archiefvorig nr.lopend nr.

 
Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee delen printen terug
Als je van je geld af wilt (2) Frits Hoorweg

0710VG Frits
Over de start van Schaakbulletin in 1968 *
Voor de beslissing viel dat het blad zou starten werd een consultatieronde gehouden. Ik had mij opgewerkt tot een soort van juniorpartner in de beginnende onderneming. Sidekick is misschien een toepasselijker woord, maar dat was toen nog niet tot het Nederlandse taalgebied doorgedrongen. Overigens constateer ik dat zonder chagrijn, ik vond het prachtig om mee te kunnen doen, het was Wim Andriessen z’n idee en hij stopte er veel meer energie en geld in dan ik.

Wij trokken naar Amsterdam, waar het IBM toernooi werd gehouden. Daar zouden we vast iedereen die ertoe deed kunnen spreken en zo bleek het inderdaad te gaan. Deze en gene bleek makkelijk over te halen om als correspondent op te treden. Hans Ree was wel bereid af en toe een stukje schrijven tegen de vergoeding (80 gulden) die we hem in het vooruitzicht stelden. Voor de helft van dat bedrag wilde Van Scheltinga zijn naam wel lenen aan de openingenrubriek, die feitelijk door Wim zou worden geredigeerd. Het kan zijn dat we enkele van hen al eerder hadden gepolst, dat weet ik niet meer zo precies, maar dat gold zeker niet voor Berry Withuis. Ik zie hem nog zitten. Hij verwelkomde ons idee met brede gebaren en de gedenkwaardige woorden: ‘Als je in Nederland van je geld af wilt zijn er twee alternatieven, je brengt het naar de vrouwen of je begint een schaakblad.’ Overigens wenste hij ons (als we voor het tweede alternatief zouden kiezen) veel succes en zegde zijn medewerking toe, niet onbelangrijk omdat hij in die jaren de persdienst bij alle grote toernooien verzorgde.

Tot mijn verrassing bleek Wim een netwerker van formaat, hoewel dat ook een woord is dat toen nog niet in zwang was. Hij miste weliswaar de vlotte babbel en de innemende oogopslag die je daar in het algemeen mee in verband brengt, om nog maar niet te spreken van het vermogen stroop om monden te smeren, maar op die dag bleek mij dat in de schaakwereld andere wetmatigheden gelden. Ze kenden hem van jeugdkampioenschappen en de nationale clubcompetitie en respecteerden hem als speler. Hij was ‘een van ons’ en daardoor werden er aan zijn sociale vaardigheden andere eisen gesteld dan in het ‘normale’ zakenleven gebruikelijk is.

De meeste indruk maakte op mij het gesprek met de heer Slavekoorde, de hoofdredacteur van Schakend Nederland, het bondsblad dat volgens ons van geen kant deugde. Waarom moesten we in vredesnaam met die man praten? Op die vraag kreeg ik niet echt een bevredigend antwoord. Wim mompelde iets van ‘laten we proberen niet met ruzie te beginnen, niet onnodig vijanden maken, een praatje maken kost niks’. Dergelijke teksten was ik absoluut niet van hem gewend! Ik zou haast zeggen, integendeel, hij had normaal gesproken een bloedhekel aan halve waarheden. Ruzie maken kostte hem minder moeite dan net doen alsof. Ik herinner me dat Hans Ree bij een etentje ter gelegenheid van Wims 60e verjaardag een iets te zoetsappige feestredenaar onderbrak met: ‘Je gaat toch niet zeggen dat hij milder is geworden?’ Dat vond hij blijkbaar geen wenselijke ontwikkeling. Ik kon dat met hem meevoelen, temeer omdat ik tijdens dat gesprek met Slavekoorde al had zitten luisteren en kijken naar een ingetogen, gepolijste versie van Wim. Althans, hij deed toen erg zijn best zo over te komen.

Slavekoorde was van zichzelf gepolijst, waarschijnlijk zo geboren. Hij was gekleed in een lichtgrijs zomerkostuum met vest en was ogenschijnlijk een en al goedwillendheid. Natuurlijk had hij geen bezwaar tegen een poging een onafhankelijk schaakblad te beginnen. Hij kon zich ook goed voorstellen dat wij eminent geschikt waren om zoiets tot een succes te maken. Als dat in een klein land als Nederland tenminste mogelijk was. En ja, helaas, de ervaringen met Schaakrevue, toch een heel verdienstelijk blad, stemde niet optimistisch, moest hij tot zijn spijt concluderen, bla, bla, bla.
Misschien heb ik voor mijzelf achteraf een karikatuur gemaakt van dit gesprek, dat is heel goed mogelijk. Jaren later had je de televisieseries: Yes, Minister en Yes, Prime Minister. Daarin was een glansrol weggelegd voor Sir Humphrey, de hoogste ambtenaar, die ieder nieuw plan de hemel in prees en vervolgens afschoot. Voor mij was hij de reïncarnatie van H.J. Slavekoorde.
Ach, in zekere zin was het maar goed dat hij was wie hij was, stel je voor dat we hem aardig waren gaan vinden. Nu gingen we naar huis met het idee dat er veel steun was voor ons nieuwe blad en dat de hoofdredacteur van het bondsblad bang van ons was. Misschien een enigszins tendentieuze samenvatting van de resultaten van deze consultatieronde, maar met objectiviteit win je geen oorlogen.

Hierna volgde een periode van een maand of zo, waarover in mijn geheugen weinig is opgeslagen. We hadden min of meer besloten om een blad te beginnen, maar er was dacht ik nog niet direct een datum bepaald. Ik ging trouwen, dat weet ik nog wel en misschien is daarmee het geheugenverlies op andere terreinen verklaard, of althans geëxcuseerd. Toen ik mij weer meldde bij Wim, met m’n kersverse echtgenote, was zijn woning omgeturnd tot het hoofdkwartier van Schaakbulletin. Het was begonnen! Waarom ineens zo’n haast? Nou, eind augustus was er een groot snelschaaktoernooi in Arnhem en dat was een ideaal moment om ons blad te lanceren, we konden er met de bus heen. Dat had hij zich ineens gerealiseerd0710VG Schaakbulletin toen ik op ‘huwelijksverlof’ was gegaan. Door alle geknutsel aan proefversies van het blad was het een betrekkelijk kleine moeite nummer 1 te produceren. Hij had z’n broer Cees, die kunstenaar was (en nog is, bovendien niet de minste), een omslagontwerp laten maken en voilà: zie de afbeelding hiernaast.

Er was nogal wat kritiek. Niet op de inhoud, die men geloof ik wel oké vond, maar op dingen als de kwaliteit van het papier. Men had het vooral voorzien op dat omslagontwerp. Hij heeft zijn broer wat laten dollen met een schaakbord, was het oordeel van de goegemeente. Althans dat was de beknopte samenvatting van de gevoelens door, wie anders dan, Donner (zie reactie onderaan). Schakers mogen soms progressief zijn, niet in dat soort dingen. Na verloop van tijd is Wim gezwicht voor de kritiek en heeft hij een ander omslagontwerp gemaakt. Zo herinner ik het mij althans. Eerlijk gezegd heb ik nooit begrepen wat er mis was met het eerste ontwerp.

Ik herinner me dat ik een exemplaar van het eerste nummer vol trots aan m’n schoonvader gaf. Met de onuitgesproken gedachte: ‘kijk eens wat we gemaakt hebben, je dochter is heus niet met de eerste de beste sufferd getrouwd’. Zijn reactie was welwillend maar deed naar mijn gevoel toch niet helemaal recht aan de prestatie die geleverd was. Vele jaren later, kort nadat hij overleden was, vonden we dat presentexemplaar terug tussen wat persoonlijke dingen in een laatje. Blijkbaar had hij het toch op waarde weten te schatten.

Naast de verschijning van het eerste nummer van Schaakbulletin en mijn huwelijk gebeurde er in 1968 nog zo het een en ander. Mark Kurlansky heeft er een aardig boek over geschreven: ‘1968. The year that rocked the world’. De Verenigde Staten werden verscheurd door onenigheid over de oorlog in Vietnam en de strijd van zwarte Amerikanen tegen onderdrukking. De popmuziek maakte een krankzinnig snelle ontwikkeling door. In diezelfde maand augustus smoorden de Russen in Tsjecho-Slowakije de Praagse lente. Eerder in het jaar hadden in Parijs studenten en arbeiders het regime van Generaal de Gaulle aan het wankelen gebracht. In ons eigen Amsterdam waren de provo’s al een jaar daarvoor begonnen het gezag uit te dagen. Tezamen zorgden die ontwikkelingen ervoor dat 1968 gezien wordt als een jaar waarin de benauwde gezapigheid van de naoorlogse jaren radicaal werd doorbroken. Achteraf bezien lijkt Schaakbulletin wel onderdeel van die omwenteling te zijn geweest. Vooral omdat enkele jaren na de start het blad de spreekbuis werd van mensen als Max Pam, Tim Krabbé, Timman en vooral Donner, die zich -misschien wel vooral door de stijl waar ze zich van bedienden- werden gezien als exponenten van dat wat na ’68 kwam.

Maar aanvankelijk werd het blad toch vooral gevuld met partijtjes en toernooiverslagen, zoals Ligterink terecht opmerkte, in het allerlaatste nummer van SB. Het onderscheidde zich door veel aandacht voor het vaderlandse schaak, net zoals de makers zich ten doel hadden gesteld. Langzaamaan kwam het blad in een meer vrijgevochten journalistiek vaarwater terecht. Het was natuurlijk de grote verdienste van Wim Andriessen dat hij erin slaagde het blad lang genoeg overeind te houden om dat te laten gebeuren, woekerend met een budget waar iedere andere hoofdredacteur zijn neus voor zou hebben opgehaald. En om vervolgens toen de kansen zich aandienden die met beide handen aan te grijpen. Uit de tijd dat het nog heel moeizaam ging, het lukte almaar niet om boven de grens van 800 abonnees uit te komen, herinner ik mij pogingen om de basis te verbreden door ook aan dammen en go aandacht te besteden. Dat leidde toen tot een van Donners hilarische tirades: ‘Het is mij gebleken dat de redactie van SB een oecumene nastreeft met andersdenkenden’. Daar ging weer een leuk commercieel plannetje de mist in, maar intussen zorgden dergelijke tirades voor een profiel dat de onderneming geen windeieren legde.
Tegen die tijd was ikzelf niet actief meer bij de productie van het blad betrokken. Er moest weer worden gestudeerd, vond ik. Mijn rol was overgenomen door Dik Kruithof, die later weer door anderen werd opgevolgd.
 
 
Reactie:
Hoi Frits! Net je stuk gelezen. Mooie tijden waren dat. Ik geloof dat het niet Donner was die op het eerste nummer van SB reageerde (hij kwam pas later bij ‘De Schaakkoerier’, zoals hij het blad schertsend noemde), maar ikzelf. Ik herinner me althans dat ik ergens heb geschreven dat het blad van recycled pleepapier was gemaakt en dat Wim met nauwelijks verhuld nepotisme een familielid met een schaakbord had laten dollen, of woorden van gelijke strekking. Gek eigenlijk, dat er voor zo’n blad geen markt meer blijkt te zijn (‘Matten’ is van geheel andere signatuur). Zal wel weer aan de computer liggen!
Beste groet,
Alexander Münninghoff
 
**************************************


© 2010 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Doe toch een spelletje mee" -
Vermaak en Genot > Doe toch een spelletje mee
Als je van je geld af wilt (2) Frits Hoorweg
0710VG Frits
Over de start van Schaakbulletin in 1968 *
Voor de beslissing viel dat het blad zou starten werd een consultatieronde gehouden. Ik had mij opgewerkt tot een soort van juniorpartner in de beginnende onderneming. Sidekick is misschien een toepasselijker woord, maar dat was toen nog niet tot het Nederlandse taalgebied doorgedrongen. Overigens constateer ik dat zonder chagrijn, ik vond het prachtig om mee te kunnen doen, het was Wim Andriessen z’n idee en hij stopte er veel meer energie en geld in dan ik.

Wij trokken naar Amsterdam, waar het IBM toernooi werd gehouden. Daar zouden we vast iedereen die ertoe deed kunnen spreken en zo bleek het inderdaad te gaan. Deze en gene bleek makkelijk over te halen om als correspondent op te treden. Hans Ree was wel bereid af en toe een stukje schrijven tegen de vergoeding (80 gulden) die we hem in het vooruitzicht stelden. Voor de helft van dat bedrag wilde Van Scheltinga zijn naam wel lenen aan de openingenrubriek, die feitelijk door Wim zou worden geredigeerd. Het kan zijn dat we enkele van hen al eerder hadden gepolst, dat weet ik niet meer zo precies, maar dat gold zeker niet voor Berry Withuis. Ik zie hem nog zitten. Hij verwelkomde ons idee met brede gebaren en de gedenkwaardige woorden: ‘Als je in Nederland van je geld af wilt zijn er twee alternatieven, je brengt het naar de vrouwen of je begint een schaakblad.’ Overigens wenste hij ons (als we voor het tweede alternatief zouden kiezen) veel succes en zegde zijn medewerking toe, niet onbelangrijk omdat hij in die jaren de persdienst bij alle grote toernooien verzorgde.

Tot mijn verrassing bleek Wim een netwerker van formaat, hoewel dat ook een woord is dat toen nog niet in zwang was. Hij miste weliswaar de vlotte babbel en de innemende oogopslag die je daar in het algemeen mee in verband brengt, om nog maar niet te spreken van het vermogen stroop om monden te smeren, maar op die dag bleek mij dat in de schaakwereld andere wetmatigheden gelden. Ze kenden hem van jeugdkampioenschappen en de nationale clubcompetitie en respecteerden hem als speler. Hij was ‘een van ons’ en daardoor werden er aan zijn sociale vaardigheden andere eisen gesteld dan in het ‘normale’ zakenleven gebruikelijk is.

De meeste indruk maakte op mij het gesprek met de heer Slavekoorde, de hoofdredacteur van Schakend Nederland, het bondsblad dat volgens ons van geen kant deugde. Waarom moesten we in vredesnaam met die man praten? Op die vraag kreeg ik niet echt een bevredigend antwoord. Wim mompelde iets van ‘laten we proberen niet met ruzie te beginnen, niet onnodig vijanden maken, een praatje maken kost niks’. Dergelijke teksten was ik absoluut niet van hem gewend! Ik zou haast zeggen, integendeel, hij had normaal gesproken een bloedhekel aan halve waarheden. Ruzie maken kostte hem minder moeite dan net doen alsof. Ik herinner me dat Hans Ree bij een etentje ter gelegenheid van Wims 60e verjaardag een iets te zoetsappige feestredenaar onderbrak met: ‘Je gaat toch niet zeggen dat hij milder is geworden?’ Dat vond hij blijkbaar geen wenselijke ontwikkeling. Ik kon dat met hem meevoelen, temeer omdat ik tijdens dat gesprek met Slavekoorde al had zitten luisteren en kijken naar een ingetogen, gepolijste versie van Wim. Althans, hij deed toen erg zijn best zo over te komen.

Slavekoorde was van zichzelf gepolijst, waarschijnlijk zo geboren. Hij was gekleed in een lichtgrijs zomerkostuum met vest en was ogenschijnlijk een en al goedwillendheid. Natuurlijk had hij geen bezwaar tegen een poging een onafhankelijk schaakblad te beginnen. Hij kon zich ook goed voorstellen dat wij eminent geschikt waren om zoiets tot een succes te maken. Als dat in een klein land als Nederland tenminste mogelijk was. En ja, helaas, de ervaringen met Schaakrevue, toch een heel verdienstelijk blad, stemde niet optimistisch, moest hij tot zijn spijt concluderen, bla, bla, bla.
Misschien heb ik voor mijzelf achteraf een karikatuur gemaakt van dit gesprek, dat is heel goed mogelijk. Jaren later had je de televisieseries: Yes, Minister en Yes, Prime Minister. Daarin was een glansrol weggelegd voor Sir Humphrey, de hoogste ambtenaar, die ieder nieuw plan de hemel in prees en vervolgens afschoot. Voor mij was hij de reïncarnatie van H.J. Slavekoorde.
Ach, in zekere zin was het maar goed dat hij was wie hij was, stel je voor dat we hem aardig waren gaan vinden. Nu gingen we naar huis met het idee dat er veel steun was voor ons nieuwe blad en dat de hoofdredacteur van het bondsblad bang van ons was. Misschien een enigszins tendentieuze samenvatting van de resultaten van deze consultatieronde, maar met objectiviteit win je geen oorlogen.

Hierna volgde een periode van een maand of zo, waarover in mijn geheugen weinig is opgeslagen. We hadden min of meer besloten om een blad te beginnen, maar er was dacht ik nog niet direct een datum bepaald. Ik ging trouwen, dat weet ik nog wel en misschien is daarmee het geheugenverlies op andere terreinen verklaard, of althans geëxcuseerd. Toen ik mij weer meldde bij Wim, met m’n kersverse echtgenote, was zijn woning omgeturnd tot het hoofdkwartier van Schaakbulletin. Het was begonnen! Waarom ineens zo’n haast? Nou, eind augustus was er een groot snelschaaktoernooi in Arnhem en dat was een ideaal moment om ons blad te lanceren, we konden er met de bus heen. Dat had hij zich ineens gerealiseerd0710VG Schaakbulletin toen ik op ‘huwelijksverlof’ was gegaan. Door alle geknutsel aan proefversies van het blad was het een betrekkelijk kleine moeite nummer 1 te produceren. Hij had z’n broer Cees, die kunstenaar was (en nog is, bovendien niet de minste), een omslagontwerp laten maken en voilà: zie de afbeelding hiernaast.

Er was nogal wat kritiek. Niet op de inhoud, die men geloof ik wel oké vond, maar op dingen als de kwaliteit van het papier. Men had het vooral voorzien op dat omslagontwerp. Hij heeft zijn broer wat laten dollen met een schaakbord, was het oordeel van de goegemeente. Althans dat was de beknopte samenvatting van de gevoelens door, wie anders dan, Donner (zie reactie onderaan). Schakers mogen soms progressief zijn, niet in dat soort dingen. Na verloop van tijd is Wim gezwicht voor de kritiek en heeft hij een ander omslagontwerp gemaakt. Zo herinner ik het mij althans. Eerlijk gezegd heb ik nooit begrepen wat er mis was met het eerste ontwerp.

Ik herinner me dat ik een exemplaar van het eerste nummer vol trots aan m’n schoonvader gaf. Met de onuitgesproken gedachte: ‘kijk eens wat we gemaakt hebben, je dochter is heus niet met de eerste de beste sufferd getrouwd’. Zijn reactie was welwillend maar deed naar mijn gevoel toch niet helemaal recht aan de prestatie die geleverd was. Vele jaren later, kort nadat hij overleden was, vonden we dat presentexemplaar terug tussen wat persoonlijke dingen in een laatje. Blijkbaar had hij het toch op waarde weten te schatten.

Naast de verschijning van het eerste nummer van Schaakbulletin en mijn huwelijk gebeurde er in 1968 nog zo het een en ander. Mark Kurlansky heeft er een aardig boek over geschreven: ‘1968. The year that rocked the world’. De Verenigde Staten werden verscheurd door onenigheid over de oorlog in Vietnam en de strijd van zwarte Amerikanen tegen onderdrukking. De popmuziek maakte een krankzinnig snelle ontwikkeling door. In diezelfde maand augustus smoorden de Russen in Tsjecho-Slowakije de Praagse lente. Eerder in het jaar hadden in Parijs studenten en arbeiders het regime van Generaal de Gaulle aan het wankelen gebracht. In ons eigen Amsterdam waren de provo’s al een jaar daarvoor begonnen het gezag uit te dagen. Tezamen zorgden die ontwikkelingen ervoor dat 1968 gezien wordt als een jaar waarin de benauwde gezapigheid van de naoorlogse jaren radicaal werd doorbroken. Achteraf bezien lijkt Schaakbulletin wel onderdeel van die omwenteling te zijn geweest. Vooral omdat enkele jaren na de start het blad de spreekbuis werd van mensen als Max Pam, Tim Krabbé, Timman en vooral Donner, die zich -misschien wel vooral door de stijl waar ze zich van bedienden- werden gezien als exponenten van dat wat na ’68 kwam.

Maar aanvankelijk werd het blad toch vooral gevuld met partijtjes en toernooiverslagen, zoals Ligterink terecht opmerkte, in het allerlaatste nummer van SB. Het onderscheidde zich door veel aandacht voor het vaderlandse schaak, net zoals de makers zich ten doel hadden gesteld. Langzaamaan kwam het blad in een meer vrijgevochten journalistiek vaarwater terecht. Het was natuurlijk de grote verdienste van Wim Andriessen dat hij erin slaagde het blad lang genoeg overeind te houden om dat te laten gebeuren, woekerend met een budget waar iedere andere hoofdredacteur zijn neus voor zou hebben opgehaald. En om vervolgens toen de kansen zich aandienden die met beide handen aan te grijpen. Uit de tijd dat het nog heel moeizaam ging, het lukte almaar niet om boven de grens van 800 abonnees uit te komen, herinner ik mij pogingen om de basis te verbreden door ook aan dammen en go aandacht te besteden. Dat leidde toen tot een van Donners hilarische tirades: ‘Het is mij gebleken dat de redactie van SB een oecumene nastreeft met andersdenkenden’. Daar ging weer een leuk commercieel plannetje de mist in, maar intussen zorgden dergelijke tirades voor een profiel dat de onderneming geen windeieren legde.
Tegen die tijd was ikzelf niet actief meer bij de productie van het blad betrokken. Er moest weer worden gestudeerd, vond ik. Mijn rol was overgenomen door Dik Kruithof, die later weer door anderen werd opgevolgd.
 
 
Reactie:
Hoi Frits! Net je stuk gelezen. Mooie tijden waren dat. Ik geloof dat het niet Donner was die op het eerste nummer van SB reageerde (hij kwam pas later bij ‘De Schaakkoerier’, zoals hij het blad schertsend noemde), maar ikzelf. Ik herinner me althans dat ik ergens heb geschreven dat het blad van recycled pleepapier was gemaakt en dat Wim met nauwelijks verhuld nepotisme een familielid met een schaakbord had laten dollen, of woorden van gelijke strekking. Gek eigenlijk, dat er voor zo’n blad geen markt meer blijkt te zijn (‘Matten’ is van geheel andere signatuur). Zal wel weer aan de computer liggen!
Beste groet,
Alexander Münninghoff
 
**************************************
© 2010 Frits Hoorweg
powered by CJ2