archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Het mythische verleden Arie de Jong

1819VG Jan van Hout
Elk jaar wordt in Leiden de Jan van Houtlezing gehouden. Normaal gebeurt dat in december, in de buurt van de overlijdensdatum van Jan van Hout, maar door de coronarestricties werd die van december 2020 uitgesteld. Pas op 1 september was het zover, al zorgden de coronaregels ervoor dat de meeste toehoorders thuis achter het beeldscherm moesten plaatsnemen.

Judith Pollmann, hoogleraar vroegmoderne geschiedenis van de Leidse Universiteit, nam de inscriptie op een steen in de gevel van het Leidse stadhuis als vertrekpunt voor de vraag: hoe stond het met de hongersnood bij het Beleg van Leiden in 1574? Die hongersnood is legendarisch geworden. Ik herinner me nog het verhaal dat door meester Van Leeuwen op de Wilhelminaschool aan de klas werd verteld. Het beleg van Leiden door de Spanjaarden was bedoeld om de stad te veroveren zonder al te veel strijd. Na een paar maanden vertrokken de Spanjaarden om mee te doen aan een veldslag, maar ze kwamen terug. En daar had men in Leiden niet op gerekend, men was vergeten de voorraden aan te vullen en zodoende werd de toestand nijpend. De honger sloeg toe! Met duivenpost werden de geuzen achter de linies gewaarschuwd dat Leiden het niet lang meer zou houden. De dijken werden doorgestoken en over de ondergelopen polders kwamen de geuzen op platbodems naar Leiden om de stad te bevrijden. Op 3 oktober was het zover. Het was zo stil in de Spaanse schansen. Het bleek dat de Spanjaarden waren gevlucht. In één van de schansen werd de legendarische kookpot gevonden, achtergelaten door de Spaanse soldaten, met hutspot. Later ging men die elk jaar in Leiden eten, maar dan wel met aardappelen die pas in de achttiende eeuw in Nederland werden gegeten. Nou ja, het is niet anders.

Jan van Hout
Eerst nog even naar Jan van Hout, want die naam zal niet iedereen wat zeggen. Jan van Hout was stadssecretaris van Leiden, van 1564 (hij was toen 22 jaar oud) tot aan zijn dood in 1609. Vier jaar lang was hij het niet, van 1569 tot 1573. Hij werd ervan beschuldigd zich te hebben ingelaten met de Beeldenstorm en kreeg ontslag. Hij trok naar zijn schoonfamilie in het Vlaamse Zoutleeuw, maar kon terugkeren toen het Leidse stadsbestuur de kant van de geuzen koos. Hoe dan ook, hij was meer dan veertig jaar een dominante figuur in het Leidse bestuur. Hij trad ook op als secretaris van de universiteit die na het beleg door Willem van Oranje aan Leiden werd toebedeeld. Hij organiseerde van alles, tot loterijen aan toe, schreef gedichten. Wat voor hem pleit is dat hij partij koos in de kerkelijke conflicten voor wat later de Remonstrantse kant zou zijn, toen de twisten zo hoog opliepen dat de contraremonstranten, de bevindelijken in de Nederduits Gereformeerde Kerk, de macht grepen met steun van Maurits.

Terug naar Jan van Hout en de steen in de gevel van het stadhuis. Op die steen, vermoedelijk de oude altaarsteen uit de Leidse Pieterskerk, niet meer nodig nadat die kerk protestants was geworden, heeft Jan van Hout een gedicht laten beitelen ter nagedachtenis aan de ontberingen bij het beleg, en de genade van de Heer om ervoor te zorgen dat de Leidse bevolking daarna weer brood kon eten.
Mede door een boekje dat snel na het beleg verscheen is heel lang het verhaal blijven bestaan dat er tijdens het beleg, vooral in de laatste weken voor het ontzet van Leiden op 3 oktober, een hevige hongersnood had geheerst. Zo werd dat op schilderijen verbeeld en in boeken en toneelstukken op dramatische wijze geschetst. Zoals een schilderij waarop burgemeester Van der Werff zijn arm aanbood aan de hongerige bevolking. 

Sinds een jaar of twintig weten we beter. Er was geen hongersnood. Er waren wel tekorten. Zo raakte het graan op, zodat men geen of weinig brood kon eten, en brood stond toen centraal in de maaltijden. Men was genoodzaakt wortelen en kool te eten. Toch gingen er duizenden mensen dood. Omdat het graan opraakte, kon er geen bier meer worden gebrouwen en dronken de inwoners het grachtenwater. Dat hadden ze beter niet kunnen doen, want op die manier werden velen dodelijk ziek. Ook brak er vermoedelijk pest uit, een ziekte die toen af en toe de kop opstak. Maar waarom werd dan zo’n nummer gemaakt van een hongersnood die niet veel voorstelde?

Geloven in een indringend verhaal
Judith Pollmann vond de nodige aanwijzingen dat dit voortkwam uit het spiegelen met verhalen uit de Bijbel en eerdere vreselijke verhalen over de toestand in sommige Franse belegerde steden, zoals Sancerre. Maar het Bijbelverhaal maakte de meeste indruk. Vooral dat van het meer van Galilea waar Jezus kans zag het brood en vis ongelimiteerd te vermenigvuldigen. Leiden hield er tot op de dag van vandaag de uitdeling van haring en wittebrood aan over.  Waar het om gaat: het verleden werd geconstrueerd. Niet wat er echt gebeurd was deed nog ter zake, maar men ging snel geloven in een indringend verhaal.

Terwijl ik naar dit verhaal luisterde, zittend op een stoel op minimaal anderhalve meter afstand van de andere toehoorders in de Lokhorstkerk, kwam het vermoeden bij me op dat zo ongelooflijk veel in het verleden om allerlei redenen verdraaid is tot een verhaal dat goed uitkwam. Heldhaftig als het de eigen mensen betreft, lafhartig als het om de tegenstanders ging. Bejubelend als het om de leiders van kerk en natie ging, negatief als het de verliezers waren in de machtsstrijd. Er zijn zoveel voorbeelden van te geven, tot op de dag van vandaag, dat je je afvraagt: wat is waar, en wat is waarheid?

Vasthouden aan kletskoek
Wat nog gekker is, ook als inmiddels duidelijk is geworden dat een verhaal niet klopt, blijft men eraan vasthouden. Een prachtig voorbeeld vind ik de bedevaarten naar Santiago de Compostella. In de Middeleeuwen was het verhaal dat in de kathedraal ter plaatse de botjes waren opgeslagen van Sint Jacob, één van de discipelen van Jezus, die om onnavolgbare redenen in Santiago was aanbeland en daar stierf. Ook toen het kletskoek bleek, bleven de bedevaartgangers komen. Nog steeds doet men het voorkomen in de kathedraal dat daar de resten van Sint Jacob liggen, spelden mensen de Jacobsschelp op hun hoed als ze de bedevaart hebben afgelegd. Hoe komen we ooit nog van deze mythe af?

------
Het plaatje is van Freek de VriesLentsch
Meer informatie: www.instagram.com/_studioagape_


© 2021 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Het mythische verleden Arie de Jong
1819VG Jan van Hout
Elk jaar wordt in Leiden de Jan van Houtlezing gehouden. Normaal gebeurt dat in december, in de buurt van de overlijdensdatum van Jan van Hout, maar door de coronarestricties werd die van december 2020 uitgesteld. Pas op 1 september was het zover, al zorgden de coronaregels ervoor dat de meeste toehoorders thuis achter het beeldscherm moesten plaatsnemen.

Judith Pollmann, hoogleraar vroegmoderne geschiedenis van de Leidse Universiteit, nam de inscriptie op een steen in de gevel van het Leidse stadhuis als vertrekpunt voor de vraag: hoe stond het met de hongersnood bij het Beleg van Leiden in 1574? Die hongersnood is legendarisch geworden. Ik herinner me nog het verhaal dat door meester Van Leeuwen op de Wilhelminaschool aan de klas werd verteld. Het beleg van Leiden door de Spanjaarden was bedoeld om de stad te veroveren zonder al te veel strijd. Na een paar maanden vertrokken de Spanjaarden om mee te doen aan een veldslag, maar ze kwamen terug. En daar had men in Leiden niet op gerekend, men was vergeten de voorraden aan te vullen en zodoende werd de toestand nijpend. De honger sloeg toe! Met duivenpost werden de geuzen achter de linies gewaarschuwd dat Leiden het niet lang meer zou houden. De dijken werden doorgestoken en over de ondergelopen polders kwamen de geuzen op platbodems naar Leiden om de stad te bevrijden. Op 3 oktober was het zover. Het was zo stil in de Spaanse schansen. Het bleek dat de Spanjaarden waren gevlucht. In één van de schansen werd de legendarische kookpot gevonden, achtergelaten door de Spaanse soldaten, met hutspot. Later ging men die elk jaar in Leiden eten, maar dan wel met aardappelen die pas in de achttiende eeuw in Nederland werden gegeten. Nou ja, het is niet anders.

Jan van Hout
Eerst nog even naar Jan van Hout, want die naam zal niet iedereen wat zeggen. Jan van Hout was stadssecretaris van Leiden, van 1564 (hij was toen 22 jaar oud) tot aan zijn dood in 1609. Vier jaar lang was hij het niet, van 1569 tot 1573. Hij werd ervan beschuldigd zich te hebben ingelaten met de Beeldenstorm en kreeg ontslag. Hij trok naar zijn schoonfamilie in het Vlaamse Zoutleeuw, maar kon terugkeren toen het Leidse stadsbestuur de kant van de geuzen koos. Hoe dan ook, hij was meer dan veertig jaar een dominante figuur in het Leidse bestuur. Hij trad ook op als secretaris van de universiteit die na het beleg door Willem van Oranje aan Leiden werd toebedeeld. Hij organiseerde van alles, tot loterijen aan toe, schreef gedichten. Wat voor hem pleit is dat hij partij koos in de kerkelijke conflicten voor wat later de Remonstrantse kant zou zijn, toen de twisten zo hoog opliepen dat de contraremonstranten, de bevindelijken in de Nederduits Gereformeerde Kerk, de macht grepen met steun van Maurits.

Terug naar Jan van Hout en de steen in de gevel van het stadhuis. Op die steen, vermoedelijk de oude altaarsteen uit de Leidse Pieterskerk, niet meer nodig nadat die kerk protestants was geworden, heeft Jan van Hout een gedicht laten beitelen ter nagedachtenis aan de ontberingen bij het beleg, en de genade van de Heer om ervoor te zorgen dat de Leidse bevolking daarna weer brood kon eten.
Mede door een boekje dat snel na het beleg verscheen is heel lang het verhaal blijven bestaan dat er tijdens het beleg, vooral in de laatste weken voor het ontzet van Leiden op 3 oktober, een hevige hongersnood had geheerst. Zo werd dat op schilderijen verbeeld en in boeken en toneelstukken op dramatische wijze geschetst. Zoals een schilderij waarop burgemeester Van der Werff zijn arm aanbood aan de hongerige bevolking. 

Sinds een jaar of twintig weten we beter. Er was geen hongersnood. Er waren wel tekorten. Zo raakte het graan op, zodat men geen of weinig brood kon eten, en brood stond toen centraal in de maaltijden. Men was genoodzaakt wortelen en kool te eten. Toch gingen er duizenden mensen dood. Omdat het graan opraakte, kon er geen bier meer worden gebrouwen en dronken de inwoners het grachtenwater. Dat hadden ze beter niet kunnen doen, want op die manier werden velen dodelijk ziek. Ook brak er vermoedelijk pest uit, een ziekte die toen af en toe de kop opstak. Maar waarom werd dan zo’n nummer gemaakt van een hongersnood die niet veel voorstelde?

Geloven in een indringend verhaal
Judith Pollmann vond de nodige aanwijzingen dat dit voortkwam uit het spiegelen met verhalen uit de Bijbel en eerdere vreselijke verhalen over de toestand in sommige Franse belegerde steden, zoals Sancerre. Maar het Bijbelverhaal maakte de meeste indruk. Vooral dat van het meer van Galilea waar Jezus kans zag het brood en vis ongelimiteerd te vermenigvuldigen. Leiden hield er tot op de dag van vandaag de uitdeling van haring en wittebrood aan over.  Waar het om gaat: het verleden werd geconstrueerd. Niet wat er echt gebeurd was deed nog ter zake, maar men ging snel geloven in een indringend verhaal.

Terwijl ik naar dit verhaal luisterde, zittend op een stoel op minimaal anderhalve meter afstand van de andere toehoorders in de Lokhorstkerk, kwam het vermoeden bij me op dat zo ongelooflijk veel in het verleden om allerlei redenen verdraaid is tot een verhaal dat goed uitkwam. Heldhaftig als het de eigen mensen betreft, lafhartig als het om de tegenstanders ging. Bejubelend als het om de leiders van kerk en natie ging, negatief als het de verliezers waren in de machtsstrijd. Er zijn zoveel voorbeelden van te geven, tot op de dag van vandaag, dat je je afvraagt: wat is waar, en wat is waarheid?

Vasthouden aan kletskoek
Wat nog gekker is, ook als inmiddels duidelijk is geworden dat een verhaal niet klopt, blijft men eraan vasthouden. Een prachtig voorbeeld vind ik de bedevaarten naar Santiago de Compostella. In de Middeleeuwen was het verhaal dat in de kathedraal ter plaatse de botjes waren opgeslagen van Sint Jacob, één van de discipelen van Jezus, die om onnavolgbare redenen in Santiago was aanbeland en daar stierf. Ook toen het kletskoek bleek, bleven de bedevaartgangers komen. Nog steeds doet men het voorkomen in de kathedraal dat daar de resten van Sint Jacob liggen, spelden mensen de Jacobsschelp op hun hoed als ze de bedevaart hebben afgelegd. Hoe komen we ooit nog van deze mythe af?

------
Het plaatje is van Freek de VriesLentsch
Meer informatie: www.instagram.com/_studioagape_
© 2021 Arie de Jong
powered by CJ2