archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Vermaak en Genot > Was er nog wat op de tv? delen printen terug
Over de Grand Prix, de F1 en Jim Clark Jack Luiten

1901VG F1
“Die kleine jongen ziet niks, mag hij iets naar voren?” Mijn grote broer Leo staat pal achter me en heeft beide handen op mijn schouders. Hij vraagt het te midden van een grote groep autoraceliefhebbers, die ook allemaal dicht in de buurt willen komen van de winnaar van de Grand Prix van Nederland. De omstanders pikken het, langzaam maar zeker schuifelen we naar voren. Zonder dat ik het door heb, sta ik op het binnenterrein van het Zandvoortse circuit ineens oog in oog met autocoureur Jim Clark. De Schot heeft die middag the Dutch GP gewonnen. Het moet 1963 zijn geweest en het was Clarks eerste zege in Nederland en tevens de opstap naar zijn eerste wereldtitel. Hij zou nog twee keer achtereen in Zandvoort winnen.

De belevenissen van dat dagje Zandvoort kwamen weer bovendrijven, nadat de Formule 1 en het racecircuit de afgelopen maanden voortdurend in het nieuws waren. Naarmate de grote F1-dag naderde, kwamen op de buis ook allerlei oude zwart-witbeelden voorbij. Opnames van spectaculaire races van meer dan een halve eeuw geleden. En helaas ook van dodelijke ongevallen op een levensgevaarlijk circuit.

In die jaren zijn meerdere coureurs gesneuveld, ook op Zandvoort. Zoals Piers Courage (1970) en drie jaar later Roger Williams. De beelden van dat laatste ongeval zijn dramatisch. Niet alleen de botsing was te zien, maar ook het hevig brandende autowrak met een coureur die niet uit z’n bolide kon komen. Weerzinwekkend en hartverscheurend zijn de opnames van de radeloze coureur David Purley, die Williams probeert te redden. Er was echter geen houden aan. Bizar detail: de race ging gewoon door. De resterende ongeveer zeventig ronden werden uitgereden, alsof er niets was gebeurd. Wie die beelden heeft gezien, gaat nooit meer naar een autorace.
            
Entreebewijzen

Terug naar 1963, mijn bijna twee meter lange broer Leo was toen werkzaam bij autobedrijf Dobbe in Leidschendam. Met voor de deur een bezinepomp van het merk Caltex. Het autobedrijf gebruikte ongetwijfeld olie van hetzelfde merk. Hoe dan ook, de medewerkers van dit bedrijf kregen via Caltex toegangsbewijzen voor ‘de jaarlijkse race’ op het circuit in Zandvoort. Opmerkelijk verschil: zestig jaar terug werd met entreebewijzen gestrooid, nu werd om tickets voor de F1 gevochten.

“Vraag nou een handtekening”, drong broer Leo aan toen we eenmaal vooraan stonden. Ik durfde niet, maar na een paar porren in mijn rug stak ik mijn hand uit met pen en papier. Terwijl Clark journalisten te woord stond, deelde hij links en rechts handtekeningen uit. En ik, het jongetje van elf uit Stompwijk, kreeg er ook een. Ik keek naar boven en zag het gezicht van Leo, glunderend van oor tot oor.

Die dag van de Grand Prix  zal ik nooit vergeten. Alles op en rond het circuit maakte indruk op me. Wat me altijd bijblijft is ‘het tunneltje’, een nauwe onderdoorgang richting binnenterrein. De racewagens waren aan het inrijden. Het geluid was letterlijk oorverdovend, om bang van te worden. Op amper een paar meter boven onze hoofden raasden ze over het asfalt. Dit leek op oorlog. De bolides van vandaag maken aanzienlijk minder geluid. 

Binnenterrein

In de jaren zestig verbleven de coureurs - althans in mijn herinnering - op het binnenterrein van het circuit in eigen, wat groot uitgevallen, caravans. Wit van kleur, zoals ook de lederen racepakken van de meeste coureurs in die tijd. In de aanloop naar de grote race en op ‘de grote dag’ waren die witte woonwagens de plek, waar journalisten hun nieuws kwamen halen. Geen security,  geen vierkante baasjes om de nieuwsgierigen op afstand te houden. Ik denk nu, dat Clark en z’n collega’s destijds vonden dat die publieke belangstelling er gewoon bij hoorde. Het hele racegebeuren op het binnenterrein was toen nauwelijks afgeschermd. En met die Caltex-kaartjes kon je overal komen.

Jim Clark,  schapenboer uit Schotland en een gentleman in het wereldje van de racerij, groeide uit tot een van deze beste autocoureurs aller tijden. Nadat hij de smaak van het winnen te pakken kreeg, startte hij ook in de 24 uursrace van Le Mans, de Indy 500 en in de Formule 2. In die laatste categorie reed hij in 1968 met zijn Lotus weer voorin, toen het noodlot hem trof. Hij knalde met zijn onbestuurbaar geworden racewagen tegen een boom en stierf op weg naar het ziekenhuis.

Een paar dagen geleden las ik enkele citaten van Gijs van Lennep, na Max Verstappen wellicht Nederlands beste autocoureur. Zat ooit ook achter het stuur in de F1,  won óók de 24 uur van Le Mans (1971) en was, net zoals Max Verstappen, een liefhebber van regen op de baan. De beste stuurlui kunnen zich dan onderscheiden, aldus Van Lennep. Nu is rijden in de F1 veiliger dan op de openbare weg, stelde hij in de NRC. Hij zegt ook zeker te weten dat Verstappen dit jaar de wereldtitel in de F1 voor zich zal opeisen.

Banden wisselen

Als jochie vond ik raceauto’s geweldig, maar nu thuisblijven om de F1 op televisie te volgen, dat is te veel gevraagd. Het doet me persoonlijk niet veel meer. Het gaat in de races tegenwoordig meer om de kwaliteit van de banden, de timing van het banden wisselen en de ongekende snelheid waarmee dat laatste gebeurt. Meestal scheuren de bolides tientallen rondjes in dezelfde volgorde voorbij, spectaculaire inhaalacties zie je amper meer. Het is anno 2021 wonderlijk om te zien, dat een half volksdeel in beweging komt als een talentvolle Nederlander zich in de voorste linie laat gelden. De F1 is uitgegroeid tot een apart wereldje, waarin het grote geld regeert.

Het is net zo wonderlijk, dat zwart-wit filmbeelden uit de jaren zestig het geheugen zo kunnen prikkelen, dat sommige belevenissen als het ware weer gaan ‘leven’. Grote indrukken blijven in het menselijk brein lang hangen, al hebben ze soms een zetje nodig om weer voor de dag te komen. Ze vormen een mooie herinnering aan mijn oudste broer Leo, die in 2008 veel te vroeg overleed.

En die handtekening van Jim Clark, wat is daarmee gebeurd? Die heb ik al die jaren keurig bewaard. Althans, die krabbel móet hier ergens in huis zijn. Ik weet alleen niet meer wáár!

---------------
De plaat is van Alex Verduijn den Boer


© 2021 Jack Luiten meer Jack Luiten - meer "Was er nog wat op de tv?" -
Vermaak en Genot > Was er nog wat op de tv?
Over de Grand Prix, de F1 en Jim Clark Jack Luiten
1901VG F1
“Die kleine jongen ziet niks, mag hij iets naar voren?” Mijn grote broer Leo staat pal achter me en heeft beide handen op mijn schouders. Hij vraagt het te midden van een grote groep autoraceliefhebbers, die ook allemaal dicht in de buurt willen komen van de winnaar van de Grand Prix van Nederland. De omstanders pikken het, langzaam maar zeker schuifelen we naar voren. Zonder dat ik het door heb, sta ik op het binnenterrein van het Zandvoortse circuit ineens oog in oog met autocoureur Jim Clark. De Schot heeft die middag the Dutch GP gewonnen. Het moet 1963 zijn geweest en het was Clarks eerste zege in Nederland en tevens de opstap naar zijn eerste wereldtitel. Hij zou nog twee keer achtereen in Zandvoort winnen.

De belevenissen van dat dagje Zandvoort kwamen weer bovendrijven, nadat de Formule 1 en het racecircuit de afgelopen maanden voortdurend in het nieuws waren. Naarmate de grote F1-dag naderde, kwamen op de buis ook allerlei oude zwart-witbeelden voorbij. Opnames van spectaculaire races van meer dan een halve eeuw geleden. En helaas ook van dodelijke ongevallen op een levensgevaarlijk circuit.

In die jaren zijn meerdere coureurs gesneuveld, ook op Zandvoort. Zoals Piers Courage (1970) en drie jaar later Roger Williams. De beelden van dat laatste ongeval zijn dramatisch. Niet alleen de botsing was te zien, maar ook het hevig brandende autowrak met een coureur die niet uit z’n bolide kon komen. Weerzinwekkend en hartverscheurend zijn de opnames van de radeloze coureur David Purley, die Williams probeert te redden. Er was echter geen houden aan. Bizar detail: de race ging gewoon door. De resterende ongeveer zeventig ronden werden uitgereden, alsof er niets was gebeurd. Wie die beelden heeft gezien, gaat nooit meer naar een autorace.
            
Entreebewijzen

Terug naar 1963, mijn bijna twee meter lange broer Leo was toen werkzaam bij autobedrijf Dobbe in Leidschendam. Met voor de deur een bezinepomp van het merk Caltex. Het autobedrijf gebruikte ongetwijfeld olie van hetzelfde merk. Hoe dan ook, de medewerkers van dit bedrijf kregen via Caltex toegangsbewijzen voor ‘de jaarlijkse race’ op het circuit in Zandvoort. Opmerkelijk verschil: zestig jaar terug werd met entreebewijzen gestrooid, nu werd om tickets voor de F1 gevochten.

“Vraag nou een handtekening”, drong broer Leo aan toen we eenmaal vooraan stonden. Ik durfde niet, maar na een paar porren in mijn rug stak ik mijn hand uit met pen en papier. Terwijl Clark journalisten te woord stond, deelde hij links en rechts handtekeningen uit. En ik, het jongetje van elf uit Stompwijk, kreeg er ook een. Ik keek naar boven en zag het gezicht van Leo, glunderend van oor tot oor.

Die dag van de Grand Prix  zal ik nooit vergeten. Alles op en rond het circuit maakte indruk op me. Wat me altijd bijblijft is ‘het tunneltje’, een nauwe onderdoorgang richting binnenterrein. De racewagens waren aan het inrijden. Het geluid was letterlijk oorverdovend, om bang van te worden. Op amper een paar meter boven onze hoofden raasden ze over het asfalt. Dit leek op oorlog. De bolides van vandaag maken aanzienlijk minder geluid. 

Binnenterrein

In de jaren zestig verbleven de coureurs - althans in mijn herinnering - op het binnenterrein van het circuit in eigen, wat groot uitgevallen, caravans. Wit van kleur, zoals ook de lederen racepakken van de meeste coureurs in die tijd. In de aanloop naar de grote race en op ‘de grote dag’ waren die witte woonwagens de plek, waar journalisten hun nieuws kwamen halen. Geen security,  geen vierkante baasjes om de nieuwsgierigen op afstand te houden. Ik denk nu, dat Clark en z’n collega’s destijds vonden dat die publieke belangstelling er gewoon bij hoorde. Het hele racegebeuren op het binnenterrein was toen nauwelijks afgeschermd. En met die Caltex-kaartjes kon je overal komen.

Jim Clark,  schapenboer uit Schotland en een gentleman in het wereldje van de racerij, groeide uit tot een van deze beste autocoureurs aller tijden. Nadat hij de smaak van het winnen te pakken kreeg, startte hij ook in de 24 uursrace van Le Mans, de Indy 500 en in de Formule 2. In die laatste categorie reed hij in 1968 met zijn Lotus weer voorin, toen het noodlot hem trof. Hij knalde met zijn onbestuurbaar geworden racewagen tegen een boom en stierf op weg naar het ziekenhuis.

Een paar dagen geleden las ik enkele citaten van Gijs van Lennep, na Max Verstappen wellicht Nederlands beste autocoureur. Zat ooit ook achter het stuur in de F1,  won óók de 24 uur van Le Mans (1971) en was, net zoals Max Verstappen, een liefhebber van regen op de baan. De beste stuurlui kunnen zich dan onderscheiden, aldus Van Lennep. Nu is rijden in de F1 veiliger dan op de openbare weg, stelde hij in de NRC. Hij zegt ook zeker te weten dat Verstappen dit jaar de wereldtitel in de F1 voor zich zal opeisen.

Banden wisselen

Als jochie vond ik raceauto’s geweldig, maar nu thuisblijven om de F1 op televisie te volgen, dat is te veel gevraagd. Het doet me persoonlijk niet veel meer. Het gaat in de races tegenwoordig meer om de kwaliteit van de banden, de timing van het banden wisselen en de ongekende snelheid waarmee dat laatste gebeurt. Meestal scheuren de bolides tientallen rondjes in dezelfde volgorde voorbij, spectaculaire inhaalacties zie je amper meer. Het is anno 2021 wonderlijk om te zien, dat een half volksdeel in beweging komt als een talentvolle Nederlander zich in de voorste linie laat gelden. De F1 is uitgegroeid tot een apart wereldje, waarin het grote geld regeert.

Het is net zo wonderlijk, dat zwart-wit filmbeelden uit de jaren zestig het geheugen zo kunnen prikkelen, dat sommige belevenissen als het ware weer gaan ‘leven’. Grote indrukken blijven in het menselijk brein lang hangen, al hebben ze soms een zetje nodig om weer voor de dag te komen. Ze vormen een mooie herinnering aan mijn oudste broer Leo, die in 2008 veel te vroeg overleed.

En die handtekening van Jim Clark, wat is daarmee gebeurd? Die heb ik al die jaren keurig bewaard. Althans, die krabbel móet hier ergens in huis zijn. Ik weet alleen niet meer wáár!

---------------
De plaat is van Alex Verduijn den Boer
© 2021 Jack Luiten
powered by CJ2