De poëtische wereld | |
Tjielp, tjielp | Jaap van Lakerveld |
De mus staat in de boekenweek centraal
Ik wil aan boekenwurmen laten weten
Dat mussen zelden boekenwurmen eten
Dus: Wurmen, lekker lezen allemaal!
Dat hebben wurmen anders meegemaakt
De ‘Jonge Lijsters’ die zij ooit verslonden
Raakten andersom ook opgewonden
Want lijsters weten hoe zo’n wurmpje smaakt
De boekenwereld is een beestenboel
Met Penguins, Zwarte beertjes, Atalanta’s
Bezige bijen, Poema’s en met Panda’s
Dus boekenwurmen, regen-, hout-, of spoel-,
Zoek veilig de bescherming van het kussen
Van een Leunstoel samen met de mussen.
********************************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.
Kijk op: www.deleunstoel.nl/donateur.php |
|
© 2009 Jaap van Lakerveld |
Een rustig mens | |
Harry Kramer, wars van dogma's | Frits Hoorweg |
Harry Kramer was 16 jaar lang verantwoordelijk voor het ‘mediabeleid’, althans als ambtenaar vanuit de culturele hoek.
‘Toen het nog bij CRM zat heette het Radio, Televisie, Pers en later bij OCenW werd het –iets ruimer- Media, Letteren en Bibliotheken (MLB). Bij EZ (mededinging) en VenW (infrastructuur) zaten, en zitten, ook mensen die zich tegen de sector aan bemoeiden.’
Sinds 2004 is hij zelfstandig adviseur Informatie en Mediaontwikkelingen.
‘Ik heb besloten me specifiek op de sector te richten die ik goed ken. Consultants zijn er al genoeg. Leeftijd? Laten we voor dit interview maar net doen of ik 59 ben (hij is van 1944) anders ontstaat de indruk dat ik er binnenkort mee ophoud. Peter Jelgersma, waarmee ik onlangs een nieuw bedrijf heb opgericht, had het ergens over ‘ons laatste kunstje’. Ik heb geroepen: wil je wel voor jezelf spreken!?’
Serieuze teksten verpakt in scherts en pakkende oneliners, ziedaar het handelsmerk van Mr.H.Y.Kramer. Hij lijkt geknipt voor Tv-programma’s waarin de spreker hoogstens enkele minuten krijgt om zijn zegje te doen. Vreemd genoeg zie je hem daar nooit.
Kwaliteit in een turbulente sector
Als ambtenaar van cultuur stond hij pal voor het publieke bestel en de vaste boekenprijs.
Kijkt hij daar nu wat genuanceerder tegenaan?
‘Absoluut niet! Het gaat om een sector waarin de overheid vaker dan in andere moet interveniëren. Ja, ja, dat ga ik je nu uitleggen.
Er wordt nu eenmaal veel middelmatigs en weinig waardevols geproduceerd. Kwalitatief hoogwaardige inhoud (content heet dat in het jargon) is schaars en als je wilt dat het een faire kans krijgt kun je de markt niet altijd, en in dezelfde mate, z’n gang laten gaan. Dan houd je alleen die middelmaat over, of erger. Door de techniek verandert de manier waarop die inhoud bij de klanten wordt gebracht. Er moet als het ware steeds gewerkt worden aan nieuwe bundelingen en verpakkingen. Totdat er weer een pakket is uitgevonden dat voldoende rendabel is om zonder overheidssteun te overleven (soms is blijvende steun nodig).
Een mooi voorbeeld daarvan is ‘Uitzending gemist’. De publieke omroep heeft de ruimte gekregen daar in enige rust aan te werken. Er hoefde niet op stel en sprong iets rendabels te zijn. Daardoor hebben ze op dat gebied een voorsprong gekregen. De markt is niet altijd de beste innovator, zoals je steeds te horen krijgt van de vrije-markt-economen.’
Dat laatste samengestelde woord neemt hij veel in de mond. Jarenlange strijd met de ambtenaren van EZ en die in Brussel hebben zijn sporen nagelaten, er althans voor gezorgd dat de argumenten er moeiteloos uit rollen. Van een trauma kan echter nauwelijks gesproken worden, want hij won meestal. En dat in weerwil van het feit dat ministers en staatssecretarissen lang niet altijd even recht in zijn leer waren.
‘Zo’n Rick van der Ploeg is dan wel een PvdA’er, maar hij is toch eerst en vooral ook zo’n vrije-markt-econoom. En zo waren er meer, ook kamerleden, allemaal gevoed door Frank van (raas) Kalshoven van de Volkskrant. De argumentatie uit zijn stukjes kwam altijd vanuit allerlei hoeken op ons af.’
Vaste boekenprijs
Een spraakmakend dossier dat hij voor zijn vertrek in 2004 tevreden kon laten opbergen was dat van de vaste boekenprijs.
‘Het systeem van prijsafspraken dat in Nederland tot dan gold mocht niet meer van Brussel.
Die afspraken domweg afschaffen leek ons zeer ongewenst. Bestsellers verkopen is geen kunst en op zich uiterst lucratief, maar je wilt graag dat uitgevers en boekhandelaren de revenuen daarvan gebruiken ten bate van het wat minder goed lopende boek. Wat er in België en Engeland was gebeurd boezemde weinig vertrouwen in.
De voor de hand liggende oplossing was een wet, want dan mag het weer wel volgens de Europese regels. Maar ja, de vraag was of daar voldoende politieke steun voor te organiseren was. Het Centraal Plan Bureau heeft een rapport gemaakt. Dat was een beetje enerzijds-anderzijds verhaal, maar wel leunend naar het standpunt van ‘moet dat eigenlijk wel’. Uiteindelijk is het vooral D66 geweest die eraan is gaan sleuren en wij hebben ons steentje bij kunnen dragen. Zo’n wet moet nu eenmaal aan specifieke eisen voldoen en er zijn weinig kamerleden die daar kaas van gegeten hebben.
Nee, het is niet zo dat die vaste boekenprijs in de praktijk vooral de uitgevers spekt. Uitgevers die op het grote geld uit zijn hebben zich allang gespecialiseerd in lucratieve vakliteratuur als juridische teksten, die zijn geen partij meer in dit veld. Misschien is het wel vooral de middelgrote, literaire boekhandel bij mij in de straat die profiteert. En dan is het nog geen vetpot, meer dan een rendement van 0-5% zit er niet in. Ook literaire uitgevers zitten met dergelijke rendementen, dat kun je ook moeilijk woekerwinsten noemen.’
Inmiddels is Harry opnieuw bezig met hetzelfde dossier, maar nu in een andere rol.
‘De wet schrijft voor dat er na 5 jaar een evaluatie moest plaatsvinden. Let wel: het gaat niet om een zogenaamde horizonbepaling, dan vervalt de wet tenzij je iets doet om dat te voorkomen. Nee, de wet schrijft voor dat er geëvalueerd moet worden. En dat ben ik nu aan het voorbereiden, in opdracht van de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak. Dat is de overkoepeling van uitgevers en distributeurs, ook boekenclubs en zo. Ik heb eerst geprobeerd intern de neuzen één kant uit te krijgen, dat zag het departement ook wel graag. Nou die fase sluiten we zo’n beetje af. Nu komt er een onafhankelijk onderzoek en dan hoop ik dat er midden dit jaar een eindrapportage is.
Je moet wel beseffen dat de wereld er over 5 of 10 jaar anders uit kan zien. Als een elektronisch product als het E-boek werkelijk wat gaat betekenen, dan verandert het krachtenveld en zul je die vaste boekenprijs opnieuw tegen het licht moeten houden. Maar dat kun je nu nog onvoldoende inschatten. Totdat je dat wel kunt zeg ik met John Wayne: ‘Hold your fire till you can see the white in the eyes of the Indians.’
De kwaliteitskranten
De indruk zou kunnen ontstaan dat Kramer een onbedwingbare neiging heeft zich overal mee te bemoeien, maar dat is pertinent onjuist. Zo heeft hij zich nooit met de kranten bemoeid. En hij is er, ook nu het slecht gaat, geen voorstander van dat de overheid dat nu wel gaat doen.
‘Er is nog steeds goed geld te verdienen met het maken van kranten, maar niet meer zoveel als vroeger. Het is een beetje een ‘shrinking iceberg’ die zuidwaarts drijft. Maar om te voorkomen dat er helemaal niets van overblijft zullen ze toch eerst zelf iets moeten doen. Er moet nagedacht worden over de formule en hoofdredacteuren moeten echt leiding gaan geven. Want jij mag de indruk hebben dat zo iemand de baas is bij een krant, maar dat is helemaal niet zo. Kijk de wereld is veranderd. Als ik een dag in de auto heb gezeten hoeven ze mij ’s avonds niet meer te vertellen wat er gebeurd is. Dat weet ik dan al. De krant moet daar veel meer op inspelen en opschuiven in de beschouwende richting, en dat moet dan wel goed gebeuren, niet zomaar van alles en nog wat. In dit geval zou meer markt wel heilzaam zijn. Al die kranten bij elkaar in één bedrijf (PCM), dat is een grote fout geweest. Dat moet eerst uit elkaar.
Er is nu een commissie Brinkman en die zou het beste kunnen adviseren voorlopig niks te doen. Nee, dat gaat natuurlijk niet gebeuren. Schrijf maar op (grote grijns): ze komen met een pakket van maatregelen ten bedrage van 32 miljoen in 4 jaar, want dat is er beschikbaar.’
Nieuwe firma breekt kabelmonopolie
Hoe zit dat met dat nieuwe bedrijf, YouCa een afkorting van ‘your cable’, dat hij samen met Peter Jelgersma heeft opgericht?
‘In Nederland is de kabel erg belangrijk en dat zal voorlopig nog wel zo blijven. De digitale alternatieven zijn niet aantrekkelijk genoeg. Die kabel is in handen van regionale monopolisten als UPC en Ziggo. Doordat het monopolisten zijn vragen ze teveel voor het doorgeven van de programma’s. De omroepen kunnen zich niet permitteren om ruzie met zo’n monopolist te maken want dan riskeren ze van de kabel gegooid te worden. Daarom willen wij dat die kabelaars gedwongen worden om hun netwerk open te stellen voor een bedrijf als het onze. Hoe doe je dat? Nou door een beroep te doen op de toezichthouders in Brussel.’
Ze kunnen Harry Kramer niet verwijten dat hij dogmatisch is; soms hebben die vrije-markt-economen toch hun nut.
**********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.
Ga naar: www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php |
|
© 2009 Frits Hoorweg |
In de polder | |
Taalwee | Carlo van Praag |
Ik klauter even uit mijn polder omhoog om mij aan de Nederlandse taal te wijden, een onderwerp dat bij gewoonterecht eigenlijk aan collega Gerbrand Muller toevalt. Ik heb zijn toestemming.
Wij zijn getuige van taalverval. Zo doen althans de veranderingen die elke gesproken taal nu eenmaal ondergaat, zich aan ons voor. De verwerving van een taal, met inbegrip van grammaticale regels, zinsbouw en correcte spelling, is een investering. In een maatschappij als de onze is daarvoor langdurig schoolbezoek nodig en als de daar opgedane kennis door toedoen van een volgende generatie devalueert, doet dat pijn. Als de zin ‘Jan is groter dan Piet’ geen officiële voorkeur meer krijgt boven ‘Jan is groter als Piet’ is dat onaangenaam voor de mensen die anders geleerd hebben. Dit zinnetje wordt overigens vaak gebruikt om de willekeur van de taalregels mee te illustreren. Er is geen hogere logica waaruit zou kunnen worden afgeleid dat bij het gebruik van de vergrotende trap het woord ‘dan’ beter is dan het woord ‘als’. De regel is niet meer dan een tijdgebonden afspraak. En waarom zou die geen plaats kunnen maken voor een andere afspraak? Een taal is een instrument voor de communicatie tussen mensen, geen museaal object. Tot zover de relativering. Nu de pijn!
Vanuit het oogpunt van de conservatief viert de taalzonde hoogtij. De mensen kunnen niet meer spellen, de kromme zinnen vliegen je om de oren, en mooie oude gezegden met naamvallen erin worden vervangen door moderne pronkstukken van het type ‘dat is mij wat kort door de bocht’. ‘Hij heeft een kort lontje’ vind ik nog wel aardig.
Die spelling loopt het meest in het oog. Eigenlijk weet ik niet eens zo zeker of de mensen slechter spellen dan in het verleden. Het was, denk ik, nooit geweldig, maar het viel minder op, omdat het grootste deel van de bevolking zich hield bij boodschappenlijstjes en brieven in beperkte kring, terwijl nu iedereen zich via het internet tot de wereld richt. Maar gezien de enorme uitbreiding van het onderwijs zou er vooruitgang hebben moeten plaatsvinden en daar bespeur ik niets van. Dat kan ook bijna niet als de Pabo-docenten de schrijftaal al niet meer goed beheersen.
Wij lezen nu ongeveer even vaak ‘het gebeurd’ als ‘het gebeurt’ en ‘het is gebeurt’ is even populair als het correcte equivalent. En dan heb ik het niet over de spelling van glazenwassers of parkeerwachters, maar over die van studenten aan de universiteit. Kranten zijn voor dit soort fouten nog te professioneel, maar ze schrijven wel ‘ondanks dat het weer tegenzat, was de sfeer prima’. Misschien valt het u al niet meer op, maar het is wel fout. Hoe lang nog?
En, ook volstrekt courant: ‘de familie heeft elkaar al jaren niet meer gezien’, terwijl elkaar alleen maar past bij een meervoudig onderwerp. Nog zo één: ‘De ploeg heeft intussen een nieuwe trainer, maar of die hun van degradatie zal redden, is de vraag’. De ploeg is vrouwelijk enkelvoud en de trainer zal er dus wellicht niet in slagen haar van degradatie te redden. Trouwens, als je denkt dat ploeg een meervoudig begrip is, zou je bij het lijdend voorwerp moeten kiezen voor ‘hen’ in plaats van ‘hun’. Maar het Nederlands heeft zich in de loop der eeuwen vrijwel ontdaan van zijn naamvallen en de restanten die het daarvan nog bevat, vormen moeilijke kost. Voornoemde fouten zijn, ook in onze beste kranten, normaal en wie weet, misschien al informeel toegestaan. Formeel nog niet, dacht ik, evenmin als ‘Nederland en haar bevolking’ en ‘de kerk en zijn dienaren’ om maar niet te spreken van ‘de vrouwen wiens toetreding tot de arbeidsmarkt nog steeds niet wil vlotten’.
Er zit een systematiek in deze fouten. Zij getuigen bijna allemaal van een tekort aan grammaticaal besef. Het geslacht van woorden is niet meer bekend, er heerst, althans in werkwoordsvormen, onzekerheid over enkel- en meervoud, en over het gebruik van d’s, t’s, dt’s, tt’s en dd’s die (hierin bestaat wel een hogere logica) uit de vervoeging van het werkwoord volgen. Maar ja, we hebben hier te maken met schoolse kennis die geen plaats meer heeft in het moderne onderwijs. Kinderen gaan school om niet nader omschreven ‘competenties te verwerven’, niet om gedoceerd te worden. Deze ontwikkeling kun je sociologisch duiden, hetgeen ik hier zal nalaten.
Daarnaast zijn er ook zuiver linguïstische factoren in het geding.
Het Nederlands worstelt met enkele structurele problemen. De taal kent drie geslachten, maar twee daarvan dragen hetzelfde lidwoord. Tussen mannelijk en vrouwelijk bestaat op dit punt geen onderscheid, zodat de spreektaal niet, zoals in het Duits, de sleutel biedt tot het vaststellen van het geslacht. Dat lijdt tot onzekerheid en willekeur bij betrekkelijke voornaamwoorden, zoals in ‘dit apparaat welke garant staat voor jarenlang onbeperkt kijkgenot’ en ‘de dame wiens tasje werd geroofd’…..enz. Hier weet ik zelf nog de juiste keuze te maken, maar bij tal van andere woorden zou ik het geslacht moeten opzoeken.
Verder is de verbinding van woorden in samenstellingen een structureel probleem. Zelfs een eenvoudig woord als vrijetijdsbesteding (vrije tijdsbesteding/vrije-tijdsbesteding/vrijetijds-besteding?) stelt de schrijver voor een dilemma. Deze kwestie doet, samen met de door spellingscommissies herhaaldelijk gewijzigde voorschriften voor de spelling van vreemde woorden, de meest geletterde landgenoten struikelen en vormt daarmee de triomf van het Groot dictee der Nederlandse taal. Ik tast hier ook in het duister en voel geen lust meer mijn kennis bij te spijkeren. In 1989 heb ik nog proberen te begrijpen, waarom je in het woord produktiefactor produktie met een k en factor met een c moest schrijven, maar ik ben het inmiddels vergeten. Ik merk trouwens dat de, in de tekstverwerker ingebouwde, spellingscorrector met deze schrijfwijze geen genoegen meer neemt. Het zal mij worst wezen. Zo’n taalpurist ben ik dus ook niet en het winnen van het Groot dictee der Nederlandse taal is, wat mij betreft, niet verdienstelijker dan een kampioenschap paalzitten.
************************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via de Nieuwsbriefknop bovenaan de inhoudsopgave. |
|
© 2009 Carlo van Praag |
Amsterdam werelddorp | |
Wachten op de metro | Sebastiaan Capel |
In een dorp komt de streekbus twee keer ’s ochtends en twee keer aan het eind van de middag. Voor andere verbindingen zijn bewoners aangewezen op eigen vervoer of de enige taxi in de regio. Hoe anders is dat in het werelddorp Amsterdam: trams, bussen, de pont, taxi’s bij de vleet, ook fietstaxi’s, TukTuks en natuurlijk de metro. En de bewoners en bezoekers van Amsterdam hebben ook nog het vooruitzicht op de prachtige NoordZuid-lijn. Maar nu blijkt dat deze pas in 2017 gaat rijden, komt de onvermijdelijke vraag naar boven: is de NoordZuid-lijn het wachten eigenlijk wel waard? Het kost onnoemelijk meer geld dan gedacht. Onheilsprofeten voorspellen dat de oude binnenstad zal instorten, zoals er nu al enkele panden verzakt zijn. En inmiddels heeft de NoordZuid-lijn het eerste politieke slachtoffer geëist met een afgetreden wethouder.
Amsterdammers zijn wel gewend te wachten op het hoofdstedelijke Openbaar Vervoer. Vooral de tram trekt zich weinig aan van de dienstregeling die netjes in het hokje hangt. Wachten is dan de enige oplossing, maar deze metro gaat wel erg lang op zich laten wachten. Door het lange wachten wordt ook steeds kritischer gekeken naar de voordelen ervan, áls die uiteindelijk rijdt. Die zijn er uiteraard. Ten eerste zal de metro het ‘barre Noord’ met het centrum verbinden. (Overigens zou het een doodzonde zijn als de metro ervoor zorgt dat de pontjes stoppen met varen of minder gaan varen.) Hierdoor kan Noord meegenomen worden in de vaart der volkeren, zoals nu voorzien.
En een metro kan veel meer mensen vervoeren dan de huidige trams en volgens de verwachtingen is dat nodig ook. Want aan de Zuidas wordt een complete nieuwe stadswijk verwacht met duizenden bewoners en vele arbeidskrachten. En die vele mensen moeten op een goede manier vervoerd worden. Het beeld is dat de NoordZuid-lijn het ‘oude centrum’ in de binnenstad snel verbindt met ‘het nieuwe centrum’ aan de Zuidas
Overigens is het argument van tijdwinst niet echt steekhoudend, want die is verwaarloosbaar ten opzichte van het huidige metronet tussen het Centraal Station en de Zuidas. Dit zou wél opgaan als de NoordZuid-lijn zou worden doorgetrokken tot Zaanstad en Purmerend in het noorden en Schiphol in het Zuiden. Niet alleen zouden dan de regionale forensen bediend worden, maar het levert ook een directe verbinding op voor de internationale forensen. Zij kunnen direct vanaf Schiphol op een snelle manier naar hun business-lunches aan de Zuidas vervoerd worden. En als ze daarna nog even de grachtengordel willen bekijken of shoppen in de Bijenkorf is dat met de NoordZuid-lijn ook zo geregeld!
Naast al deze valide en praktische redenen zou er ook nog een emotionele kunnen meespelen: een werelddorp als Amsterdam verdient gewoon meer metrolijnen dan het nu heeft. De concurrentie met het metronet van Londen of New York zal het nooit kunnen aangaan, maar de huidige drie á vier lijntjes zijn nou niet echt wereldbestormend.
Om de moed erin te houden is het de moeite waard naar grote projecten elders te kijken. Zo rijden de Hagenezen inmiddels alweer een paar jaar droog door hun tramtunnel onder het centrum. Dat hadden ook maar weinigen nog verwacht na het almaar lekkende plafond. En in Boston was de Big Dig legendarisch om overschrijdingen in budget. Hier werd een snelweg dwars door het centrum onder de grond gebracht. En net toen het allemaal de voltooiing naderde, stortten dakpanelen naar beneden, bovenop een auto, met één dode tot gevolg. Maar ook daar rijden de auto’s inmiddels rustig er door heen. En een laatste voorbeeld dat wat meer tot de verbeelding spreekt is het Sidney Opera House. Dit landmark aan de baai van de stad kostte ook veel, veel meer dan verwacht, maar nu het er staat, is iedereen, bewoners en bezoekers, zeer tevreden. Het heeft Sydney op de kaart gezet.
Hopelijk past de NoordZuid-lijn in dit rijtje en is het het wachten waard. En tot die tijd is het net als met het wachten op de tram: net als je denkt dat deze nooit meer komt verschijnt hij in de verte. Laten we hopen dat het zou betekenen dat nét als niemand het meer verwacht de NoordZuid-lijn gaat rijden. En áls de NoordZuid-lijn dan rijdt zal menig tegenstander van nu genieten van de comfortabele reis onder de grond van Amsterdam-Noord naar Station Zuid, maar hopelijk nog verder. En dan is Amsterdam een metrolijn dichterbij de ontwikkeling tot ‘echte stad’, tot metropool.
***************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php
****************************************
Zie voor meer illustraties van Lucia Jonkhoff: http://www.flickr.com/photos/33899366@N08/sets/72157611816939343/detail/ |
|
© 2009 Sebastiaan Capel |
Het leven zelf | |
Een gezonken cultuurgoed | Peter Schröder |
Ik heb al een boek
Bloemen houden van mensen, nette mensen houden van Boeken. Boeken zijn mooi en leuk en saai, maar boeken zijn ook meer en anders. Boeken vormen een stoffelijke neerslag van hoge geestelijke, culturele en intellectuele waarden. Zeg maar gerust: eeuwigheidswaarden. Boeken vormen een geestelijke bagage die ver boven het laag bij de grondse, materieel getinte, dagelijks leven uitstijgt. Of niet soms? Voor hun portret poseren voetballers met hun bal, dansers en bankiers in hun kostuum en denkers staan voor hun goedgevulde boekenkast. Met die boeken op de plank heeft de eigenaar greep op de wereld. Meer geestelijke macht in een mooiere wereld dan die van anderen met minder boeken. In den beginne was Het Woord en dat werd uitgedragen in boekvorm.
Democratisering
Boekengebruik door de eeuwen heen is een mooi voorbeeld van het sociale proces dat wordt aangeduid met de sociologische term Gesunkenes Kulturgut. Boeken waren ooit voorbehouden aan de wereldlijke en geestelijke elite; de machtigen der aarde. Koningen, bisschoppen en hertogen hadden het geld om kopiisten en verluchters prachtige handgemaakte manuscripten te laten maken. Boeken waren uniek, zeldzaam en duur, na een oorlog ging de overwinnaar niet alleen met goud en juwelen, maar ook met de boekenschat van de verliezer aan de haal. De hoge adel en geestelijkheid werden in de loop der tijd gevolgd door steeds gewonere mensen die steeds meer onderwijs genoten.
Vervluchtiging
Mechanisering van de boekenproductie met de uitvinding van de boekdrukkunst (de Gutenberg Revolutie), steeds meer onderwijs en het losmaken van boekenbezit en boekenbeschikbaarheid met de komst van openbare bibliotheken maakten boeken uiteindelijk toegankelijk voor iedereen uit het gewone volk die een beetje zijn best deed. Boeken werden niet meer uniek en minder zeldzaam. Boekengebruik is op die manier maatschappelijk diep gezonken. In deze 21e eeuw van globalisering en informatisering is het boekenbestel aan het vervluchtigen en het virtualiseren. Daarmee lijkt de Geur van Heiligheid die boeken traditioneel omringde te verdampen.
Democratische kennismaatschappij
Boeken zijn in de loop van de westerse geschiedenis maatschappelijk steeds verder gezonken. Boeken en lezen spelen dan ook een dragende rol in de vrijheid van meningsuiting en de daaraan verbonden vrijheid van meningsvorming zoals vastgelegd in de democratische grondrechten van iedere burger. Zonder boeken geen democratie en geen kennismaatschappij. Dat betekent dat onze overheden boeken en lezen hebben verwerkt in beleid en regels. Boeken zijn geen koopwaar, maar bronnen van welzijn en welvaart. Boekhandel is geen handel, maar zegenrijke verspreiding van Het Woord. Onze regering begunstigt de vervaardiging van en handel in boeken dan ook met financiële tegemoetkomingen.
Boekensteun
De ideologie achter het boekenbeleid gaat er zo ongeveer vanuit dat boeken niet alleen waardevol zijn, maar ook kwetsbaar. Lucebert vertolkt met de strofe Alles van waarde is weerloos in zijn prachtige gedicht De zeer oude zingt (1974) het motto van (een deel van) het Cultuurbeleid van de regering. Mooie dingen krijgen onvoldoende kansen in het normale economische verkeer en verdienen extra steun van Hare Majesteit de belastingbetaler. Betutteling, paternalisme zeggen de Economische Zaken, merit goods, verantwoord rentmeesterschap zeggen de Sociale Christenen. En nette mensen zijn weerloos tegenover een beroep op wellevendheid ten aanzien van Cultuur.
Boekenwinkelier
Terzijde: niet zo lang geleden was boekenhandel niet chique. In Den Haag bestaat sinds 1802 De Nieuwe of Literaire Sociëteit De Witte van nette notabelen (doelstelling: gezellig verkeer en geoorloofde uithuizigheid, door onder meer ...beoefening van de letterkunde....). Den Haag kende ook de buitengewoon luxueuze en weldenkende boekhandel annex uitgeverij L.J.C. Boucher, gevestigd schuin tegenover het Paleis Noordeinde. Een schitterende winkel met een ongelooflijk breed assortiment in enorme kasten, voorzien van gerieflijke stoelen om rustig kennis te kunnen nemen van de boekenschat (ik heb daar middagenlang Kuifjes gelezen) onder het welwillende oog van Boucher zelf. Boucher kwam niet door de ballotage van De Witte omdat het bestuur van oordeel was dat middenstanders in het gezelschap niet thuishoorden.
Laag belastingtarief
Onze regering kent een Cultuurbeleid dat uit is op Kwaliteit, Pluriformiteit, Toegankelijkheid en Duurzaamheid. Onze regering kent verder grondrechten ter zake vrije meningsuiting en meningsvorming met behulp van Het Woord. Onze regering kent ook een Economisch Beleid in het teken van het onbelemmerde verkeer van arbeidskrachten, goederen en diensten. Hoe wordt de vereiste ruimte en vrijheid voor het boekenbestel nader vormgegeven? Door bijvoorbeeld een laag BTW tarief van 6% op de fabricage en handel in boeken (geldt ook voor o.a. telefoonboeken, kleurboeken en memogidsen met namen en adressen van milieuvriendelijke ondernemers). En door een wettelijk vastgelegde Vaste Boekenprijs.
Wettig onderonsje
De Vaste Boekenprijs, een wettig kartel waarin uitgevers verplicht zijn een prijs die de detailhandel voor boeken kan/moet rekenen vast te stellen (en te melden aan het Commissariaat voor de Media). Een kartel dat geacht wordt een breed en gevarieerd assortiment aan boeken in de winkel te bewerkstelligen omdat ....tja, omdat uitgevers zo minder risico zouden hoeven te lopen. Is Het Verhaal. Of dacht u soms dat uitgevers elkaar gingen beconcurreren met dichtbundels van Lucebert? Minder risico bij het uitgeven van minder populaire boeken (zeg dichtbundels en romandebuten) waarvan ze de tekorten kunnen compenseren door de verdiensten op populaire boeken (zeg de Kamerplantengidsen en de Harry Potters). Geen vrij verkeer voor auteurs, tussenhandel en winkeliers, maar een dictaat van de uitgevers. Aan de uitgever de rol van deskundige, jury en Maecenas (naar de Romeinse keizer Gaius Cilnius Maecenas, 70 vóór, 8 na Christus). Als de boekenkopers steeds de verkeerde boeken dreigen te gaan kopen zijn de uitgevers er om ze op het rechte pad te houden door de tekorten op de goede boeken te verrekenen met de overschotten op de verkeerde boeken.
Goede oude tijden?
De Vaste Boekenprijs lijkt uit te gaan van een groot maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel van een gezelschap weldenkende uitgevers (laten we zeggen zoals Boucher vroeger, of Van Oorschot nog misschien). Niet al te grote ondernemingen met een sterke beroepstrots die koste wat het kost Mooie Boeken onder het volk willen brengen. Nu leven we ondertussen in een tijd waarin uitgeverijen niet verschoond zijn gebleven van de vermaledijde schaalvergroting, concentratie en globalisering, van de online boekhandelarij en de macht van het Bruna-concern (overigens ligt ook Rutger Kopland soms bij Bruna). Voor dat brede, gevarieerde boekenaanbod kunnen we niet meer terecht bij de idealistische kleine zelfstandige, maar moeten we zijn bij de succesvolle Selexyz keten. En natuurlijk op de Internetboekhandel.
Waardevermindering
In Nederland worden per jaar een slordige 45 miljoen boeken geproduceerd. Ongeveer ¾ daarvan vindt tegen de Vaste Boekenprijs een koper, ongeveer ¼ wordt niet tegen de vastgestelde prijs verkocht, maar belandt in de veel lager geprijsde Aanbiedingen (Ramsj) van dezelfde erkende boekhandel en De Slegte of verdwijnt onaangeraakt in de papiermolen. Een rendement dat vragen oproept. Doen die uitgevers wel hun Cultuurpolitieke best of zijn ze gemakzuchtig geworden? Kijkt er ooit iemand naar het Cultuurpolitieke criterium van de Kwaliteit van dit merit good? (Overigens: kartels kunnen (op de kortere termijn?) heel efficiënt werken, toen de Bouw in Nederland in een legaal kartel opereerde waren de bouwkosten structureel lager dan nu.)
In de rekken
45 miljoen boeken per jaar in Nederland. Waar blijven al die boeken? Die weerloze boeken stapelen zich op. Als we ze uitgelezen hebben gaan ze niet naar vrienden & kennissen of het 2e handscircuit maar stapelen ze zich op in de boekenrekken van Lundia, Ikea en chiquere meubeliers. In een net Nederlands gezin van nu gaan nog steeds de boeken naar binnen en worden ze al dan niet gelezen goed in het zicht bijgezet. (Mijn dochter vestigde zich in een Rotterdamse buurt die zich in een proces van gentrification opwerkt van gribus naar milieu voor ‘hogeropgeleiden’. Bij kennismaking merkten de buren op dat de buurt flink naar links aan het opschuiven was: “kijk maar eens naar al die boekenkasten die je ziet staan”.). De boeken worden bijgezet omdat...... je dan elk jaar weer opnieuw die Hubert Lampo en Arnon Grunberg gaat lezen? En dat leuke citaat van Vestdijk opzoekt? Boeken gaan er in en verlaten het huis pas in bananendozen na het overlijden van de hoofdbewoners (Ondertussen verzakken onze huizen steeds verder - echt waar! - onder dat steeds zwaardere gewicht aan cultureel erfgoed.)
Dust to dust
Uiteindelijk geldt de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica: de boeken staan niet meer ordelijk in die rekken, zelfs die ene % van de favoriete Elsschot wordt niet meer ingezien: de privéboekenschat verliest zijn Waarde en vervalt tot cellulose. Voor zover u denkt te beschikken over een aardig boekenkapitaaltje kan een gang naar de 2e handsmarkt ontnuchterend werken. Het is te laat, De Slegte en zijn collega’s kunnen niets met uw prachtcollectie beginnen: ze hebben alles al in veelvoud in hun rekken staan. Ze verwijzen u naar de handel in Oud Papier (die ook al niet zo best meer loopt). (Een goede oudere piano, die raak je ook niet meer kwijt aan een pianist. Je mag hem na afspraak aan de stoeprand zetten bij de ophaal van het grofvuil) Is de werdegang van je boekenschat erg? Gaat er veel verloren? Vooral een Idee, de gedachte dat je cultureel en intellectueel het beste bent toegerust met een privé-bibliotheek onder handbereik.
Waar gaat dat heen
Het wetenschappelijk informatieverkeer heeft de strategische stappen al veel eerder gezet: boeken staan natuurlijk in de bibliotheek die in digitale vorm steeds uitgebreider, actueler en toegankelijker beschikbaar is. Het ruikt en voelt niet meer lekker naar boeken, maar het werkt wel veel doeltreffender. In de Verenigde Staten waren studenten al veel langer gewend aan het bekliederen met ballpoints en hi-lighters van belangrijke, vaak prachtig uitgegeven, studieboeken (brrr!). Uit de jaren 50 stamt ook het Amerikaanse gebruik om bij het lezen van een paperback, de afgewerkte pagina’s uit te scheuren en meteen weg te gooien.
Tijdelijke vorm, eeuwige inhoud?
Wat mis je op die manier? Als je het nog eens terug wilt lezen ga je naar de Bieb, koop je gewoon weer een exemplaar, of kijk je op Internet. Via Internet is zo langzamerhand de allergrootste bibliotheek aller tijden beschikbaar (en voor ouderwetse geesten: als je per se een tastbaar stoffelijk 1e of 2e hands exemplaar van een boek wilt hebben ben je ook op de Internetwinkels aangewezen). Aan de orde is het onderscheid tussen vorm en inhoud, tussen de informatie in een boek en de informatiedrager, de vellen gebundeld papier die de inhoud dragen. In het mediataaltje: de content en het medium. Wat betreft content is er werkelijk een wereldwijd literatuurparadijs aan het ontstaan.
Is de content media-afhankelijk? Is Anna Karenina op een e-book, een Luisterboek, over de radio, verwerkt tot film, teeveeserie of game dezelfde Anna Karenina?
Vooruitgang
Die Anna Karenina ruikt, voelt en leest dan in ieder geval anders dan in zo’n dundruk uitgave uit de Russische Bibliotheek van Van Oorschot. (De oude Geert had geen Vaste Boekenprijs nodig: hij zette persoonlijk zijn voet tussen de deur van de ‘betere’ boekwinkels en maakte net zo lang luidruchtig kabaal tot hij zijn waren had afgezet). De Tijd staat niet stil en we moeten ons zien te behelpen. Zit er weinig anders op dan het steeds blijven aanvullen en meezeulen van de eigen boekenlast? Voorlopig lijkt dat het feestelijk lot van nette mensen. We kunnen niet veel anders, maar doen het oudergewoonte met ontzag en plezier.
En dankzij de jaarlijkse poldereconomische verbintenis van Het Boekenvak en De Spoorwegen tijdens de Boekenweek, mogen we weer een zondag gratis treinreizen. Voor de berekenende burger: als je je aankopen met boekenbonnen financiert verdien je er ook nog eens behoorlijk aan. De zegeningen van de paternalistische, branchevervagende, aanbod-economie. Goed voor de crisisbestrijding.
*****************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Barbara Muller, Katharina Kouwenhoven, Michiel Hoorweg, Hans Meijer,
J.W. Meijer, Gerbrand Muller, Willem Sloots, Noor van den Brand, Peter Schröder,
Ruurd Kunnen, Carlo van Praag, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg en anderen. |
|
© 2009 Peter Schröder |
Beelden uit soberder tijden | |
Hoe bijzonder zijn ze echt? | Peter Schröder |
Vorige keer waren in "Beelden uit soberder tijden" bijzondere mensen te zien. Helaas waren de afbeeldingen niet al te verhelderend omdat 'normaal' vergelijkingsmateriaal ontbrak. De schrijver kan nou wel beweren dat de Hugo's 3.30 m. hoog zijn, maar bewijs dat maar eens!
Hier alsnog een comparatieve illustratie van de uitzonderlijkheid van de afgebeelde mensen.
1. De Reus baptiste Hugo in het gezelschap van twee assistenten die 1.75 lang zijn. Wat een verschil!
2. Louis Coulon, de ijzergieter met zijn baard van 3.30 m. Hier zie je hem in 1904 met een kleindochter en kleinzoon. Zij laten met elk een sliert van de baard en de snor zien hoe lang die haren wel niet zijn!
3. En vanwege de BOEKENWEEK een kaart van Madame Delait en Lecture. Dit keer een vrouw met een (niet heel erg lange) baard en een mooi leesboek op schoot. Mevrouw Delait woonde in 1921 in Thaon-les-Vosges in Frankrijk. |
|
© 2009 Peter Schröder |
Dichten | |
Hilton in Paris | Claude Aendenboom |
Daar stapt 't tijgerbontje
binnen met haar hondje
het oerdomme blondje
draait met haar kontje
en geeft nog een rondje.
******************
Literair cabaretprogramma bij u thuis?
|
|
© 2009 Claude Aendenboom |
In de tuin | |
Eén zielig sneeuwklokje | Theo Capel |
Op zondag 1 maart werd ik wakker met de radio die me wist te vertellen dat de lente was aangebroken. De meteorologische of klimatologische lente weliswaar. Op de echte lente moesten we nog even wachten. Daarna kwam er een mevrouw die ons allemaal uitnodigde naar Bakkum te komen, waar grote velden sneeuwklokjes in bloei stonden. En niet één soort was er te zien, maar vele. De kenner weet zelfs wel 75 soorten te onderscheiden. Zoveel waren er in Bakkum nou ook weer niet.
Ik ken Bakkum alleen maar van een grote camping die vooral bij volkse Amsterdammers in trek is. De laatste tijd zouden ook de betere standen zich er wagen, maar ik wacht nog even. Het trekt me niet echt. En hoe zou het met de sneeuwklokjes in de eigen tuin zijn? Ver Noord-Holland intrekken om iets te bewonderen wat ook in de eigen tuin moest staan, was overdreven.
De sneeuwklokjes in mijn tuin vielen tegen. Eén zielig klokje was er te zien. Nou ja, drie of vier misschien, maar echt niet meer. In mijn vorige tuin stonden ze bij bosjes en hier wil er maar niks van komen. Aan de grond ligt het niet, want met de nodige afgunst zag ik op een andere tuin in ons complex hele volksstammen klokjes staan.
Het advies is om sneeuwklokjes bloeiend te planten en niet als bolletjes. Ik wist de neiging om een paar pollen uit te graven te onderdrukken.
Een ander verhaal is dat je sneeuwklokjes de tijd moet geven om aan te slaan. Ik moet het nog zien. Hopelijk doet de sneeuwroem (chionodoxa), die ik op dezelfde plaats in de grond stopte, het beter.
Thuis leerde ik altijd 'wat in huis is, kan niet weg zijn'. Het is een aansporing om te blijven zoeken naar zaken die je kwijt bent. Soms heeft dat succes. Ik vond zo het etiket van de rode tulpen terug die in de herfst de grond in gingen. Ik blijk een familielid van 'Roodkapje' te hebben geplant. 'Ali Baba' heet deze soort, die tot de tulpen greiggii behoort. Het klinkt sprookjesachtig. Over het blad ben ik minder enthousiast. Het is dofgroen met donkerbruine strepen. Volgens verkooppraatjes moet ik dat juist mooi vinden. De bloemen zijn in ieder geval fors en knalrood. Daar is het allemaal om begonnen. De tulpen verheffen zich langzaam maar zeker uit de aarde en nu zijn ook de neuzen van de hyacinten tevoorschijn gekomen. Het wachten is nog op de blauwe druifjes en natuurlijk is het de vraag of de bloeitijd zo op elkaar is afgestemd dat ik echt een nagebootste wimpel in onze driekleur ga zien.
In een oude aflevering van Onze Eigen Tuin zag ik dat ze in De Keukenhof met het spelen met kleuren nog een stapje verder waren gegaan. Voor de mensheid is het misschien wel een grote stap, in ieder geval voor de tuinliefhebbers. Het hoofd van Pippi Langkous was in een mozaïek van tulpen geplant. Voor de uitstaande vlechtjes van dit irritante meisje had men uiteraard een oranje soort gebruikt. De contouren van het gezicht en het haar waren met blauwe druifjes aangegeven. Vooral als je net als Pippi in een boom klom, toonde de afbeelding heel goed. Tommy en Annika volgen misschien nog.
Puristen hebben iets tegen de drift om met bolgewassen of perkplantjes al dan niet realistische schilderingen te verzinnen. Een guirlande van begonia's, onderbroken door afrikaantjes en geaccentueerd met leeuwenbekjes is voor sommigen een uiting van weerzinwekkende wansmaak. Het valt voor dat slag mensen in dezelfde categorie als het gebruik van opgeplakte legpuzzels als schilderijen aan de wand van de woonkamer.
Ach, je kunt wel overal iets tegen hebben en als wansmaak je naar de keel grijpt moet je geen volkstuin willen. Het wordt voor mij ook weer tijd om aan perkplantjes te gaan denken. Dubbele vlijtige liesjes in lichtroze deden het afgelopen keer erg goed. Maar daarnaast kan het ook geen kwaad om weer eens een kweker van vaste planten her en der te bezoeken, bijvoorbeeld kwekerij 'Hof te Dieren' in de gelijknamige plaats. Ik wacht nog even tot het echt lente is en maak er dan een fietstochtje van vanuit Arnhem.
*********************************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar www.peppered.nl |
|
© 2009 Theo Capel |
Lopen | |
Zelf wandelboekjes uitgeven | Frits Hoorweg |
Voelt u wel eens aandrang uw wandelervaringen op schrift te stellen en ze in boekvorm uit te geven? Het beste advies is waarschijnlijk: onderdruk de neiging daartoe. Er gaat veel werk in zitten (de kosten vallen tegenwoordig mee) en de kans dat er meer dan enkele tientallen exemplaren van verkocht worden is vrijwel nihil.
Maar ja, dat is een advies waar u natuurlijk niet op zit te wachten. Bovendien is er af en toe een uitzondering op de regel, getuige het succesverhaal van Alfred Wainwright.
In 1952, toen Wainwright serieus begon aan zijn gidsen voor Lakeland, wist trouwens bijna niemand dat zijn ouders hem ooit Alfred hadden genoemd. Hij was A.Wainwright, hoofd Financiën van de gemeente Kendal en dat was voor hem intiem genoeg. In zijn vrije tijd wandelde hij graag, liefst bergop-bergaf. Toen zijn faam groeide ontstond de gewoonte om hem, vertrouwelijk maar toch afstandelijk, met AW aan te duiden.
Hij stelde zich in ’52, 45 jaar oud, ten doel om alle bergen van het Lake District in Noordwest Engeland die hij de moeite waard vond in kaart te brengen en te beschrijven. Dat waren er 214 en volgens lokaal gebruik noemde hij ze ‘fell’, een woord dat afgeleid is van het door de Noormannen gebruikte ‘fjall’. Alles maakte hij met de hand: de voor een wandelaar onmisbare kaartjes, de illustraties om de tekst te verlevendigen, zelfs de tekst schreef hij zelf, in een merkwaardig, maar zeer goed leesbaar, blokschrift. De vormgeving die hij gebruikte was een eigen ontwerp.
Voor hij begon aan de taak die hij zich had gesteld maakte hij een planning. Hij dacht 7 delen nodig te hebben en daar gaf hij zichzelf 13 jaar voor. Dat wil zeggen: de vrije tijd die in deze 13 jaar overbleef naast zijn gewone werk. Wonder boven wonder lukte hem dat. Hij mocht er graag over opscheppen dat hij een week voor de deadline klaar was.
Een drukker bleek bereid om deel 1 op de pof uit te geven. Een oplage van 200 exemplaren zou ₤ 950 gaan kosten (in die tijd heel veel geld!) en hoewel het risico voor AW was, hoefde hij niet vooraf te betalen. Als het boek ging ‘lopen’ kon hij z’n schulden betalen en anders was hij de klos.
Hij vond ene Henry Marshall bereid om in naam ‘uitgever’ te worden. Deze Henry was verder ook niet te beroerd om als verkoper en handelsreiziger op te treden. Wainwright wilde daar zo min mogelijk mee van doen hebben. Zelfs het geven van een interview was hem al te veel. Toen hij er een keer niet onderuit kon beperkte hij zich tot korte nietszeggende antwoorden.
Mede dankzij de inspanningen van Henry Marshall begon deel 1, na een aarzelend begin, inderdaad te verkopen. En wel zo goed dat de investering van ₤ 950 ruimschoots werd terugverdiend. Nou moet erbij worden vermeld dat die boekjes van Wainwright zo goed en zo bijzonder zijn dat er geen commercieel genie aan te pas hoefde te komen om ze te verkopen (maar het moest natuurlijk wel gebeuren!). Bekijk de illustraties om er een indruk van te krijgen. In plaatje 1 kijk je de auteur op de rug. Meer gaf hij in het begin niet prijs van zichzelf. Heel veel later ontdooide hij een beetje en verscheen af en toe ‘in beeld’; zelfs op TV.
Nu is dit toch een opbeurend verhaal geworden voor de aspirant-uitgever van eigen werk. Niet?! Maar is er ook iets van te leren? Nauwelijks, denk ik. Of toch?
Les 1: Maak iets heel speciaals, liefst met plaatjes, dat niet alleen leuk is om te lezen maar ook praktisch nut heeft. Dus, zeg ik tegen mezelf, niet alleen slap geklets maar vooral ook routebeschrijvingen en kaartjes.
Les2: Maak een strak plan en houd je daaraan. Verwaarloos zonodig vrouw en kind. Dat was voor AW niet zo’n punt, zijn 1e huwelijk stelde niet veel voor. Misschien moet dat wel als een voorwaarde voor succes worden aangemerkt.
Les3: Schakel iemand in die bereid is voor niks als uitgever, verkoper en handelsreiziger op te treden. Als blijkt dat je succes hebt kun je hem zo weer afdanken, zoals AW rücksichtslos deed.
Les 4: Hoewel je vaak het tegendeel hoort beweren is het blijkbaar geen doorslaggevend bezwaar dat de auteur enigszins contactgestoord is.
Les 5: Doe voorzichtig met geld. AW stak zich diep in de schulden. Dat is tegenwoordig met al die Internetuitgevers niet meer nodig, als je het tenminste simpel houdt. Iets met kaartjes en illustraties zal nog steeds prijzig worden, denk ik.
Geld interesseerde AW blijkbaar niet zoveel. Later toen hij eenmaal uit de kosten was gaf hij alle royalty’s weg aan de dierenbescherming. En dan te weten dat er in de loop der jaren miljoenen boeken van hem verkocht moeten zijn!
Deze vrijgevigheid leidde er na zijn dood in 1991 toe dat zijn tweede vrouw Betty enigszins berooid achterbleef. Ze kreeg geen pensioen van de gemeente Kendal, omdat AW pas na zijn pensionering met haar was getrouwd. Daar had het voormalige hoofd Financiën even niet aan gedacht! En naar de opbrengst van de boeken kon ze ook fluiten. Maakt u zich geen zorgen: er is iets op bedacht door een of andere uitgever.
Uitgeverij Bert Bakker heeft in de tachtiger jaren van de vorige eeuw een serie wandelgidsen uitgegeven die geïnspireerd leken door Wainwright. Er staan leuke tekeningen in en zelfgemaakte kaartjes. De tekst is wel gewoon gedrukt. ‘Lopen over gras,’ heette de serie en de auteurs waren Kees ter Holt en Jouke van der Meij. Je komt die boekjes in antiquariaten nog wel tegen.
***************
Hunter Davies, Wainwright the Biography, Orion 2002
De illustraties zijn afkomstig uit respectievelijk deel 2 en 1 van de Lakeland Fells serie.
Het werk van Wainwright wordt nog steeds uitgegeven en ik kan het u van harte aanbevelen.
Voor de echte fan is er ook een Wainwright-society, die verkoopt onder andere een speciale muts. Ach, wat zou ik die graag hebben. |
|
© 2009 Frits Hoorweg |
Ergernissen | |
e-Xhibitionisme | Willem Minderhout |
Regelmatig duiken er berichten op over jongeren die in de problemen zijn gekomen door al te grote openhartigheid op websites als Hyves, tot regelrechte chantage met - met behulp van webcams opgenomen – filmpjes van al te intieme handelingen. Ik vond dat altijd erg stom van die slachtoffers. Mijn kinderen zouden daar vast te slim voor zijn, om over mezelf nog maar te zwijgen.
Sinds kort begin ik daar sterk aan te twijfelen. Naast de Leunstoel houd ik nog een weblog, zet mijn artikeltjes voor gedrukte media op een website en ik heb al 150 filmpjes op YouTube gezet. Als me iets leuks overkomt en ik heb mijn digitale camera niet bij me, voel ik een lichte paniek opkomen omdat ik het niet kan documenteren.
Ik ‘zit’ zelfs op Hyves. Daar doe ik echter vrijwel niets mee. Ik ben ooit uitgenodigd om iemands ‘vriend’ te worden en daar heb ik ja tegen gezegd. Dat doe ik nog steeds als ik de uitnodigende partij ken en aardig vind. Ik heb zo een aantal uit het oog verloren vrienden en vriendinnen teruggevonden en dat vind ik erg prettig.
Deze passieve houding had ik lange tijd ook op zo’n ander relatienetwerk: ‘Linked In’. Ook daar ben ik ooit ingerold doordat ik werd uitgenodigd. Ik heb bij een ICT-firma gewerkt en in die wereld was dat systeem al heel snel populair, dus binnen de kortste keren had ik een heleboel contacten in mijn database. Linked In is gericht op professionals, niet op pubers. Een van de bedoelingen is dat je met behulp van die site ook werk – opdrachten of een baan – kunt vinden. Je kunt er dus ook je CV op kwijt. Dat CV vormt zich gedeeltelijk vanzelf, want als iemand je uitnodigt die meedeelt dat je ooit samen bij bedrijf X hebt gewerkt en je bevestigt dat, dan wordt dat automatisch in je profiel opgenomen.
Wat Linked In leuk maakt is, naast dat je adressenbestand actueel blijft en je contact houdt met al die mensen die tegenwoordig om de haverklap van baan veranderen, dat je de contacten van je contacten kunt zien. Dat maakt soms onvermoede relaties zichtbaar tussen vrienden, kennissen en (voormalige) collega’s. ‘Verrek, kennen die elkaar?’ Daarom – en natuurlijk omdat er een element van competitie in zit – ben ik ook begonnen met een actief uitnodigingsbeleid. Linked In is allang niet meer het domein van de IT-professionals. ‘Iedereen’ - tot Jan Peter Balkenende en Obama aan toe – kun je er tegenwoordig aantreffen.
Gebruik van Linked In leidt op verschillende manieren tot e-xhibitionistisch gedrag. Het meest onschuldige is de drang om het aantal contacten te maximaliseren. En het ene contact is het andere natuurlijk niet: een min of meer belangrijk persoon levert een mooi ‘plaatje’ op voor je album. Het lijkt zo een beetje op voetbalplaatjes sparen. ‘Yes! Ik heb Huntelaar!’ Dit leidt ook tot frustraties als de beroemdheden uit je kennissenkring weigeren om zich met Linked In in te laten. Zo probeer ik al maanden tevergeefs om de hoofdredacteur van De Leunstoel te verlokken om zich in te schrijven en zich bij mijn contacten te voegen. Kan je eindelijk eens met iemand pronken en dan krijg je dat.
Erger is het dat je je contacten kunt voorzien van een aanbeveling. Je kunt ook contacten vragen om zo’n aanbeveling voor jou te schrijven. Het kan natuurlijk functioneel zijn dat je, als je dit systeem gebruikt om aan opdrachten te komen, voormalige tevreden klanten hierom vraagt. Ik kreeg echter een paar keer zo’n verzoek van mensen die ik weliswaar goed ken, maar met wie ik nooit gewerkt heb. Ik had geen idee wat ik op zou moeten schrijven, ik schreef dan ook niets, maar dat bezorgde me wel een knagend schuldgevoel.
Op een avond – onder invloed van een paar prettige jenevertjes - heb ik ook een aantal aanbevelingen geschreven en – hoe laag kun je vallen – een aantal mensen gevraagd om mij aan te bevelen. Want dat is natuurlijk de bedoeling: you scratch my back, I scratch yours. Dat doe ik dus – als de jeneverfles in de kast blijft staan – niet meer.
Maar nu komt mijn grootste probleem. Enige tijd geleden vroeg iemand me of ik via Linked In wilde bijhouden wat ik aan het lezen ben. Ook weer zo’n leuk programmaatje. Je zoekt het desbetreffende boek op in de Amazon-catalogus en je kunt er een kort commentaar bij schrijven. Met een klik kun je zien welke andere Linked In gebruikers dat boek ook gelezen hebben en wat zij er van vonden.
Het vervelende is dat al je contacten een melding krijgen van het boek dat je hebt geselecteerd. En als je in je commentaar een typefout herstelt, krijgen ze die melding nog een keer. Het uitwisselen van informatie over boeken wordt zo een vorm van exhibitionistisch leesgedrag. Een dwangneuroot als ik wil dan ook nog eens compleet zijn en dat lukt niet altijd. Bart Tromps postuum verschenen Bush en Blair en het veld van eer, Van Casterens Lelystad, Siebelinks Suezkade, Frans Nauta’s Innovatieplatfom en Bert Kreemers’ Hete Hangijzers staan nog niet in de Amazoncatalogus. Het klamme zweet brak me uit: ‘Hoe houd ik mijn lijst nu compleet?’
Daarnaast heb ik de nare gewoonte om tientallen boeken tegelijk te lezen. Sommige heb ik in een dag uit, over sommige doe ik jaren en weer andere lees ik slechts gedeeltelijk. Wanneer voer je die nu in? Pas als je na een bladzijde of honderd denkt dat je het daadwerkelijk uit gaat lezen? Moet je een boek dat je na tien bladzijden ter zijde legt schielijk uit je lijst verwijderen? Moet je ook alle boeken die je ooit gelezen hebt invoeren? Ik twijfel, ik weet het niet, ik ben ten einde raad. Linked In zelf geeft niet veel steun. Je kunt je boeken op drie manieren catalogiseren: ‘is reading’, ‘has read’ en ‘wants to read’. De tweede categorie is al schier onuitvoerbaar, maar stel dat je aan de derde categorie begint en alle boeken invoert die je zou willen lezen? Het invoeren alleen al zou mij de tijd ontnemen om er nog één daadwerkelijk te lezen!
Ik brand ondertussen wel van nieuwsgierigheid om te weten met welke Linked In-gebruikers ik mijn lievelingsschrijvers deel. Ik heb met mezelf afgesproken dat ik die boeken pas invoer als ik ze daadwerkelijk herlees. Dit stomme systeem stimuleert me op die manier tot een intensieve herleescampagne en dat is misschien een positief effect.
Maar waarom doe ik dit in vredesnaam? Wie zit op deze informatie te wachten? En wat kan mij het schelen wat die andere Linked Inners lezen? En wat doe ik als ‘Linked In’ me straks vraagt om iedere CD die ik opzet te registreren? Een foto van iedere maaltijd te publiceren? Zal ik daar weerstand tegen kunnen bieden? En als mijn virtuele vrienden het ook gaan doen?
Ik ben bang dat ik verloren ben. Ik ben verworden tot een onverbeterlijke e-xhibitionist.
Maar er is nog hoop: ik twitter nog steeds niet.
**********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.
Ga naar: www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php |
|
© 2009 Willem Minderhout |
Ontmoetingen | |
Whisky, sigaren en ouwehoeren | Joop Quint |
Ik ben lid van een seniorenclub. De club heeft drie leden. Martin (84), Joop (78) en ik. Ik heet ook Joop en ik ben 67. Ik ben heel trots dat ik ondanks mijn leeftijd ben toegelaten tot de club. We komen ongeveer eens in de twee weken bij elkaar. Dan drinken we meestal whisky, we roken sigaren en we ouwehoeren. Ik kan aardig meedoen, maar in het ouwehoeren ben ik minder goed. Tenslotte hebben Martin en Joop meer om over te ouwehoeren.
Martin is de enige bejaarde die ik ken met ADHD. Hij is behoorlijk druk en houdt bijna niet op met praten. Hij kan heel lange verhalen vertellen, soms met allerlei zijpaden, maar hij raakt nooit de draad kwijt. Joop is iets stiller. Dat komt vooral doordat hij geen stembanden meer heeft en doordat er een gaatje in zijn luchtpijp zit. Hij kan daar sigarenrook uit laten komen.
We wonen alle drie in Amsterdam. Martin en Joop kennen elkaar al meer dan dertig jaar.
Ik heb Martin een jaar of zes geleden leren kennen op Texel. Daar is hij onze achterbuurman op de camping. We dronken whisky en we rookten sigaren. En .... we keken samen met Bernadette naar het voetballen op de tv. Mijn Bernadette kan niet kapot bij Martin. Er is geen vrouw die zoveel van voetbal afweet en er is niemand die zulke lekkere spruitjes kookt.
Ik had wel over Joop gehoord. Martin vertelt alles over zijn vrienden aan zijn vrienden. Dus Joop had ook over mij gehoord. En we hadden elkaar wel eens ontmoet. Maar het echte contact, de seniorenclub, is ontstaan aan het ziekbed van Martin.
Martin was aangereden en hij had ongeveer alles gebroken dat je kan breken. Joop en ik zijn elkaar kennelijk misgelopen in het AMC, maar we troffen elkaar in het verpleeghuis, waar Martin na tal van operaties terecht was gekomen.
Daar zaten Joop en ik, elk aan een kant van het bed. We namen altijd een cadeautje mee.
Joop meestal drank, maar ook wel eens een doos chocolaatjes die hij van zijn vrouw had meekregen. Ik had nogal eens een makreel bij me. Martin houdt van vis. En tussen ons in lag Martin in bed. Met allemaal kranten om zich heen en alsmaar aan het ouwehoeren. En dan dronken we wijn of whisky. Dat hing af van wat Martin van zijn bezoek cadeau had gekregen.
En dan zaten Joop en ik naar Martin te kijken. Want Martin zag er bijzonder uit. Dat kwam doordat zijn wervels recht gezet moesten worden. Over zijn hoofd liep een stalen band (een halve cirkel) die opzij met pinnen vast zat in zijn schedel. Om zijn nek zat ook zo’n stalen band. De stalen banden zaten met een staaf aan elkaar. Een vriend heeft hem wel gevraagd: ‘Hé, Martin, wat doe je met die schroothoop op je kop?’
Het verpleeghuis was in Zuidoost. (De Bijlmer). Joop woont in Slotermeer. Hij had ongeveer anderhalf uur nodig om er met openbaar vervoer te komen. Voor mij was het drie kwartier.
Het grootste deel van het personeel bestond uit hele vriendelijke Surinaamse dames. Er liepen poezen over de gangen. Er waren twee grote hokken met konijnen. Een keer per week was er in de grote zaal een optreden. Meestal van een vrolijke man van middelbare leeftijd met een accordeon, die Amsterdamse liedjes zong.
Martin had verschrikkelijk in de kreukels gelegen. Het was echt een soort ‘wederopstanding’, toen hij na ongeveer zes maanden naar huis mocht. Dat hebben we uiteraard gevierd. Tussen wel tien bloemstukken en nog veel meer kaarten. Nu, een maand later, staan die bloemstukken er nog. Martin kan geen afscheid van ze nemen.
De seniorenclub is nog jong. Wellicht is het te vroeg om te evalueren. Toch is er wel een aantal patronen duidelijk. Basis is de gemeenschappelijke belangstelling voor whisky, sigaren en vrouwen. (Daar heb ik het nog niet over gehad.) Daarnaast is er de gemeenschappelijke achtergrond: de detailhandel. Martin heeft jarenlang in Amsterdam-Oost een winkel gehad in bladen en snoep. Joop had op de Haarlemmerdijk een fotozaak. Portretten, reportages en fototoestellen. Die zaak heeft hij doorgegeven aan zijn zoons. En ik heb altijd een winkeltje in adviezen gehad. Voldoende stof om nog heel lang te ouwehoeren.
***************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php |
|
© 2009 Joop Quint |
Feuilleton | |
Bietjes (1) | Bert Hiddema |
Oom Jan kan geen hap door zijn keel krijgen als Ajax verliest. Met zwaar de pest in en een flink stuk in zijn kraag zwalkt hij de hoek van de straat om en opgestookt door het nakaarten bij de bestuurskamer eet hij zelfs geen palingfilet of Kips leverworst.
`Schuift het vijf voet van hem af,' zegt tante Rie.
Oom Jan is geen lid van Ajax. Zogenaamd omdat hij dat niet wil, maar er staat al een advertentie van een concurrerende groenteboer in het Ajax-nieuws, de firma Cruyff in Betondorp. Volgens mijn moeder zou hij niet door de strenge ballotagecommissie komen: `Kijk maar hoe Martijn een gebakken ei eet.'
Met twee handen. Slurpend.
`Zo moet het niet,' wordt me met de paplepel ingegoten.
Ik bewonder de manier, waarop oom Jan de produkten en prijzen op de ramen kalkt. De groentewinkel is op de hoek van de Sumatra- en Ombilinstraat en heeft twee grote etalages aan weerszijden van de ingang en om de hoek, in de Sumatrastraat, nog twee grote ramen.
Van asperges, knoflook en paprika heeft nog niemand gehoord, citroenen en bananen zijn schaars, de vitaminen uit sinaasappels worden via lepels levertraan naar binnen gegoten. Des te meer soorten kool, appels en peren zijn voorradig: spruitjes, koolraap en wortels in overvloed.
De aardappelen en groenten gaan direct in de tassen van de klanten of worden verpakt in oude kranten, maar de winkel is voorzien van de allernieuwste snufjes: een schilmachine voor krieltjes, groente kan vers gesneden worden en er wordt niet gewogen op een balans met gewichten, maar op een weegschaal van de firma Berkel die aan het plafond is bevestigd.
Diepvriesspinazie en -bonen zijn ruim voorhanden in koelvitrines. Net als bitterballen, huzaren-, zalm- en Baltische salade, Russische eitjes, ijslolly's en Kartoffelsalad: `Echt Duits.'
Blikken met groente, schijven ananas en ander fruit staan binnen handbereik uitgestald op planken achter de toonbank, afgewisseld met potten augurken, doppertjes en zilveruitjes.
Flessen met Rangsnoepjes van de soorten die Martijn graag lust staan zo strategisch opgesteld dat het wisselgeld van de klanten daaraan besteed kan worden. Alle mogelijke soorten limonade, van gazeuse die prikt in je neus via siroop tot de kleine, duurdere flesjes: cassis en cerise van Hero, Seven-up, Perl en Sinas staan verleidelijk uitgestald.
Coca-Cola dat veertien cent per flesje kost, is het summum voor ons allemaal. Wie het net zo koud drinkt als op de reclamefoto's waant zich de topscorer in een ijshockeymatch! Voor de juiste kroonkurken krijg je echte voetballers. Geen foto's of tekeningen, maar echte plastic mannetjes die op een soort tribune kunnen staan. Aan de muur hangt een telefoon, de enige in de straat, en op de deur zit een elektrische bel.
Het koken van de bietjes gaat nog op de oude manier, zodat niet alleen de bijkeuken, maar ook het woonhuis - twee kamers en een alkoof achter de winkel - doortrokken is van een weeïge geur die dagenlang blijft hangen en in al je kleren gaat zitten.
Zomers wordt de toonbank opgefleurd met bosjes radijs en trosjes druiven, 's winters staan er grote blikken met zuurkool en het hele jaar door blikken met zure bommen en rijen van kleine doosjes met rozijnen, die afgewisseld worden met tubes mayonaise en opzij daarvan langwerpige doosjes met dadels.
`Wat zijn dat?' vraag ik.
`Fruit,' legt oom Jan uit, die met spataderen kampt, omdat hij de hele dag moet staan.
`Soort snoep,' meent tante Rie. Ze kreunt niet vanwege haar slechte gebit, maar heeft pijnlijke armen vanwege het ijskoude water, waarin ze de groenten moet wassen.
Martijn weet dat dadels uit warme landen komen: `De Tropen.'
Zijn vader knikt in zijn sas.
`Ze groeien aan palmbomen in oases!' roept mijn neef.
`Dat leert hij op school,' lacht tante Rie breed.
`Zeker op de Batjanschool,' zegt mijn moeder naderhand. Ze kan er niet over uit dat haar drie jaar oudere zuster Rie zich door haar zoontje laat tutoyeren (`dat leert hij zeker ook op school') en kan niet nalaten haar zuster te melden dat de juffrouw van de kleuterschool al `een professor' in mij zag.
Het woord achterstandswijk bestaat nog niet, driekwart van Amsterdam is het.
In de Indische Buurt lopen vrouwen met hoofddoeken, mannen rochelen op straat en jongens beginnen al jong te roken, terwijl ze op straat rondhangen, omdat de huizen zo klein en vol zijn.
Vlees is zo'n luxe dat woensdag nog geen gehaktdag is, vis wordt alleen op vrijdag gegeten, behalve haring waar je mee doodgegooid wordt. De honger moet gestopt worden met aardappelen, groente en jus, die nog van zondag is.
Vrouwen in de buurt zijn modinette, werkster of meisje van Verkade, de gesneden groenten van Oom Jan zijn een uitkomst. Hij maakt de juiste grapjes, leeft mee met lief en leed en is vriendelijk en behulpzaam. Op de markthallen aan de Jan van Galenstraat is hij getapt. Hij koopt goed in en weet alles tegen een goede prijs kwijt te raken. Hij gunt iedereen het zijne, op zaterdagmiddag houdt hij een soort uitverkoop voor mensen met weinig geld en wat hij over heeft zet hij zo neer op de stoeprand dat echt arme drommels het mee kunnen nemen. Daarna slaat hij in de bijkeuken snel een oude klare achterover, zodat hij met het gemoed van een soort sociaal werker avant la lettre aan de schoonmaak kan beginnen.
Ze leven er goed van en gaan overal heen met de vrachtwagen, een open bak met een bruin dekzeil en wielen die naar binnen staan voordat de bedden, stoelen en opklaptafel, koffers, tassen en kisten worden ingeladen en wij daarop, ertussen en ervoor plaats mogen nemen.
`Maar niet staan!'
Tante Rie krijgt al een hartverzakking als ze eraan denkt en mijn moeder ook als ze ons nawuift.
De winkel is op woensdagmiddag gesloten, 's middags zijn ze om een uur of twee klaar. Het hangt ervan af hoe lang het schoonmaken duurt.
Daarna gaan ze uit rijden en stoppen ergens langs de kant van de weg om vanuit de berm te kijken naar andere auto's die langsrijden en te zwaaien naar collega's of mensen die naar hun zwaaien. Bermtoerisme wordt het in de krant genoemd.
Omdat Martijn zich snel verveelt mogen al zijn vriendjes mee. We gaan naar Volendam en Enkhuizen, over het Noordzeekanaal met de pont van de Hemweg en over de grote weg langs Zaandam, Zaandijk, Koog aan de Zaan en andere plaatsen van de spoorlijn die we op school uit ons hoofd moeten leren. Een keer in de maand is de bestemming Julianadorp, waar oom Jan voor zijn spataderen wordt behandeld door de enige man in Nederland die dat kan, terwijl wij ons vaste partijtje afwerken tegen een ploeg dorpsjongens die hun dolle, witharige linksbuiten Monus noemen of misschien heet hij echt wel zo.
Omdat we altijd winnen rijden we in the winning mood terug.
`Niet staan hoor,' gilt tante Rie.
Mijn moeder heeft ook liever dat we verliezen.
We voetballen partijtjes-tegen op bijna alle Hollandse stranden, gaan kopje onder in diverse brandingen en eten geregeld verse schol die tante Rie ergens in een bos bruinbakt op een primus of een kampvuurtje dat oom Jan stiekem tussen de struiken stookt.
We gaan naar de Veluwe om echte bloed- en Gelderse worst te kopen, kippen en konijnen bij een boer die de kop eraf hakt en ze dan een stukje op het erf laat lopen, terwijl Martijn tegen zijn moeder opmerkt:
`Hij praat zoals jij.'
`Dat mag je niet zeggen,' zegt oom Jan.
`Wel denken dan?'
`Martijn denkt alleen maar goeie dingen, hè Martijn.'
`Ik denk alleen maar aan...'
Ik hou mijn adem in.
`Voetballen.'
Net zei hij nog neuken.
Op de terugweg, bij Garderen, nemen we een militair mee die in Stroe is gelegerd en ondanks het liftverbod voor militairen met zijn duim omhoog in de berm staat. Hij wil naar een concert van Nat King Cole in het Concertgebouw.
Martijn begint op de manier van Frankie Laine `Answer Me' te zingen.
`Dat niet,' zegt de lifter misprijzend bij Martijns Lord above. `Maar jazz.'
Het woord blijft hangen: jazz.
Thuis noemen ze het minachtend kattengejank, dan moet het wel goed zijn.
Jazz is berucht sinds het concert van Lionel Hampton in de Apollohal toen het publiek massaal van de kook raakte en het orkest door het podium zakte, terwijl het Flying Home bleef spelen. Ondanks de politiefluitjes die op de live-elpee te horen zijn.
(Bovenstaand fragment komt uit een roman in wording die ‘Een klein ploegje’ gaat heten.) ***************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php |
|
© 2009 Bert Hiddema |
Naar de film | |
Hou vol, Clint! | Hans Knegtmans |
De eerste film die ik professioneel besprak (dat wil zeggen tegen vergoeding, in een echte krant) was True Crime, in 1999. Ik was niet aardig voor Clint. Zo hekelde ik de vele minder geslaagde grappen uit de film en zijn seksuele escapades. Bejaarden horen niet aan seks te doen vond ik, althans niet met de bedoeling dat derden daar naar kijken. In mijn toenmalige beleving was Clint op sterven na dood en filmisch pijnlijk op zijn retour.
Uiteraard had ik er geen weet van dat hij in de tien jaar daarna nog zeven films zou regisseren (en in vier daarvan zelf zou optreden), met als hoogtepunten Mystic River (2003), Million Dollar Baby (2004) en het WOII-tweeluik Flags of Our Fathers en Letters From Iwo Jima (2006). In Gran Torino treedt hij voor het eerst sinds Million Dollar Baby weer op, door hemzelf geregisseerd. Nog ouder (bijna 79 jaar), en met nog meer rimpels maar zo te zien allerminst met één been in het graf.
Bij de begrafenis van de vrouw van hoofdpersoon Walt Kowalski staat de weduwnaar (Eastwood) naast de kist, overziet de aanwezigen en gromt hoorbaar, als een valse hond. De kerkgangers bieden dan ook geen prettige aanblik: zijn twee papperige zoons en hun respectieve echtgenotes, plus de kleinkinderen die niet onder de indruk lijken van grootmoeders verscheiden en achter hun hand flauwe opmerkingen maken over hun chagrijnige opa. Het samenzijn na afloop in Walts huis lijkt dan ook in niets op de hartverwarmende reünie die normaal het leed van de achterblijver verzacht en ook bij de overige familieleden de onvergankelijke familieband bevestigt, al heeft die in de praktijk vaak moeten wijken voor dringender zaken.
Koreaveteraan Walt is blij als het zooitje is opgehoepeld en hij kan overgaan tot de orde van de dag. Wat kleine klusjes doen in huis, het gras maaien en aan het eind van de middag zijn tuin overzien, een indrukwekkende hoeveelheid blikjes Pabst bier onder handbereik. Zijn bejaarde labrador vredig aan zijn voeten en met uitzicht op zijn Gran Torino, de Ford die hij in 1972 zelf in de fabriek heeft helpen assembleren en sindsdien dagelijks blinkend schoonpoetst.
Het leven zou nog rustiger zijn als hij niet recentelijk nieuwe buren had gekregen. Spleetogen van wie het zoontje het lef heeft Walts onberispelijke gazon te betreden. Vaak hebben ze nog tientallen anderen van dat slag over de vloer. En maar eten, en maar kakelen! Het kan nog erger. Een Aziatische jeugdbende scheurt met een opgevoerde auto door Walts buurt – een desolate buitenwijk van Detroit – en probeert met ruwe grappen en bedreigingen het zoontje Thao van de buren te rekruteren.
Kowalski is een racist, daarover hoeft geen twijfel te bestaan. Hij is zijn buren liever kwijt dan rijk, verbastert lomp hun namen en scheldt ze openlijk uit voor ‘gooks’ en ‘chinks’. Maar hij is geen slecht mens. Wanneer de dochter van de buren wordt lastig gevallen door een groepje zwarte hangjongeren ontzet hij haar uit de benarde situatie. Eastwood mag dan een dagje ouder zijn, met een geweer in zijn armen lijkt hij nog genoeg op Dirty Harry om het geteisem de stuipen op het lijf te jagen. Op weg naar huis praat Sue hem bij over haar familie. Ze behoren tot de Laotiaanse tak van de Hmong. Die vochten ten tijde van de Vietnam oorlog aan de kant van de Amerikanen. Toen die het daar voor gezien hielden leek het verstandig achter hen aan te reizen en in de VS een nieuw bestaan op te bouwen.
De Koreaveteraan weet niet wat hij hoort. Kennelijk is de ene Aziaat de andere niet. Dat idee wordt bevestigd als Sue hem later uitnodigt voor een feestje bij haar thuis. Zoals altijd vergaat horen en zien je bij die spleetogen, maar, moet hij toegeven, koken dat kunnen ze! Een mens is nooit te oud om te leren. Zo gebeurt wat allang in de lucht hing. Walt verandert van een kortzichtige racist in een racist die niet meer alle buitenlanders over één kam scheert. We kunnen er zeker van zijn dat het zelfs tussen hem en de verlegen Thao nog goed zal komen.
Eastwood heeft voldoende ervaring om de baas te blijven over het onevenwichtige scenario van Nick Schenk. Desondanks hadden net als in True Crime van tien jaar terug een aantal grappen beter geschrapt kunnen worden. Vooral een bezoek aan Walts Italiaanse kapper, bedoeld om Thao te leren ‘hoe Amerikanen met elkaar omgaan’ is verbazend ongrappig en illustreert dat Eastwood weliswaar gevoel voor humor heeft, maar dan geen humor van het subtielere soort.
*********************************
Doe iets leuks met je geld:
Word donateur van De Leunstoel.
Kijk op: www.deleunstoel.nl/donateur.php |
|
© 2009 Hans Knegtmans |
De wereldliteratuur roept | |
Krabbé legt het er te dik bovenop | Gerbrand Muller |
Een tafel vol vlinders van Tim Krabbé, het boekenweekgeschenk van dit jaar, begint mooi. Een man is met drie reisgenoten op weg naar de top van een vulkaan. Hij is al wat ouder, de klim valt hem zwaar, maar hij behoort tot de volhouders: alle andere reisgenoten hebben de beklimming opgegeven en zijn achtergebleven op een lager gelegen rustpunt. Toch ergert hij zich: een van de drie volhouders, een vrouw die een stuk ouder is dan hij, is hem al ver vooruit en volbrengt de tocht zonder een spoor van vermoeidheid. Samen met het reisgezelschap beneden bij de bus teruggekeerd wordt hij op zijn mobiel gebeld door zijn vrouw, enkele sekonden nadat hij zijn telefoon heeft aangezet om haar te bellen - hij verlangde ernaar haar stem te horen. Of hij haar wil terugbellen zodra hij weer in het hotel is. Waarom moet hij haar terugbellen, vraagt hij, ze bellen nu toch al? Die vraag blijft onbeantwoord, zijn vrouw verklaart alleen dat ze van hem houdt, 'heel erg veel.' Vervuld van bange vermoedens keert de man, hij heet Fred, samen met het reisgezelschap in de bus naar het hotel terug. Dat zijn vrouw hem niet direct wilde vertellen wat er is gebeurd voorspelt weinig goeds, er is iets ergs gebeurd, misschien met Bram. ''Hij is dood,' dacht hij.'
De lezer begint sneller te lezen: hij leeft met Fred mee en wil nu maar zo snel mogelijk weten wat voor verschrikkelijks deze even later van zijn vrouw te horen zal krijgen. Maar na een witregel springt het verhaal terug naar jaren geleden. De nieuwsgierige lezer die snel verder bladert in de hoop dat op een van de volgende bladzijden misschien de draad van het begin weer zal worden opgepakt, komt bedrogen uit, het verhaal blijft zich in het verleden afspelen.
Bram blijkt de buitenechtelijke zoon van een vroegere vriendin van Fred. De vader van de jongen heeft zich een paar weken na diens geboorte van kant gemaakt. Fred vat al snel een bijzondere genegenheid voor de jongen op, de jongen raakt op zijn beurt gesteld op Fred, en als de moeder met een andere man trouwt wordt overeengekomen dat Fred de rol van Brams gescheiden vader op zich zal nemen. Jarenlang woont Bram het ene deel van de week bij zijn moeder en stiefvader en het andere deel bij Fred.
Bram is geen gewone jongen: hij is gevoelig, fijnbesnaard, begaafd. Om dat te laten uitkomen neemt Krabbé jammer genoeg soms zijn toevlucht tot zinnen die uit een deeltje in de bouquetreeks lijken te zijn weggelopen. Op een gegeven moment beseft Bram dat er een tijd zal komen waarin hij en zijn vader er niet meer zullen zijn. Fred vindt hem dan voorover liggend op zijn bed, 'zijn hoofd in het kussen, onbedaarlijk snikkend.' 'Met het snikkende jongetje in zijn armen was Fred bijna zelf in huilen uitgebarsten, maar dan van vreugde. De scheiding had niets bedorven: Bram hield nog evenveel van het leven.'
Teleurgesteld door een vriendje komt Bram soms binnen 'met een prachtige flonkerende woedetraan in zijn oog.' (Anders dan bij anderen welt er bij de jongen als hij woedend is blijkbaar maar in één oog een traan op.)
Fred leeft van zijn pen, hij vertaalt, schrijft recensies en reisverhalen. Bram schrijft ook, kleine verhaaltjes, die Fred tot de overtuiging brengen dat er een schrijver in hem steekt. Freds grootste wens is dat hij door zijn aangenomen zoon ver voorbij zal worden gestreefd. Enige tijd vormen beiden een schrijversduo: de zoon gaat met de vader mee op reis en zij publiceren elk hun eigen verslag.
De jongen wordt ouder, en daarmee stiller, ernstiger, stroever. Fred vindt de vrouw van zijn leven, Bram gaat niet meer met hem mee op reis: het plan is bij hem gerijpt om een wereldreis te maken met als eerste bestemming de berg Autaki in Nieuw-Zeeland, waar hij de Steen van Autaki wil aanraken, in navolging van de jonge man Tepuki uit een legende van de Maori's, een verhaal dat grote indruk op de jongen heeft gemaakt. Op zoek naar zijn levenspad vindt Tepuki volgens deze legende niet meer de weg naar huis terug, maar waar hij ook komt ontmoet hij schoonheid, vriendelijkheid en genot. De jongen volvoert de reis, eerst liftend, dan per vliegtuig, hij raakt de Steen aan en keert - anders dan Tepuki en ook anders dan de lezer verwacht - weer naar huis terug.
Het tweede en laatste hoofdstuk wordt gevormd door het dagboek van de intussen negentienjarige jongen. Op de eerste bladzijden wordt verslag gedaan van de ontmoeting met een meisje. Bij deze ontmoeting is er sprake van liefde op het eerste gezicht. De liefde houdt stand, de jongen en het meisje lijken voor elkaar bestemd, ook al praat het meisje een beetje plat en heeft ze, anders dan Bram, geen sterk ontwikkeld taalgevoel. Ze 'doen het' veel met elkaar, op het kamertje van de jongen en in de vrije lucht, niet zelden geven ze zich over aan een 'vluggertje'. De ontboezemingen in het dagboek irriteren hier en daar op de manier waarop dagboeken van verliefde jongens en meisjes de nuchtere buitenstaander vaak kunnen irriteren.
Geleidelijk wordt het dagboek spannender. De jongen wordt steeds meer verscheurd door twijfel. Zijn plan was geld te verdienen om zijn wereldreis voort te zetten, maar dan zal hij het meisje voor langere tijd achter moeten laten, en wil hij dat wel, ook al zegt zij dat ze geduldig op zijn terugkomst zal blijven wachten? De verwarring van de jongen groeit, hij weet hoe langer hoe minder wat hij wil en bijna onmerkbaar bekruipt hem de twijfel of hij wel van het meisje houdt. 'En ineens, als een ruiter die door een rover van zijn paard wordt getrokken, wist ik het: ik hou niet meer van Emma.' Een mooi beeld. De jongen kan schrijven, zeker als Krabbé zijn pen vasthoudt. Hij neemt de noodlottige beslissing met het meisje te breken. Wie bekend is met Krabbé's werk zal terugdenken aan Kathy's dochter, waarin de hoofdpersoon, luisterend naar de naam Tim Krabbé, na een korte verhouding breekt met het meisje Kathy, een beslissing die hij later bitter zal betreuren. Aan het eind van het dagboek zit de jongen voor een tafel vol vlinders…
Maar de lezer van dit stukje die het boekenweekgeschenk in zijn bezit heeft maar het nog niet ter hand heeft genomen, moet nu zijn computer afsluiten en het gaan lezen. Het leest prettig, 'als een trein', zoals alle boeken van Tim Krabbé, en het zit knap in elkaar.
Misschien te knap. Voor mij ligt het er op veel plaatsen te dik bovenop. Bram is geen gewoon kind. Dat wordt in het begin mooi verwoord: Bram had 'iets glunders, een plezier in zijn bestaan dat mensen op straat naar hem deed omkijken en soms nog eens omkijken, alsof ze zoveel mogelijk van dat plezier in zich wilden opnemen.' En: 'Er school iets glorieus, iets groots in dat jongetje.' Maar direct hierna laat de auteur Fred zeggen: 'Bram, jij bent geen confectie. Je kent het woord nog niet, maar je zult het toch onthouden. Je steekt uit boven de gewoonheid om je heen.' Krabbé lijkt er niet op te vertrouwen dat hij de lezer met de voorgaande zinnen al voldoende overtuigd heeft van het bijzondere karakter van de jongen. Te vaak wordt op de volgende bladzijden ook verteld dat voor Bram 'leven' zijn liefste bezigheid is - origineel voor een jongen van nog geen tien. En tragisch, dient de lezer te beseffen nadat hij de laatste bladzijden van het boek gelezen heeft.
Mijn voorkeur gaat uit naar verhalen waarvan de constructie, hoe geraffineerd ook, niet opvalt, terwijl de grillige gebeurtenissen zich voordoen op een manier dat je je niet kan voorstellen dat ze anders dan zó hadden kunnen lopen. Het vertelde is niet bedacht, het voltrekt zich voor je ogen - ogen die eerst misschien nog nauwelijks willen geloven wat ze zien. En zo onwaarschijnlijk als het verhaal mag zijn, zo geloofwaardig is het tegelijkertijd. Zo'n boek is dit boekenweekgeschenk niet, en het kan dan ook niet de vergelijking doorstaan met Remco Camperts Sombermans actie, het boekenweekgeschenk van 1985. Ik zou me kunnen voorstellen dat een herschreven versie van Een tafel vol vlinders die vergelijking misschien wel zou kunnen doorstaan. In die versie zouden dan de sentimentele zinswendingen moeten zijn geschrapt en de nadrukkelijke aanwijzingen weggelaten.
************************
Nieuwsgierig naar de uitgaven
van uitgeverij De Sneeuwstorm?
Verwen uzelf en vraag gratis
Het laatste Vlugschrift aan via:
|
|
© 2009 Gerbrand Muller |
De wereldliteratuur roept | |
Dialogue interieur: een absolute mus | Willem Minderhout |
‘Waarom ligt u op uw knieën voor de brievenbus, meneer Minderhout? En waarom heeft u in vredesnaam een smoking aan?’ ‘Rond deze tijd komt de postbode meestal langs, Willem. Vandaag is het waarschijnlijk ‘de grote dag’, dus moet ik passend gekleed zijn.’ ‘Grote dag?’ ‘Nou, het moet wel raar lopen wil ik dit jaar geen uitnodiging krijgen!’ ’Een uitnodiging voor wat?’ ‘Het boekenbal natuurlijk. Wat dacht je anders?’ ‘Het boekenbal? Dat is toch alleen voor schrijvers?’ ‘Wat denk je dan dat ik ben? Ik schrijf me het eelt op de vingertoppen! Bovendien heb ik, zoals je weet, dit jaar het thema van de Boekenweek bepaald.’ ’U ?’ ‘Ja, ik! Weet je wat het thema is? TJIELP TJIELP - De literaire zoo. De dieren in het algemeen en de mussen in het bijzonder staan in het brandpunt van de literaire belangstelling. Het kan niet anders of mijn initiatiefvoorstel ‘Wie de mus niet eert, is de ooievaar niet weerd’ heeft voor de keuze van dit thema gezorgd.
Kijk maar. Wat staat er op de voorpagina van mijn voorstel? Juist! Jan Hanlo’s gedicht ‘Tjielp, tjielp’. Eindelijk erkenning, Willem. Na jarenlang ploeteren in de marge heeft men de grote politicus en essayist in mij herkend. De visionair die de mus weer op de kaart zette. Er is momenteel veel dat het Nederlandse volk verdeelt, Willem. Maar er is één zaak waarvoor de rijen zich weer sluiten: de terugkeer van de mus! En ik bedoel letterlijk rijen, Willem! Rijen dik stond men in het tuincentrum om een gesubsidieerde mussenvilla te verkrijgen. Alle media, van het Jeugdjournaal tot het Reformatorisch Dagblad, hadden het er over. En wie heeft die kwestie, ondanks scepsis en spot van menig bekend partijgenoot, geagendeerd? Juist! O Willem, ik zie mij al zwieren en zwaaien op het boekenbal op muziek van Edith Piaf met Yvonne van Rooij of Susan Smit in mijn armen, terwijl ik zachtjes tjielp-geluiden in hun lieve oortjes fluister … . En daarna, Willem… Daarna nodigt Harry Muschli me uit om met een goed glas wijn te discussiëren over ‘Der Wille zur Spatz’ en ‘L’ être et le moineau’. En als alle gasten al redelijk aangeschoten zijn, Willem, dan volgt het moment suprême. Charlotte Mussaers neemt me mee naar een stille plek en toont me discreet haar nieuwe tatoeage: naast haar distelvink staat een prachtige mus te pronken, door Hanky Panky nog die morgen aangebracht ….’ ‘U draaft weer aardig door, meneer Minderhout. Straks is dit niet meer dan een Phantasmus en dan zit u straks weer met een enorme kater.’
‘Daar is de post, meneer Minderhout.’ ‘O, ik houd het niet meer uit. Kijk jij alsjeblieft of die uitnodiging er bij zit, Willem? Mijn handen zijn te klam en te beverig om de post te kunnen openen.’ ‘Laat eens zien. Een foldertje over de schepping, iets van de sponsorloterij, een tandartsrekening, een brief van het Gewest Haaglanden over de Regiotaxi. Nee, ik zie niets van het CPNB. ‘Niets van het CPNB? Hoe kan dat? On n’oublie pas Sartre, als ik le General mag parafraseren. Misschien komt het morgen. Misschien is het per ongeluk bij de buren terecht gekomen. Dat kan toch niet waar zijn?’
‘Maar wacht eens … Dit komt van de Haagse bibliotheek … En hier iets diks van Maarten, de assistent van de wethouder van cultuur. Misschien kunt u in plaats van met Yvonne of Susan met Marieke Bolle zwaaien en zwieren …’ ‘Ik weet niet of dat zo’n goed idee is, Willem. Zeker niet als er bitterballen in de buurt zijn …’ ‘Zal ik die twee enveloppen dan toch maar openen, meneer Minderhout, of wilt u eerst een glaasje water?‘ ‘Maak ze maar open, jongen. Als mijn wereld dan toch instort, maak het dan maar zo kort mogelijk.’
‘Laat eens zien. Een absolute mus, met de complimenten van Maarten.’ ’ Hé, prachtig! Dat zijn mijn grappen! Heb ik niet mijn critici gepareerd met verwijzingen naar Erasmus, Wilhelmus en Muskens en gewaarschuwd voor Mussert en Mussolini? En kijk die tekeningen eens! Geweldig, een inleiding van Hugo Brandt Corstimus. Yvonne van Rooij is helaas vervangen door Yvonne Kroonenberg. Maar kijk, zij schreef een stukje over de Orgasmus. Terwijl je liefste je kust. Streef dan naar de hoogst bereikbare mus. Dat doet Van Rooij haar niet na!’
‘Het boekenbal lijkt er dit jaar niet in te zitten, meneer Minderhout. Maar u heeft wel een uitnodiging gekregen voor de opening van de tentoonstelling Een absolute mus in de Haagse Centrale Bibliotheek. Dat is toch meer dan een schrale troost!? U moet zich wel van te voren aanmelden bij een zeker mevrouw Hermus. Zouden ze die speciaal voor de gelegenheid hebben aangenomen? Alle schrijvers en tekenaars van Een absolute mus zijn aanwezig.‘ ‘Dus ook Yvonne Kroonenberg, Karin Spaink en Marjoleine de Vos? Zeg dan maar niets tegen mevrouw Minderhout, Willem. Gaan we gezellig met zijn tweeën. Zwaaien en zwieren!’
Initiatiefvoorstel ‘Wie de mus niet eert, … ‘: www.denhaag.pvda.nl/nieuwsbericht/1842
Boekenweek: www.cpnb.nl/bw/actueel/index.html
‘Een absolute mus’ in de Openbare Bibliotheek Den Haag: www.dobdenhaag.nl/agenda/default.asp?red=detail&id=7195
**************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php |
|
© 2009 Willem Minderhout |
De wereldliteratuur roept | |
Hardop lezen | Maeve van der Steen |
Ik lees voor. Niet voor één persoon maar voor tientallen, misschien wel duizenden mensen. Ik lees in een microfoon en het geluid wordt digitaal opgenomen en later op een cd-rom gezet die kan worden afgespeeld op een zogenaamde Daisy-speler.
Ik lees boeken in voor mensen die ‘niet op de gebruikelijke manier kunnen lezen’ zoals het officieel heet. Daaronder vallen blinden, slechtzienden, mensen die dyslectisch zijn – vroeger heette dat woordblind of leesblind – of zieken.
Lezen is fijn en voorlezen ook maar soms is hardop lezen hard werken.
Alles hangt af van de kwaliteit van de schrijver en de eventuele vertaler; wat mij is opgevallen in al die jaren dat ik dit werk doe is dat er verdomd weinig goed geschreven romans zijn.
Heb je een goed boek te pakken (je moet afwachten wat je krijgt en zelfs als je denkt: hoera, deze had een goede recensie, valt het vaak tegen) dan hoef je het alleen maar op je plankje te zetten en de zinnen uit je mond te laten rollen. Heerlijk!
Je moet wel even kijken of er veel vreemde woorden in voorkomen en de uitspraakregels van de betreffende taal (als je die niet toevallig al kent) erbij pakken. En dan beslissen hoe je de buitenlandse namen gaat uitspreken, helemaal zoals het hoort; dus bijvoorbeeld Kábul of gewoon zoals de meeste mensen de naam kennen: Kabúl. En dan natuurlijk consequent blijven en niet halverwege het laatste hoofdstuk denken: verrek welke uitspraak had ik nou ook weer gekozen, nou ik gok maar wat. Gelukkig is alles weer op te zoeken en af te luisteren, dankzij het Daisy opnamesysteem kan je heel makkelijk editen en met replace gewoon één zinnetje vervangen.
Een enkele keer moet je na een vergissing een list verzinnen. In de roman ‘Een braaf meisje’ van Saskia Profijt heet het broertje van de hoofdpersoon Robert. Argeloos sprak ik het talloze malen uit als Robbert. Zo wordt Robert meestal uitgesproken toch? Zegt de ik-figuur een paar bladzijden voor het eind van het boek: ‘De onderwijzer noemde hem weer Robbert terwijl mijn broer het zo belangrijk vindt dat je zijn naam goed uitspreekt: RObert! Ja wat doe je dan?
Heb de boel maar omgedraaid en in die zin van Robert Robbert gemaakt en van Robbert Robert. Sorry, Saskia Profijt!
Jammer als in die Amerikaanse detective aan het eind van het boek blijkt dat David een Fransman is. Laten we er maar vanuit gaan dat ze daar in Amerika de naam op zijn Amerikaans hebben uitgesproken.
Moest wel van mezelf het eerste stukje uit het boek met de hoofdpersoon Carol, wat ik op zijn Engels had uitgesproken, even overdoen toen in hoofdstuk twee grootvader het had over het bolletje van Carolletje.
Moet je zo’n boek dan niet van tevoren lezen? Nee dat doe ik niet meer, je bekijkt het natuurlijk wel van tevoren. Versprekingen maak je toch wel, voorbereid of niet, en je kan versprekingen eenvoudig herstellen. Ook geeft ‘a vue’ lezen een bijzondere frisheid aan de voordracht. Bovendien zou mijn uurloon, als ik het boek ook nog zou moeten voorbereiden, ver onder dat van een werkster dalen.
Heb je een matig of slecht boek te pakken, dan is het uit met de pret. Je struikelt over zinnen die niet lopen of ergert je groen en geel aan saaie passages en onwaarschijnlijke wendingen. Of een boek begint aardig en verzandt halverwege zodanig dat je denkt: zeg schrijver, had je van tevoren niet even kunnen bedenken hoe het verder moest met die figuur? ‘Dagboek van Lo’ bijvoorbeeld van Pia Pera, goed vertaald door Rosita Steenbeek, heeft een verrassend begin. Lolita vertelt vanuit het perspectief van Lolita zelf in plaats van dat van Humbert Humbert. Maar na 100 bladzijden is het klaar en had het boek uit moeten zijn.
Ook zie je steeds dezelfde dingen voorbijkomen.
IJverige jonge Amerkaanse schrijfsters die dol zijn op opsommingen en gedetailleerde beschrijvingen van interieurs waarbij de research-werkzaamheden er te duidelijk doorheen schemeren, vrouwelijke Amerikaanse detectives die de hele dag (als ze niet joggen) aan de koffie en de donuts zitten. Engelse chicklit waarin voortdurend met de ogen wordt gerold en met het voorhoofd gefronst.
Zuid-Amerikaanse romans met zinnen zo lang als een halve bladzijde, waarin je verstrikt raakt omdat de schrijver waarschijnlijk ook niet meer wist waar hij heen wilde en de vertaler al helemaal niet!
Boeken met juist korte zinnetjes met veel dialoog die lekker weglezen, bijvoorbeeld
‘Vrouwen van Hollywood’ van Jackie Collins. Boven verwachting vermakelijk ware het niet dat ik horendol werd van de volgende toevoegingen: ‘zei hij teleurgesteld’, ‘sprak zij verbaasd’, ‘vroeg ze uitdagend’, ‘voegde ze er vinnig aan toe’. Ik had namelijk de voorafgaande zinnen al respectievelijk teleurgesteld, verbaasd, uitdagend en vinnig uitgesproken! Kreeg de neiging stiekem die overbodige zinnetjes over te slaan, maar dat is niet de opdracht.
Omdat ik een vrouw ben moet ik bijna altijd romans met een vrouw in de hoofdrol lezen en die zijn meestal geschreven door een vrouw. Hierdoor krijg ik toch een wat eenzijdig beeld van de wereldliteratuur Ik was dan ook erg blij dat ik ‘De Opstandigen’ van Sándor Maraí mocht voorlezen. Geen topboek maar erg mooi van sfeer en uitstekend vertaald door Henry Kammer.
Slechte vertalingen zijn voor ons voorlezers wel de grootste bron van ergernis en wat komen ze veel voor. De vertaling van ‘Revolutionary Road’ kreeg een prijs maar liep voor geen meter.
Dat vertalen een kunst is wordt bij het voorlezen nog veel duidelijker dan als je een boek gewoon leest. Ik heb eens een vertaalster horen zeggen dat je eigenlijk iedere vertaalde zin voor jezelf moet oplezen, om te horen of het goed loopt. Ja, lieve vertalers, doe dat, en als je vreselijk struikelt weet je dat het resultaat niet deugt.
Wij voorlezers zullen dankbaar zijn en de luisteraars dus ook.
Want die luisteraars, dat anonieme publiek, daar gaat het uiteindelijk om. Dat mag niet merken dat ik soms met tegenzin een passage lees. De ‘gebruiker’ heeft recht op een neutrale en toch betrokken vertolking van het boek dat hij of zij heeft uitgekozen.
Ik doe mijn uiterste best en ben heel gelukkig met ‘De eenzaamheid van de priemgetallen’ van Paolo Giordano dat ik nu aan het lezen ben.
Wie wil weten hoe ik lees kan een fragmentje beluisteren door OBA in te tikken, zoeken in catalogus, Sándor Márai De Opstandigen en dan het boekje met ‘loket aangepast lezen’ aanklikken.
**************************************************
De Leunstoel zoekt twee mensen die het leuk vinden om te tekenen
en die bereid zijn om 2 à 3 illustraties per aflevering te maken.
Neem contact met ons op via www.deleunstoel.nl/nieuwsbrief.php
*********************************************************
Meer illustraties van Pascalle Karthaus op:
|
|
© 2009 Maeve van der Steen |
Misdaadboeken | |
Dorsey en Hurwitz maken het te gek | Theo Capel |
Californië en Florida hebben een naam hoog te houden als het gaat om de uitwassen van de Amerikaanse Droom. Rijkdom in combinatie met proletendom, onmiddellijke behoeftebevrediging, de zoektocht naar piekervaringen en het liefst van alles een leven leiden boven je stand en je verstand. Carl Hiaasen stopt zijn thrillers zo vol gekkigheid dat het verschil tussen Disney World en de rest van Florida wat fantasie betreft in het voordeel van de rest van de staat uitvalt. Tim Dorsey bedacht dat hij daar een schepje bovenop kon doen. Atomic Lobster (Harper, € 10,99) is daarvan een voorbeeld.
De humor van Hiaasen, en nog sterker die van Dorsey, berust op groteske toestanden, idiote personages en dolzinnige actie. Te veel van alles slaat in de V.S. altijd aan. De porties zijn er altijd groter dan bij ons en wie meer wil hoeft maar met zijn vingers te knippen. Bij ons is die benadering niet populair en zo is het werk van Hiaasen in vertaling nooit aangeslagen. Met de boeken van Dorsey heeft men het niet eens geprobeerd. Hem moet je in het Engels lezen, maar is het echt aan te bevelen?
Dorsey schept een heksenketel waarin drugs, seks en nare moorden de hoofdmoot vormen. Atomic Lobster is een aflevering uit een reeks waarin psychopaat Serge Storms de hoofdpersoon is. Los van zijn moordzuchtige karakter doet hij sterk denken aan de komiek Steve Martin. Hyperactief is een te zwakke uitdrukking voor zijn manier van doen. Hij heeft een vaste maat die voortdurend óf dronken is, óf onder de invloed van drugs. En dan hebben de twee in dit verhaal het toevallige gezelschap van een hoer die uiteraard hoerend en snoerend door het leven gaat. Lachen?
Serge en zijn makkers raken verzeild in een smokkeloperatie met terroristische kanten waarbij een cruiseschip een belangrijke rol speelt. Dit alles begint en eindigt in Tampa, aan de westkust van Florida. De auteur heeft Serge een fenomenale kennis van zinloze feiten over Florida meegegeven. Zo leert de lezer dat Jack Kerouac zijn laatste levensdagen in het bij Tampa gelegen St. Petersburg doorbracht (op 5169 10th Avenue North, voor degenen die er zelf een kijkje willen nemen). Serge verzamelt aarde van dit soort heilige plaatsen. En verder moet worden gezegd dat hij zijn afgrijselijke moorden uitsluitend uit een strikt rechtvaardigheidsgevoel pleegt.
Het verhaal wordt verder bevolkt door een horde edelfiguranten en bijna-hoofdpersonen waaronder een dolgedraaide huizenmakelaar en een clubje oude wijfjes. Houd je van de achtbaan op de kermis, dan kun je Dorsey ook wel hebben. Voor liefhebbers van Hiaasen die meer willen dan herlezen, zou Dorsey ter vergelijking de moeite waard kunnen zijn. Ben je een voorstander van ietsje minder dan ben je gewaarschuwd.
Greg Hurwitz neemt je in We Know (Sphere, van Ditmar Boekenimport, € 11,99) mee naar Los Angeles. Humor is afwezig, en gekkigheid eigenlijk ook. Maar het verhaal is wel redelijk bizar. Een jongeman wordt 's nachts van zijn bed gelicht door een arrestatieteam. Een zogenaamde terrorist is doorgedrongen in een atoomcentrale en heeft om hem gevraagd. Het blijkt een oud-collega te zijn van zijn stiefvader die zeventien jaar geleden werd doodgeschoten. Maar voordat hij kan vertellen waarom hij de jongeman heeft opgeroepen knalt zijn hoofd eraf. Gelukkig heeft hij net nog een sleutel in de hand van de jongeman kunnen drukken.
Er ontspint zich dan een schiet-, draaf- en renverhaal dat ook in de vertaling Vertrouw niemand (A.W. Bruna, € 17,95) is te lezen, waarin de jongeman de toedracht van een en ander probeert te ontdekken. Heeft het iets met de gaande verkiezingsstrijd voor het presidentschap te maken? Zijn stiefvader werkte indertijd als lijfwacht van de toenmalige vice-president die nu senator is en het tegen de zittende president opneemt. Zoals het gaat in dit soort verhalen weet de eenling het hele apparaat dat tegen hem is te slim af te zijn. Het raadsel waarom een vice-president pas na zeventien jaar een gooi naar het hoogste ambt doet, blijft onbeantwoord. Wel wordt duidelijk waarom de jongeman zeventien jaar eerder de ouderlijke woning verliet en nooit meer terugkeerde. Iedereen die vindt dat politici machtsbeluste schoften zijn, wordt in zijn opvatting bevestigd. ************************************
Boekhandel van Rossum is gevestigd aan de
Beethovenstraat 32 in Amsterdam.
Ga voor informatie naar www.boekhandelvanrossum.nl |
|
© 2009 Theo Capel |
Een omweg waard | |
Van ver gehaald, maar niet lekker | Katharina Kouwenhoven |
Het Cobramuseum in Amstelveen heeft zich sinds enige tijd gestort op kunst uit exotische landen. Dat begon met een tentoonstelling van kunstenaars uit China. Nu zul je wel heel wat Chinese kunstenaars hebben en zodoende een ruime keuze kunnen maken.
Het werk dat op die tentoonstelling hing was de moeite waard en er viel ook wel iets gemeenschappelijks in te ontdekken, al weet ik niet of dat nu 'typisch chinees' was. Het was in ieder geval zeer opmerkelijk dat uit veel van de gepresenteerde werken een grote agressiviteit sprak: gebalde vuisten, vechtende mannen, mensen met het machinepistool in de aanslag en allemaal op fikse formaten. Het stond er in ieder geval goed op, zonder veel flauwekul.
Chinese kunstenaars kregen op dat moment veel internationale aandacht, maar dat schijnt al weer voorbij te zijn. Helemaal onterecht is dat niet, want je kon niet zeggen dat deze Chinezen zich thematisch of kwalitatief opvallend wisten te onderscheiden van kunstenaars uit het Westen. Dat de menselijke figuren een Chinees uiterlijk hadden was eigenlijk het enige waaraan je kon zien dat je met Chinese kunst te maken had.
Het Cobramuseum ging op de ingeslagen weg voort met een tentoonstelling van jonge kunstenaars uit Oost-Duitsland, waarschijnlijk omdat zij inmiddels zo'n twintig jaar bevrijd zijn van het communistische juk en het verplichte sociaal realisme. Wat hadden de kunstenaars daar gedaan met deze vrijheid? Niet veel.
Ook de Oostduitsers schilderen grote doeken vol, maar vooral met dingen die allang elders gedaan waren. Misschien beschouwden zij het zelf als 'experimenteel', maar hier kwam het vooral 'traditioneel' over.
Om als kunstenaar van de vrijheid te kunnen profiteren moet je over een groot creatief vermogen beschikken, anders ben je snel geneigd ideeën te ontlenen aan wat al lang bestaat.
De Oost-Duitse producten hadden weinig 'eigens', ook niet iets 'typisch Oost-Duits' what ever that may be, maar waren vooral ook niet erg bekwaam vorm gegeven. Het meeste was op een vrij hulpeloze manier aan het doek toevertrouwd. Overigens hingen er wel een paar interessante foto's.
Zelfs over deze onbeholpen kunstuitingen was ik tamelijk mild gestemd, omdat ik het gevoel had dat er nog wel iets in zat als ze zich verder zouden ontwikkelen.
De Oost-Duitsers hebben in het Cobramuseum recent plaats gemaakt voor een aantal kunstenaars uit Georgië. Op de tentoonstelling 'Born in Georgia' worden 70 werken geëxposeerd van 22 kunstenaars, die weliswaar in Georgië geboren zijn, maar daar lang niet allemaal nog wonen en werken. Wat de aanleiding is voor het tonen van kunstwerken uitgerekend uit Georgië is mij niet helemaal duidelijk. Als je uit bent op kunst 'over de randen van de Westerse kunst', zoals het Cobramuseum het zelf formuleert, zijn er talloze andere mogelijkheden. Het zal wel een pragmatische beslissing geweest zijn, want een artistieke reden kan er niet voor zijn. Ik zal het maar eerlijk zeggen: ik heb zelden zo'n hoop rotzooi bij elkaar gezien. Van een meters hoge penis, die met een touw opgetrokken kan worden (shockerend!) en de achterste helft van een koe, waarvan het lijf met een spiegel is afgeplakt (houd uzelf een spiegel voor!) word je niet echt vrolijk. Voor het bekijken van video's in een museum heb ik normaal al niet veel geduld, maar wat hier gepresenteerd werd was totaal betekenisloos.
Vooral door de Georgiërs die niet meer in Georgië wonen wordt ook geschilderd. Natuurlijk ook weer op enorme doeken. Ook dat was allemaal van een grote treurigheid, variërend van kitsch tot onbekwame smakeloosheid. Veel van deze kunst moest doorgaan voor conceptuele kunst. Ik ben bang dat onze Georgische vrienden niet goed hebben begrepen wat hier onder verstaan moet worden. Enig helder of origineel concept heb ik nergens aangetroffen. En wat te denken van foto's van jonge vrouwen die met hun voeten in de aarde staan? Van dik hout zaagt men planken.
Ik neem aan dat de oorspronkelijke kunst uit Georgië, gezien de nationale godsdienst, geworteld is in het schilderen van iconen. Georgiërs zijn, als ze iets zijn, Georgisch-Orthodox.
Van Georgië is sowieso niet veel bekend, behalve dat Stalin er vandaan kwam en dat er steeds allerlei burgeroorlogen en opstandjes zijn.
Er waren enkele dingen die vaag aan iconen herinnerden, vooral door het gebruik van veel goud en de bijna overal afwezige derde dimensie.
Alles was plat, in meer dan één opzicht.
Rondwandelen op deze tentoonstelling was erg slecht voor mijn humeur.
Waarom hing die rommel hier? Wat bezielde het Cobramuseum, dat vaak zulke boeiende tentoonstellingen organiseert?
Als deze kunstwerken niet toevallig gemaakt waren door kunstenaars uit Georgië, zouden ze nooit in een museum geëxposeerd zijn. Ze zijn nog te genieten tot 14 juni.
In een poging mijzelf weer wat op te vrolijken, bezocht ik ook de expositie van Juul Kraijer, die tegelijkertijd in het Cobramuseum wordt gehouden. Daar had ik hoge verwachtingen van want deze Juul Kraijer heeft dit jaar de Therèse van Duyl-Schwartze portretprijs ontvangen. De expositie bestaat voornamelijk uit tekeningen van steeds hetzelfde hoofd. Dat hoofd is, helaas, steeds aan- of opgevuld met natuurlijke vormen, voornamelijk uit het dierenrijk (slangen, schelpen, insecten). Dat maakt het tot buitengewoon kunstmatige gehelen, op één uitzondering na, namelijk een hoofd geheel omcirkeld door muggen of motten of zoiets. Dit heeft zij op precies dezelfde wijze nog een keer gedaan met bijen. Hier zijn wel organische gehelen ontstaan, omdat er een niet geheel onrealistisch beeld geschetst wordt. Dat geldt natuurlijk niet voor een hoofd met haar van slangen of met een zeepaard in de hals (!).
Humeurverbetering zat er niet in bij dit museumbezoek. Voor de broodnodige serotonine ben ik naar huis gaan lopen.
*******************************************
Adverteren op De Leunstoel, exclusief en toch voordelig.
|
|
© 2009 Katharina Kouwenhoven |
Luister! | |
Platen, boeken.... | Henk Klaren |
Het gaat niet goed met de platenindustrie. Ik noem CD’s nu maar even platen. Het zíjn tenslotte platen, al zijn ze van ander materiaal gemaakt dan de platen van vroeger en al zijn ze kleiner. Ook de techniek is natuurlijk anders. Maar dat gold eigenlijk ook voor de overgang van de oude 78-toerenplaten naar 45- en 33-toeren. En toen bleven platen ook gewoon platen heten. Dus voor de continuïteit van het begrippenkader: audio-CD’s zijn gewoon platen!
Maar het gaat dus niet goed met die platen. De Free Recordshop verlaat de platenverkoop als kernactiviteit en gaat zijn of haar heil zoeken in de computergames. Dat zegt wat.
Het is allemaal de schuld van het downloaden en het kopiëren. Podcasts helpen ook al niet. Het is de vooruitgang. Daar kan je over zeuren, maar je kunt ook wel bezwaar hebben tegen eb en vloed.
Het is wel een beetje jammer dat daardoor het album een beetje uit het zicht raakt. Hitweek (of Aloha) schreef decennia geleden eens: ‘wie koopt er nog singles in elpeeland’, tegenwoordig lijkt het meer: wie koopt er nog albums als je het hitje kunt downloaden. Terug naar de tijd van het singeltje lijkt het wel. En er staan op een album vaak veel meer goede nummers. Daar staat natuurlijk tegenover, dat het niet meer nodig is een slecht album te kopen voor dat éne goede nummer. ‘Ieder nadeel….’, zoals de grote laat twintigste eeuwse dichter zei.
De slapte in de platenindustrie heeft allerlei effecten. Optredens worden relatief belangijker als inkomstenbron voor de artiesten. Mensen geven rustig bedragen in de orde van grootte van honderd euro uit voor een concert. Twee tientjes voor een CD is te duur. Dat is te begrijpen. Een concert is een belevenis en kun je niet gratis krijgen. Een CD wel als je een beetje je best doet. Dus waar vroeger werd getoerd om de verkoop van een plaat te ondersteunen wordt nu een plaat uitgebracht om aandacht te trekken voor de toer.
Verder wordt geprobeerd de aankoop van CD’s interessanter te maken door allerlei extra’s te bieden. De echte liefhebber is altijd geïnteresseerd in gegevens. Wie speelt er precies mee op welk nummer, wat is de herkomst van het nummer, wanneer, waar en door wie is het opgenomen, geproduceerd en gemixt. Dat soort dingen. Allerlei verklarende – vaak nogal hagiografische – teksten komen in het boekje terecht en veel foto’s. Soms wordt veel aandacht aan de vormgeving besteed, waarin dikwijls een overmaat aan creativiteit wordt gestopt. Dat gaat dan weer ten koste van de leesbaarheid. Een vergelijkbaar bezwaar is de creativiteit die wordt ingezet bij de vormgeving van de CD-hoes zelve. Dames en heren platenfabrikanten: dan passen die dingen niet meer in de platenkast!
Maar goed.
Er zit dus steeds vaker een boekje bij de CD. Dat zijn deeltjes die tientallen pagina’s kunnen hebben. En al zijn ze vaak in een heel klein lettertype vervaardigd; er komt een moment dat ze eigenlijk te dik worden om in het CD-hoesje te passen. De oplossing ligt voor de hand: in plaats van een CD-met-een-boekje maak je een boek-met-een-CD of een pakket: een CD, een boek en wat dies meer zij. Ik had het in de vorige Leunstoel al over de luxe-editie van Bob Dylan’s Tell Tale Signs. Het nieuwe product van U2 No Line On The Horizon kent ook diverse edities. De duurste – bijna 70 euro – bevat naast de CD: een boek, een DVD-film van Anton Corbijn en een poster. Was het maar bijna Sinterklaas.
Je hebt dus CD’s met een boek en je hebt ook boeken met CD’s. Ik heb er een paar, bijvoorbeeld Jan Donkers’ Mijn Muziek, waarin onder meer aandacht voor Doug Sahm en Slobberbone, favoriete artiesten en persoonlijke kennissen van Jan. Ze staan ín het boek en óp de CD. En dan heb je Elvis in Nederland, samengesteld door Rob van der Scheer. Verhaaltjes over Elvis uit verschillende hoeken, zoals die van Andy Tielman, Jan Cremer, een interview met Hazes én een CD met Elvisnummers door Nederlandse artiesten. Heel leuk al hadden ze Thom Hoffman weg mogen laten. Nog leuker is het plaatjesboek van de legendarische tekenaar Robert Crumb: Heroes of Blues, Jazz & Country. Tekeningen van zijn helden, met een klein beetje tekst en – bij wijze van toelichting als het ware – een CD met muziek van een aantal van die muzikanten. Twintigerjaren muziek vooral. Die muziek maakte Crumb ook met zijn band R. Crumb and his Cheap Suit Serenaders. In de jaren zeventig brachten ze die muziek uit op 78-toerenplaten.
Hors categorie is natuurlijk het fraaie boek met 11 CD’s van Chris Rea. Zie De Leunstoel, jaargang 3, nummer 20, 5 oktober 2006.
Kortom ga je nou naar de platelaar voor een CD met een boek of naar de boekhandel voor een boek met een CD? Deze week het laatste, maar dan voor het boekenweekgeschenk en een gratis reisje naar Maastricht.
*************************************
Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag
is weer gewoon een boekhandel!
Kijk op www.buddenbrooks.nl |
|
© 2009 Henk Klaren |