat Mladic eindelijk zijn daden moet verantwoorden. Zelf heb ik niet zo’n behoefte om mijn emoties te tonen. Die zijn volstrekt onbelangrijk in vergelijking met de emoties van de nabestaanden. Ik werd echter geprikkeld door een artikel in NRC van een tweetal militairen dat we tanks in Srebrenica hadden moeten stationeren. Dat was een onmogelijkheid. Toen ik in de zomer van 1994 minister werd en de ministeriële verantwoordelijkheid voor het uitgezonden Dutchbat overnam, zond ik de chef defensiestaf naar Srebrenica om te onderzoeken of Dutchbat wel een verdedigbare positie had. Hij rapporteerde dat de enclave onverdedigbaar was en Dutchbat geen kant op kon. Ik heb in de daaropvolgende 9 maanden vijf voorstellen aan de VN en de NAVO gedaan om de situatie te verbeteren. Die zijn bekend en gepubliceerd. Geen van die voorstellen werd door hen geaccepteerd. Dat het in een massamoord zou eindigen is door niemand voorzien.’
Liberalisme en vrijheid
Er blijkt momenteel veel verwarring te bestaan over wat vrijheid en liberalisme inhouden, terwijl het eigenlijk eenvoudig is. Voor mij is liberalisme het politieke streven om de rechten van de mens te realiseren. Dat gaat verder dan de politieke en burgerlijke vrijheden. Het gaat ook om het recht van ieder kind op een menswaardig bestaan. Toegang tot schoon drinkwater voor iedereen vind ik daarom bijvoorbeeld ook een liberaal beginsel.
Ik vind het een klassieke fout van veel liberalen om je te beperken tot de spelregels waaraan de economie zou moeten voldoen. Dat speelde in de negentiende eeuw al. De oud-liberalen wilden zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis, terwijl de radicalen en de vrijzinnigen inzagen dat overheidsingrijpen noodzakelijk was om de gebreken van de markt, armoede en ellende, te corrigeren. Ik voel me verwant met deze sociaalliberale stroming.
Liberalisme is voor mij: beperkingen opheffen die er voor zorgen dat slechts een klein deel van de wereldbevolking zich kan ontplooien. Dat is iets heel anders dan de vrijheidsgedachte die de PVV er op na blijkt te houden. Die zou ik willen omschrijven als: ‘Vrijheid is mijn recht om te doen, te zeggen en te consumeren wat ik wil, zonder acht te hoeven slaan op de consequenties.’ Door die houding ontwricht je de samenleving. De grondleggers van het liberalisme hebben dat nooit als ideaal gezien. Denk aan de beroemde uitspraak van John Stuart Mill: ‘de vrijheid om met mijn armen te zwaaien eindigt waar ik een ander in zijn gezicht dreig te slaan.
Basisbehoeften
Mijn denken heeft zich in de tijd natuurlijk wel verder ontwikkeld, maar deze opvatting over het liberalisme heb ik altijd aangehangen. Toen ik in de jaren zeventig bij de Wereldbank werkte ben ik betrokken geweest bij een poging dat te vertalen in concrete beleidsmaatregelen. We trachtten de ‘basic needs’ van elke wereldbewoner te definiëren. Ik heb toen aan de aanwezige landenspecialisten gevraagd wat het zou kosten om aan deze basisbehoeften tegemoet te komen. Mijn rekensom kwam uit op 150 miljard dollar op wereldschaal en een jaarlijkse onderhoudsbijdrage van 75 miljard. Dat lijkt een enorm bedrag, maar is op mondiale schaal een schijntje. Als je er een kosten-batenberekening op loslaat is het zelfs uiterst voordelig. Het was een grote teleurstelling dat deze aanpak toen niet tot ontwikkeling kwam. In plaats daarvan werden de ‘Structural Adjustment Plans’ mode, die ontwikkelingslanden dwongen om alle kaarten op de ontwikkeling van de exportproductie te zetten. Gelukkig zie je nu weer een kentering met de millenniumdoelen. De kosten om die te realiseren zijn geraamd op 250 miljard dollar. Als je de inflatie in aanmerking neemt, komt dat aardig overeen met die eerdere berekeningen die we bij de Wereldbank hadden gemaakt.
Ja, Arend Jan Boekestijn vindt inderdaad dat die Millenniumdoelen moeten worden losgelaten. Dat vind ik onvoorstelbaar. Natuurlijk onderschrijf ik zijn pleidooi tegen niet reële macro-economische plannen. Je moet alles zoveel mogelijk lokaal proberen op te zetten. Arend Jans grote probleem is dat hij de praktijk niet goed kent en alleen kritische theorieën over ontwikkelingssamenwerking naar voren haalt. Er gaat heel veel goed in de ontwikkelingssamenwerking.
VVD breekt met liberale traditie
De huidige VVD blijkt zich helemaal niet druk te maken over zaken als millenniumdoelen. Dat is, vind ik, een breuk met de liberale traditie van de VVD. De oorspronkelijke VVD van Oud en Witteveen stond in die brede liberale traditie. In de beginselverklaring van de VVD wordt niet voor niets verwezen naar de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Rutte past volgens mij eigenlijk ook in die traditie, maar hij richt zich nu uitsluitend op economische groei en het snoeien op de overheid. Het CDA werkt enthousiast mee aan die onttakeling van de overheid. De PvdA, zeker ten tijde van ‘Paars’, ook. Het toverwoord was ‘doelmatigheid’. Onder dat motto werden natuurlijke monopolies als de NS geprivatiseerd. Ik vind dat denkfouten, en sommige denkfouten kunnen grote gevolgen hebben. Ook een liberaal moet trots kunnen zijn op de collectieve voorzieningen van de staat. De staat is van ons allemaal!
Ik heb altijd in die sociaalliberale traditie gestaan, ook toen ik fractievoorzitter van de VVD was. In 1987 bepleitte ik al samenwerking met PvdA en D66, wat later ‘Paars’ zou gaan heten. Dat leidde echter tot een heftige ruzie met het partijbestuur. Ik denk dat dat verschil van mening mede aan de basis lag van mijn val in 1989.
De val van Lubbers II
De directe reden voor mijn val als fractievoorzitter was, zoals veel mensen zich nog herinneren, het feit dat de fractie de financiering van het ‘milieubeleidsplan’ van het kabinet Lubbers niet accepteerde. Partijvoorzitter Ginjaar en Hans Wiegel maakten bezwaar tegen het verlagen van de aftrekmogelijkheden voor het woonwerkverkeer en verhoging van de benzineaccijns. De Telegraaf maakte daar ook veel herrie over. Ik vond het pakket als geheel aanvaardbaar, maar ik stond in die opvatting alleen in de fractie. Ik was er bovendien van overtuigd dat als we het kabinet zouden opblazen, we een erg slecht verkiezingsresultaat tegemoet zouden gaan. Uiteindelijk probeerde ik het kabinet te overreden om een deel van de financiering van het ‘milieubeleidsplan’ te heroverwegen. Zo had het gered kunnen worden.
Op het moment dat ik daar een motie over indiende kwam Frank de Grave naast me staan, die in het licht van de camera’s ‘souffleerde’. Die beelden herinneren velen zich vast ook nog wel. De Grave las me voor wat er al in de VVD motie stond. Die tekst had ik na het fractieberaad nota bene zelf als de mening van de fractie opgeschreven, dus daar was zijn hulp niet zo hard bij nodig. Maar ik kon hem moeilijk en plein public wegsturen.
De hoop dat mijn motie het geschil met het kabinet en het CDA zou kunnen overbruggen werd gelijk de grond in geboord. Lubbers sloeg zijn map met stukken dicht en hield het voor gezien. Hij bood diezelfde dag het ontslag van het kabinet aan. Het was mij wel duidelijk dat hij liever met Wim Kok en de PvdA wilde regeren, dus het leek hem niet slecht uit te komen.
Aftreden als fractievoorzitter
De VVD had niets gewonnen door het kabinet op de autokosten te laten struikelen. We verloren vijf van onze zeventwintig zetels! Op dat moment was mijn positie in de fractie nog niet aan de orde. Het partijbestuur eiste na een half jaar dat ik een Wiegeliaanse koers in zou slaan en daar had ik geen trek in. Ik heb grote bewondering voor Wiegel als ‘politieke one man show’, maar ik deel zijn denkbeelden niet. De VVD-aanhang heeft altijd al uit 10% liberalen en 90% anti-belastingstemmers bestaan. Binnen de partij was het percentage liberalen altijd veel hoger maar die hadden het niet voor het zeggen. Wiegel was duidelijk de kampioen van de behoudende stroming.
Ik besloot de fractie bijeen te roepen op Koninginnedag 1990 in Ermelo. Ik opende de bijeenkomst met de mededeling dat ik zou aftreden en dat niemand het pand mocht verlaten voordat er een opvolger benoemd zou zijn. Ik heb toen samen met twee Kamerleden die al hadden laten weten geen opvolger te willen zijn, Dick Dees en Henk Koning, iedereen stuk voor stuk ‘de biecht’ afgenomen. We stelden ze drie vragen: 1 – ‘Wil je zelf’ 2 – ‘Wie wil je absoluut niet.’ 3- ‘Wie zou je een goede kandidaat vinden.’ Dat verliep soepel en om 22.00 uur was al duidelijk dat Frits Bolkestein mijn opvolger moest worden. Ik had er echter geen zin in dat fractieleden dat voortijdig naar de ochtendbladen zouden lekken, dus we zijn kranten gaan lezen tot 1 uur ’s nachts. Op dat moment zijn de kranten al bij de drukker. Ik heb de vergadering toen heropend en Frits Bolkestein als opvolger aangewezen.
De volgende ochtend om 11.00 uur heb ik een persconferentie gegeven met twee mededelingen: ik treed af en Frits treedt aan. Voor vragen over de VVD moet u bij hem zijn. Ik ben nog altijd trots op mijn aftreden.
Bolkestein
Bolkestein had destijds al gezag, maar hij was op veel dossiers nog niet ingewerkt. Na een half jaar ‘stond’ hij en was hij de onbetwiste VVD-leider. Ik ben het lang niet altijd met hem eens, maar hij is een interessante man. Ik vind hem alleen niet altijd consistent. De laatste tijd is hij voor toetreden van Turkije tot de EU. Een lovenswaardig standpunt, maar hij heeft de voorstanders van toetreding eerder te vuur en te zwaard bestreden.
D66
In 2009 ben ik opnieuw lid geworden van D66 en in 2010 hield ik het uiteindelijk, na vijfendertig jaar, voor gezien als VVD-lid. Nee, dat was geen pijnlijke breuk. Toen de VVD de beuk zette in de ontwikkelingssamenwerking en voor een bondgenootschap met de PVV koos was het over en uit bij mij.
Tijdens mijn studententijd was ik lid van D66. Ik ben repatriant.
Binnen D66 doe ik wat beleids-analytisch werk voor de Commissie Buitenlandse zaken en Ontwikkelingssamenwerking. Ook heb ik wel eens contact met Pechtold en andere Kamerleden als ze iets van me willen weten. Ik streef geen nieuwe politieke verantwoordelijkheid na.
AIV en HHS
Als lid van de Adviesraad Vrede en Veiligheid ben ik wel actief betrokken bij advisering over het buitenlands beleid. Het meest recente advies is over de Arabische lente. Ik hoop dat het wordt uitgevoerd. Ik geef in Leiden als hoogleraar Internationale Organisaties nog wat colleges. Ik hoop ook als lector aan de Haagse Hogeschool nog een bijdrage te kunnen leveren aan het streven naar een daadwerkelijk vrije wereld. Ik heb er alle vertrouwen in dat op HBO-niveau veel te realiseren is. Werken met jonge mensen is erg inspirerend.‘ 3)
1) ‘Ik voel me niet schuldig, we konden dit niet afwenden; Oud-minister Joris Voorhoeve blikt terug op 11 juli 1995’, NRC Handelsblad, 27-05-2011.
2) AIV (2011) ‘Hervormingen in de Arabische regio: kansen voor democratie en rechtsstaat?’
3) Over het Lectoraat ‘Internationale vrede, recht en veiligheid’:
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
|