archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Bezigheden > Op de fiets delen printen terug
Vierpolders - Zandvoort vv Jan Stoof

1819BZ Zandvoort
Tja, die tweede pinksterdag van 1960.
Veertien was ik, bezig aan mijn laatste schoolagenda volgeplakt met autoplaatjes. Mooi geweest, twee jaar auto's. Nu weer terug naar het wielrennen, sinds mijn zesde de echte hobby, aangewakkerd door de radioverslagen van Jan Cottaar. Het sparen voor een racefiets werd serieuzer.
Maar eerst nog eens de auto's. De Grote Prijs van Zandvoort nog wel. Uit de krant was me iets gewaar geworden over Grote Prijzen. Fangio, Moss, Von Trips, Godin de Beaufort, die namen kende ik maar van de hoed en de rand van de autoracerij wist ik niks. Misschien eens gaan kijken, daar in Zandvoort. De Bosatlas er bij. Honderd kilometer, zo'n beetje, leek het.

Goed. Hoe die te overbruggen, de afstand Vierpolders - Zandvoort? Openbaar vervoer lag niet voor de hand, wegens gebrek aan ervaring met de NS.
Nog eens nagedacht en, kijk aan, hoe eenvoudig! De vesnellingloze jongensfiets zou het worden.
Mijn ouders vonden het niet mijn allerbeste idee maar komaan, het was nog maar begin april, het plan zou wel overwaaien.
Nu was het zaak, de weg te kennen, beter dan uit de atlas. Naar boekhandel Van Maerlant, in Den Briel. Meneer Florijn begreep me en het beste dat hij in huis had was een autokaart van Nederland, 1 op 300.000. Thuis uitgevouwen, liniaal er bij, rond de tachtig kilometer. Mijn ervaring strekte tot vijfenveertig kilometer, enthousiasme zou me best tot tachtig kilometer en terug kunnen brengen.
Gaandeweg begon het besef te gloren dat er wat voorbereidingen moesten worden getroffen. Eerst maar eens een drinkbus, zoals ik die op foto's van wielrenners had gezien. Die zou in ieder geval mijn scholierenfiets enig sportief cachet geven. Niet te koop op Voorne-Putten. Dus op een woensdagmiddag naar rijwielhandel WBR, ook in racefietsen, aan de Maashaven in Rotterdam, aan de Boerenzij, gelukkig. Tweemaal de weg vragen en vijfentwintig kilometer verderop. Aluminium was toen het materiaal voor bidons, met een kurk waaruit een rubberen drinkbuisje stak. Direct maar monteren, water er in en huiswaarts. Vanzelfsprekend ging het nu veel sneller.

Thuis begon het te dagen dat de tocht wel eens kon doorgaan. Ik mocht vijfentwintig gulden van mijn spaarbankboekje halen. Dat en nog een paar zakgeldkwartjes moest voldoende zijn. Moeder wist de hand te leggen op zo'n opvouwbaar boterhammentrommeltje, voor onder de snelbinders.
Nu het weer nog. De voorspellingen waren goed. En bleven goed. Tweede Pinksterdag zou het prachtig weer zijn.
Nu het laatste deel van de planning. Voor tachtig kilometer zou ik toch zeker vier uur onderweg zijn. Dus: om acht uur van huis. Zes boterhammen in de doos, moeder had ook nog twee bananen gekocht, voor de heen- en voor de terugweg. Jackje gevouwen op de bagagedrager, kaart er op, trommeltjes erop, snelbinders erover. Vader stopte me stiekem een gulden toe. Op weg! Veer Brielle - Rozenburg, veer Rozenburg - Maassluis. Een richtingwijzer: Den Haag. In Den Haag maar eens een slok water, de hemdsmouwen opgerold en de kaart uitgevouwen. Verder dan oom Ies en tante Dit aan de Zuidwal was ik immers nooit geweest. Wassenaar, Leiden, dat moest de richting worden. De stad door, tussen de auto's, een ervaring voor een ventje uit Vierpolders. Langs Wassenaar, langs Leiden, soms op de weg, soms op een fietspad. Meer richtingwijzers dan verwacht. Ik volgde Haarlem maar bij Santpoort verscheen Zandvoort op het bord. Even rust, twee boterhammen, een slok water. Bij het naderen van Zandvoort waren de auto's niet te tellen. Ik fietste ze voorbij.

Het circuit! Volle parkeerterreinen. Een kassahokje. Leeftijd? Veertien! Nou ja, toch maar een kinderkaartje, drie gulden, meen ik. Dat was dat.
Een wegwijzer naar een tunneltje naar het middenterrein. Dat leek me wel wat. Fiets mee. Plekje gezocht vanwaar je de mensenstipjes kon zien die de start markeerden. De tribunes waren beslist minder imposant dan die van de Kuip  waarheen vader me wel eens meenam. De fiets tegen een struik gezet, de resterende boterhammen en een eerste banaan opgegeten, flinke teug water eroverheen.
Er kwamen auto's langs, gewone. Wat sportwagens ook. Toen een tijdje stil. Wat motorgeronk. Het lawaai kwam op ons af. Het was begonnen! Wat een herrie. Wat een gewriemel, al die wedstrijdsigaren. Het motorgebrul draaide om ons heen en daar kwamen ze weer, de groep was een rij geworden. En weer kwamen ze. En weer. Op een programmaboekje had ik bezuinigd. Die oranje, dat was Carel Godin de Beaufort, zoveel wist ik wel. Die zwarte, dat waren de Engelsen, had ik onthouden.
Maar eens een rondje gelopen, zag hoe de mannen de diverse bochten doorvlogen. En het ging maar door, het aan- en afgeloei. Wel leken er steeds minder wagens rond te rijden. Hoe dat nu weer kwam?
Ineens was het stil. Alleen onverstaanbare luidsprekerklanken restten. Daar maar op afgelopen, dat leverde geen informatie op. Ah! Een zwarte sigaar met bloemen, rustig over het parcours. Afgelopen was het. Op de fiets af dan maar. Ik hoorde onderweg iemand zeggen dat Jack Brabham had gewonnen. Daar had ik vrede mee.

Een patattent. Met piccalilly en cola, alstublieft Wat een laat maar smakelijk middagmaal was me dat!
Nu maar weer op huis aan. Ai, water nog! Bij een benzinestation even buiten Zandvoort mocht ik m'n kruik vullen. Ik dronk hem half leeg en vulde bij.
Nog steeds prachtig weer. Kijk, daar is Leiden al! Een goed moment voor een ferme slok. Vlak voor Wassenaar weer een benzinestation. Ja, de kruik vullen mocht. Rond half zeven het gemeentebord Den Haag. Even zoeken - geen wijzer naar Maassluis. Dan maar richting Hoek van Holland. Gelukkig in het Westland al snel Maassluis op een richtingwijzer. Al met al nog een dertig kilometer. De benen begonnen te wegen, de armen voelden danig verbrand.
Maassluis - Rozenburg. Even rust. Rozenburg - Brielle, tegen negenen. Nagenoeg stipt negen uur aan de Hossebos, welgekomen. De stoep af.
Thuis.
'Zo, ben je daar weer?'
Ja, ik was er weer.
'Was het nog wat?'
Ja, het was leuk.
Boterhammen zonder tal. Beker melk na beker melk.
Slapen.

In de ochtendkrant de uitslag. Er was een jongen doodgereden door zo'n vliegende sigaar.
In de ochtendpauze van de eerstvolgende schooldag het verhaal kort verteld.
Goh!, zeiden de schoolvriendjes.

------
Het plaatje is van de schrijver


© 2021 Jan Stoof meer Jan Stoof - meer "Op de fiets"
Bezigheden > Op de fiets
Vierpolders - Zandvoort vv Jan Stoof
1819BZ Zandvoort
Tja, die tweede pinksterdag van 1960.
Veertien was ik, bezig aan mijn laatste schoolagenda volgeplakt met autoplaatjes. Mooi geweest, twee jaar auto's. Nu weer terug naar het wielrennen, sinds mijn zesde de echte hobby, aangewakkerd door de radioverslagen van Jan Cottaar. Het sparen voor een racefiets werd serieuzer.
Maar eerst nog eens de auto's. De Grote Prijs van Zandvoort nog wel. Uit de krant was me iets gewaar geworden over Grote Prijzen. Fangio, Moss, Von Trips, Godin de Beaufort, die namen kende ik maar van de hoed en de rand van de autoracerij wist ik niks. Misschien eens gaan kijken, daar in Zandvoort. De Bosatlas er bij. Honderd kilometer, zo'n beetje, leek het.

Goed. Hoe die te overbruggen, de afstand Vierpolders - Zandvoort? Openbaar vervoer lag niet voor de hand, wegens gebrek aan ervaring met de NS.
Nog eens nagedacht en, kijk aan, hoe eenvoudig! De vesnellingloze jongensfiets zou het worden.
Mijn ouders vonden het niet mijn allerbeste idee maar komaan, het was nog maar begin april, het plan zou wel overwaaien.
Nu was het zaak, de weg te kennen, beter dan uit de atlas. Naar boekhandel Van Maerlant, in Den Briel. Meneer Florijn begreep me en het beste dat hij in huis had was een autokaart van Nederland, 1 op 300.000. Thuis uitgevouwen, liniaal er bij, rond de tachtig kilometer. Mijn ervaring strekte tot vijfenveertig kilometer, enthousiasme zou me best tot tachtig kilometer en terug kunnen brengen.
Gaandeweg begon het besef te gloren dat er wat voorbereidingen moesten worden getroffen. Eerst maar eens een drinkbus, zoals ik die op foto's van wielrenners had gezien. Die zou in ieder geval mijn scholierenfiets enig sportief cachet geven. Niet te koop op Voorne-Putten. Dus op een woensdagmiddag naar rijwielhandel WBR, ook in racefietsen, aan de Maashaven in Rotterdam, aan de Boerenzij, gelukkig. Tweemaal de weg vragen en vijfentwintig kilometer verderop. Aluminium was toen het materiaal voor bidons, met een kurk waaruit een rubberen drinkbuisje stak. Direct maar monteren, water er in en huiswaarts. Vanzelfsprekend ging het nu veel sneller.

Thuis begon het te dagen dat de tocht wel eens kon doorgaan. Ik mocht vijfentwintig gulden van mijn spaarbankboekje halen. Dat en nog een paar zakgeldkwartjes moest voldoende zijn. Moeder wist de hand te leggen op zo'n opvouwbaar boterhammentrommeltje, voor onder de snelbinders.
Nu het weer nog. De voorspellingen waren goed. En bleven goed. Tweede Pinksterdag zou het prachtig weer zijn.
Nu het laatste deel van de planning. Voor tachtig kilometer zou ik toch zeker vier uur onderweg zijn. Dus: om acht uur van huis. Zes boterhammen in de doos, moeder had ook nog twee bananen gekocht, voor de heen- en voor de terugweg. Jackje gevouwen op de bagagedrager, kaart er op, trommeltjes erop, snelbinders erover. Vader stopte me stiekem een gulden toe. Op weg! Veer Brielle - Rozenburg, veer Rozenburg - Maassluis. Een richtingwijzer: Den Haag. In Den Haag maar eens een slok water, de hemdsmouwen opgerold en de kaart uitgevouwen. Verder dan oom Ies en tante Dit aan de Zuidwal was ik immers nooit geweest. Wassenaar, Leiden, dat moest de richting worden. De stad door, tussen de auto's, een ervaring voor een ventje uit Vierpolders. Langs Wassenaar, langs Leiden, soms op de weg, soms op een fietspad. Meer richtingwijzers dan verwacht. Ik volgde Haarlem maar bij Santpoort verscheen Zandvoort op het bord. Even rust, twee boterhammen, een slok water. Bij het naderen van Zandvoort waren de auto's niet te tellen. Ik fietste ze voorbij.

Het circuit! Volle parkeerterreinen. Een kassahokje. Leeftijd? Veertien! Nou ja, toch maar een kinderkaartje, drie gulden, meen ik. Dat was dat.
Een wegwijzer naar een tunneltje naar het middenterrein. Dat leek me wel wat. Fiets mee. Plekje gezocht vanwaar je de mensenstipjes kon zien die de start markeerden. De tribunes waren beslist minder imposant dan die van de Kuip  waarheen vader me wel eens meenam. De fiets tegen een struik gezet, de resterende boterhammen en een eerste banaan opgegeten, flinke teug water eroverheen.
Er kwamen auto's langs, gewone. Wat sportwagens ook. Toen een tijdje stil. Wat motorgeronk. Het lawaai kwam op ons af. Het was begonnen! Wat een herrie. Wat een gewriemel, al die wedstrijdsigaren. Het motorgebrul draaide om ons heen en daar kwamen ze weer, de groep was een rij geworden. En weer kwamen ze. En weer. Op een programmaboekje had ik bezuinigd. Die oranje, dat was Carel Godin de Beaufort, zoveel wist ik wel. Die zwarte, dat waren de Engelsen, had ik onthouden.
Maar eens een rondje gelopen, zag hoe de mannen de diverse bochten doorvlogen. En het ging maar door, het aan- en afgeloei. Wel leken er steeds minder wagens rond te rijden. Hoe dat nu weer kwam?
Ineens was het stil. Alleen onverstaanbare luidsprekerklanken restten. Daar maar op afgelopen, dat leverde geen informatie op. Ah! Een zwarte sigaar met bloemen, rustig over het parcours. Afgelopen was het. Op de fiets af dan maar. Ik hoorde onderweg iemand zeggen dat Jack Brabham had gewonnen. Daar had ik vrede mee.

Een patattent. Met piccalilly en cola, alstublieft Wat een laat maar smakelijk middagmaal was me dat!
Nu maar weer op huis aan. Ai, water nog! Bij een benzinestation even buiten Zandvoort mocht ik m'n kruik vullen. Ik dronk hem half leeg en vulde bij.
Nog steeds prachtig weer. Kijk, daar is Leiden al! Een goed moment voor een ferme slok. Vlak voor Wassenaar weer een benzinestation. Ja, de kruik vullen mocht. Rond half zeven het gemeentebord Den Haag. Even zoeken - geen wijzer naar Maassluis. Dan maar richting Hoek van Holland. Gelukkig in het Westland al snel Maassluis op een richtingwijzer. Al met al nog een dertig kilometer. De benen begonnen te wegen, de armen voelden danig verbrand.
Maassluis - Rozenburg. Even rust. Rozenburg - Brielle, tegen negenen. Nagenoeg stipt negen uur aan de Hossebos, welgekomen. De stoep af.
Thuis.
'Zo, ben je daar weer?'
Ja, ik was er weer.
'Was het nog wat?'
Ja, het was leuk.
Boterhammen zonder tal. Beker melk na beker melk.
Slapen.

In de ochtendkrant de uitslag. Er was een jongen doodgereden door zo'n vliegende sigaar.
In de ochtendpauze van de eerstvolgende schooldag het verhaal kort verteld.
Goh!, zeiden de schoolvriendjes.

------
Het plaatje is van de schrijver
© 2021 Jan Stoof
powered by CJ2