archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Ja heus, ik ben een Vance-fan Carlo van Praag

1804VG AliensDe circusboten bevaren de brede Vissel en leggen aan bij nederzettingen langs de rivier om voorstellingen te geven. De ‘Miraldra’s Betovering’ van Apollon Zamp is één van de meest imposante vaartuigen en Zamp’s spektakels behoren tot de indrukwekkendste. Hij is met zijn uitgebreide gezelschap de ‘Evulsifer’ aan het instuderen, een drama van de oude planeet Aarde. Het stuk eindigt met de onthoofding van Evulsifer en deze executie dient, tot verhoging van het realistisch gehalte van de voorstelling, in vivo te worden voltrokken. Hiertoe is reeds een ter dood veroordeelde gevangene opgekocht in één van de nederzettingen. De gevangene loopt niet over van enthousiasme voor de hem toegekende rol, maar Zamp maant hem: ‘in plaats van een minderwaardige affaire in een kelder wordt het een verheven drama, waarin u een onmisbare rol zult spelen. In uw plaats zou ik met de groots mogelijke ijver meewerken.’

Dit is een fragment uit het boek ‘Circuswereld’ (‘Showboat World’) van Jack Vance uit 1976.

Als lezer van dit blad verdiept u zich natuurlijk in de hogere literatuur en niet in ‘science fiction and fantasy’ onder welke naam deze lectuur in de boekhandel wordt uitgestald. Daarom hebt u ook nooit iets van Jack Vance (1920-2013) gelezen en kent u misschien niet eens zijn naam. Toch acht ik hem hoger dan menig literair auteur. Onder kenners van het genre was deze Amerikaanse schrijver, vooral in ons land, destijds zeer geliefd.

Vance schreef geen science fiction pur sang (om maar eens wat buitenlandse woorden te stapelen). Hij gebruikte een verre toekomst met tal van bewoonde planeten alleen als decor voor zijn avonturenverhalen die net zo goed in een ver verleden hadden kunnen spelen, ware het niet dat hij zijn enorme fantasie dan binnen de perken van een vrij goed gedocumenteerde realiteit had moeten houden. Dat verre planeten mogelijk bewoond zijn, is niet uitgesloten, maar dat zij ook met het snelste ruimteschip onbereikbaar zijn, is dat wel. Over deze kleinigheid dient de auteur, zoals al zijn sf-collega’s, heen te stappen. Bij Vance zetten de ruimtevaarders eenvoudig de ‘intersplits’ aan en overschrijden dan blijkbaar ruimschoots de lichtsnelheid.

Vance heeft een vijftigtal boeken, of meer (het ligt eraan hoe je telt) op zijn naam gebracht en de meeste zijn in mijn bezit, vrijwel allemaal in de Nederlandse vertaling en uitgebracht door Meulenhoff. Zo kwamen zij nu eenmaal in de jaren zestig en zeventig hier op de markt. Daarbij gaat zeker iets verloren, want Vance is een begaafd stilist en zijn Engels behoort niet tot het meest eenvoudige. Zijn verhalen zijn bovendien doorspekt met zelf bedachte namen en woorden, horend bij de vreemde planeten waarop zij zich afspelen. Gedetailleerde beschrijvingen van de plaatselijke landschappen, flora en fauna, vaak voorzien van voetnoten met extra toelichting, ontleend aan de ‘Intergalactische Encyclopedie’, behoren tot de vaste elementen van zijn werk, om maar niet te spreken van de eindeloze stoet van bizarre culturen, menselijke en niet-menselijke, die passeren. Die ‘wetenschappelijke’ adstructie past in de licht parodistische schrijfwijze die de auteur in bijna al zijn boeken hanteert. ‘Tongue in cheek’ is de juiste term voor deze verhaaltrant en het citaat waarmee dit artikel opent is daarvan een illustratie. Een verademing is echter dat de ironie het verhaal kleurt, maar niet domineert en nergens de spanning, en die is met de meesterhand gedoceerd, doorbreekt. De boeken zijn ware page turners.

De hoofdpersoon is vaak een ‘aardling’, maar in ieder geval een mens, rondzwervend op vreemde planeten om, al of niet op verzoek van een opdrachtgever, misdadigers op te sporen, gerechtigheid af te dwingen of aan niet-menselijke rassen onderworpen medemensen te bevrijden. De tocht is, zoals het hoort, vol van gevaren. Nachthonden, wilde ahulfs, deodands, vijandige stammen en slavenhandelaars hebben het op de reiziger gemunt, maar de held is, ook zoals het hoort, sterk, slim en vindingrijk. Soms is hij de klassieke mannetjesputter, soms de sluwe vos die het met de moraal niet zo nauw neemt. Sommige boeken met een zekere Cugel in de hoofdrol zijn regelrechte schelmenromans.

Dit wordt geen bibliografie. Ik noem slechts enkele boeken waaraan ik bijzonder ben gehecht. Om te beginnen de tetralogie genaamd ‘De avontuurlijke planeet’ (Planet of Adventure). Een ruimtevaarder, genaamd Adam Reith, is gestrand op een planeet die onderkomen biedt aan vier hoogontwikkelde niet-menselijke rassen die de daar ook woonachtige mensen aan zich hebben onderworpen. Twee door hun groep verstoten mensen sluiten zich aan bij Adam Reith in een zoektocht naar zijn verloren geraakte ruimteschip, waarmee hij naar de aarde wil terugkeren. Op deze tocht raken zij successievelijk verzeild in de domeinen van elk van deze vier buitenaardse rassen: de Chash, de Wankh, de Dirdir en de Pnume. Die geven tevens hun naam aan de vier delen van het boek. Zo belanden zij in de Carabas, waar de Dirdir vrijelijk op mensen mogen jagen. Die menselijke bezoekers worden aangetrokken door de sequijnen (sequins) die in het gebied te vinden zijn, welke op de hele planeet als betaalmiddel in omloop zijn. Vele schatzoekers laten daarbij het leven en eindigen op de Dirdirbarbecues. Wat een prachtige regeling! Zo komen er niet te veel sequijnen in omloop, wordt de inflatie beteugeld en kunnen de Dirdir hun sterk ontwikkelde jachtinstinct uitleven zonder al te veel schade aan het menselijk ras toe te brengen. Onnodig te zeggen dat Adam Reith en zijn metgezellen de Carabas levend en beladen met sequijnen verlaten, zodat zij nieuwe gevaren tegemoet kunnen gaan.

Een van mijn andere favorieten is ‘Durdane’, een trilogie bestaande uit ‘De Anome’, De Roguskhoi’, en ‘De Asutra’ (Nederlandse vertaling van 1976). De bewoners van het rijk Shant op de planeet Durdane dragen allen een met springstof geladen halsband die door de, aan niemand bekende, ‘Man zonder gezicht’ (de Anome) tot ontploffing kan worden gebracht als zij hem onwelgevallig zijn. Zie daar een fraai stukje, Xi Jinping-waardige, technologie. Dat de planeet verder nog grotendeels in de fase van spier- en windkracht verkeert, is een asynchronisme dat in de boeken van Vance regelmatig optreedt en alleen daarom is zijn werk geen pure sf. De hoofdpersoon is de jongeling Etzwane, die zijn akelige religieuze sekte is ontvlucht en aansluiting heeft gevonden bij een groep rondreizende muzikanten. Zelf ontwikkelt hij zich tot een getalenteerd bespeler van de ‘khitan’, een snaarinstrument, maar dan wel voorzien van een krasbox, een glanskop en een rateldoos. De muzikant laat het niet bij dit artistieke bestaan, maar begeeft zich in de politiek om de wantoestanden op de planeet te bestrijden. Hij onttroont uiteindelijk de Anome en neemt het bestuur over. Onder zijn leiding verslaat de militie eindelijk de door een sinistere, maar onbekende macht geschapen wildemannen, de Roguskhoi, waarna het verhaal nog lang niet is afgelopen, maar mijn uittrekseltje daarvan wel. We moeten naar een einde.

Ik mag echter niet vergeten een andere favoriet op zijn minst nog even te noemen: weer een vijfdelig boek (een pentalogie dus, ook wel een pentateuch), genaamd  ‘De Duivelsprinsen’, waarin de held met veel list en enig geweld vijf interstellaire superschurken ontmaskert en liquideert, in elk boek één. Lees bij voorbeeld deel 2, waarin Kokor Hekkus, een hormagaunt nota bene, aan zijn einde komt. Of één van de andere vier. Of alle vijf! Allemaal nog in de handel.

Ach, wat jammer dat er al ruim twintig jaar geen boeken meer van Vance zijn verschenen en dat er ook geen meer zullen volgen.

---------
Het plaatje is een door de schrijver gemaakte collage van vijf foto's.


© 2020 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Ja heus, ik ben een Vance-fan Carlo van Praag
1804VG AliensDe circusboten bevaren de brede Vissel en leggen aan bij nederzettingen langs de rivier om voorstellingen te geven. De ‘Miraldra’s Betovering’ van Apollon Zamp is één van de meest imposante vaartuigen en Zamp’s spektakels behoren tot de indrukwekkendste. Hij is met zijn uitgebreide gezelschap de ‘Evulsifer’ aan het instuderen, een drama van de oude planeet Aarde. Het stuk eindigt met de onthoofding van Evulsifer en deze executie dient, tot verhoging van het realistisch gehalte van de voorstelling, in vivo te worden voltrokken. Hiertoe is reeds een ter dood veroordeelde gevangene opgekocht in één van de nederzettingen. De gevangene loopt niet over van enthousiasme voor de hem toegekende rol, maar Zamp maant hem: ‘in plaats van een minderwaardige affaire in een kelder wordt het een verheven drama, waarin u een onmisbare rol zult spelen. In uw plaats zou ik met de groots mogelijke ijver meewerken.’

Dit is een fragment uit het boek ‘Circuswereld’ (‘Showboat World’) van Jack Vance uit 1976.

Als lezer van dit blad verdiept u zich natuurlijk in de hogere literatuur en niet in ‘science fiction and fantasy’ onder welke naam deze lectuur in de boekhandel wordt uitgestald. Daarom hebt u ook nooit iets van Jack Vance (1920-2013) gelezen en kent u misschien niet eens zijn naam. Toch acht ik hem hoger dan menig literair auteur. Onder kenners van het genre was deze Amerikaanse schrijver, vooral in ons land, destijds zeer geliefd.

Vance schreef geen science fiction pur sang (om maar eens wat buitenlandse woorden te stapelen). Hij gebruikte een verre toekomst met tal van bewoonde planeten alleen als decor voor zijn avonturenverhalen die net zo goed in een ver verleden hadden kunnen spelen, ware het niet dat hij zijn enorme fantasie dan binnen de perken van een vrij goed gedocumenteerde realiteit had moeten houden. Dat verre planeten mogelijk bewoond zijn, is niet uitgesloten, maar dat zij ook met het snelste ruimteschip onbereikbaar zijn, is dat wel. Over deze kleinigheid dient de auteur, zoals al zijn sf-collega’s, heen te stappen. Bij Vance zetten de ruimtevaarders eenvoudig de ‘intersplits’ aan en overschrijden dan blijkbaar ruimschoots de lichtsnelheid.

Vance heeft een vijftigtal boeken, of meer (het ligt eraan hoe je telt) op zijn naam gebracht en de meeste zijn in mijn bezit, vrijwel allemaal in de Nederlandse vertaling en uitgebracht door Meulenhoff. Zo kwamen zij nu eenmaal in de jaren zestig en zeventig hier op de markt. Daarbij gaat zeker iets verloren, want Vance is een begaafd stilist en zijn Engels behoort niet tot het meest eenvoudige. Zijn verhalen zijn bovendien doorspekt met zelf bedachte namen en woorden, horend bij de vreemde planeten waarop zij zich afspelen. Gedetailleerde beschrijvingen van de plaatselijke landschappen, flora en fauna, vaak voorzien van voetnoten met extra toelichting, ontleend aan de ‘Intergalactische Encyclopedie’, behoren tot de vaste elementen van zijn werk, om maar niet te spreken van de eindeloze stoet van bizarre culturen, menselijke en niet-menselijke, die passeren. Die ‘wetenschappelijke’ adstructie past in de licht parodistische schrijfwijze die de auteur in bijna al zijn boeken hanteert. ‘Tongue in cheek’ is de juiste term voor deze verhaaltrant en het citaat waarmee dit artikel opent is daarvan een illustratie. Een verademing is echter dat de ironie het verhaal kleurt, maar niet domineert en nergens de spanning, en die is met de meesterhand gedoceerd, doorbreekt. De boeken zijn ware page turners.

De hoofdpersoon is vaak een ‘aardling’, maar in ieder geval een mens, rondzwervend op vreemde planeten om, al of niet op verzoek van een opdrachtgever, misdadigers op te sporen, gerechtigheid af te dwingen of aan niet-menselijke rassen onderworpen medemensen te bevrijden. De tocht is, zoals het hoort, vol van gevaren. Nachthonden, wilde ahulfs, deodands, vijandige stammen en slavenhandelaars hebben het op de reiziger gemunt, maar de held is, ook zoals het hoort, sterk, slim en vindingrijk. Soms is hij de klassieke mannetjesputter, soms de sluwe vos die het met de moraal niet zo nauw neemt. Sommige boeken met een zekere Cugel in de hoofdrol zijn regelrechte schelmenromans.

Dit wordt geen bibliografie. Ik noem slechts enkele boeken waaraan ik bijzonder ben gehecht. Om te beginnen de tetralogie genaamd ‘De avontuurlijke planeet’ (Planet of Adventure). Een ruimtevaarder, genaamd Adam Reith, is gestrand op een planeet die onderkomen biedt aan vier hoogontwikkelde niet-menselijke rassen die de daar ook woonachtige mensen aan zich hebben onderworpen. Twee door hun groep verstoten mensen sluiten zich aan bij Adam Reith in een zoektocht naar zijn verloren geraakte ruimteschip, waarmee hij naar de aarde wil terugkeren. Op deze tocht raken zij successievelijk verzeild in de domeinen van elk van deze vier buitenaardse rassen: de Chash, de Wankh, de Dirdir en de Pnume. Die geven tevens hun naam aan de vier delen van het boek. Zo belanden zij in de Carabas, waar de Dirdir vrijelijk op mensen mogen jagen. Die menselijke bezoekers worden aangetrokken door de sequijnen (sequins) die in het gebied te vinden zijn, welke op de hele planeet als betaalmiddel in omloop zijn. Vele schatzoekers laten daarbij het leven en eindigen op de Dirdirbarbecues. Wat een prachtige regeling! Zo komen er niet te veel sequijnen in omloop, wordt de inflatie beteugeld en kunnen de Dirdir hun sterk ontwikkelde jachtinstinct uitleven zonder al te veel schade aan het menselijk ras toe te brengen. Onnodig te zeggen dat Adam Reith en zijn metgezellen de Carabas levend en beladen met sequijnen verlaten, zodat zij nieuwe gevaren tegemoet kunnen gaan.

Een van mijn andere favorieten is ‘Durdane’, een trilogie bestaande uit ‘De Anome’, De Roguskhoi’, en ‘De Asutra’ (Nederlandse vertaling van 1976). De bewoners van het rijk Shant op de planeet Durdane dragen allen een met springstof geladen halsband die door de, aan niemand bekende, ‘Man zonder gezicht’ (de Anome) tot ontploffing kan worden gebracht als zij hem onwelgevallig zijn. Zie daar een fraai stukje, Xi Jinping-waardige, technologie. Dat de planeet verder nog grotendeels in de fase van spier- en windkracht verkeert, is een asynchronisme dat in de boeken van Vance regelmatig optreedt en alleen daarom is zijn werk geen pure sf. De hoofdpersoon is de jongeling Etzwane, die zijn akelige religieuze sekte is ontvlucht en aansluiting heeft gevonden bij een groep rondreizende muzikanten. Zelf ontwikkelt hij zich tot een getalenteerd bespeler van de ‘khitan’, een snaarinstrument, maar dan wel voorzien van een krasbox, een glanskop en een rateldoos. De muzikant laat het niet bij dit artistieke bestaan, maar begeeft zich in de politiek om de wantoestanden op de planeet te bestrijden. Hij onttroont uiteindelijk de Anome en neemt het bestuur over. Onder zijn leiding verslaat de militie eindelijk de door een sinistere, maar onbekende macht geschapen wildemannen, de Roguskhoi, waarna het verhaal nog lang niet is afgelopen, maar mijn uittrekseltje daarvan wel. We moeten naar een einde.

Ik mag echter niet vergeten een andere favoriet op zijn minst nog even te noemen: weer een vijfdelig boek (een pentalogie dus, ook wel een pentateuch), genaamd  ‘De Duivelsprinsen’, waarin de held met veel list en enig geweld vijf interstellaire superschurken ontmaskert en liquideert, in elk boek één. Lees bij voorbeeld deel 2, waarin Kokor Hekkus, een hormagaunt nota bene, aan zijn einde komt. Of één van de andere vier. Of alle vijf! Allemaal nog in de handel.

Ach, wat jammer dat er al ruim twintig jaar geen boeken meer van Vance zijn verschenen en dat er ook geen meer zullen volgen.

---------
Het plaatje is een door de schrijver gemaakte collage van vijf foto's.
© 2020 Carlo van Praag
powered by CJ2