archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Goede raad Bram Schilperoord

1715VG DenkenThuisblijven is de raad die ons elke dag wordt ingepeperd. Musea en de bioscoop kunnen we niet meer in. Lekker uit eten gaan is er niet meer bij. Mijn jazzcafé, m'n koffiehuis, zullen ze ooit nog opengaan? De lege pleinen, de begrafenisstemming in de winkelstraten. Wat een treurigheid alom.
Thuis op de buis, uitsluitend uitzendingen gewijd aan het Corona-virus, afgewisseld door onophoudelijke herhalingen van stokoude, eertijds populaire programma's die mij niet snel genoeg de Tv doen uitzetten. Tijd over dus. Staande voor mijn boekenkast begin ik me enigszins schuldig te voelen bij de aanblik van zoveel boeken die ik niet of nauwelijks gelezen heb. Soms zelfs niet eens ingezien.

Het eerste waar mijn oog op valt is ‘Figuranten’ van Arnon Grünberg. Indertijd aangeprezen als 'een dolwanhopig en hartverscheurend grappig boek'. Het is één van zijn eerste geschriften. Naar mijn mening niet bepaald zijn beste werk, een kinderachtig boekje eigenlijk. Maarten 't Harts daarentegen zeer leesbare en grappige 'Lotte Weeda' heb ik (zie ik nu) behalve in het Nederlands ook in het Duits. In die taal heet het: 'In unnütz toller Wut'. Waarom ik dat ooit heb gekocht? Keine Ahnung. Hé, daar is dat prachtige boek van André Klukhuhn: 'De algehele geschiedenis van het denken', zijn magnum opus, formaat baksteen, 1270 pagina's dik. Een overzicht van de belangrijkste dingen die de mens in de loop der eeuwen bij elkaar heeft gedacht, via de wetenschap, kunst, filosofie en godsdienst.

Volgens Klukhuhn zijn dat de vier manieren waarop de mens de werkelijkheid probeert te doorgronden. De kwantumtheorie, de bio-industrie, het existentialisme, het verband tussen muziek en wiskunde, de relatie tussen bewustzijn en taal, zwarte gaten, wormgaten en de oerknal: ‘you name it’ en het staat erin. Helder uitgelegd ook nog. Wetenschap en kunst, zo betoogt Klukhuhn, zijn altijd tegenstrijdig geweest, maar ze kunnen ook niet zonder elkaar; ze zijn complementair. Centraal in het boek staat de tweeslachtige verhouding van de mens tot zijn leefwereld: de rede, met de wetenschap als ultieme consequentie, en het gevoel, dat in de kunst tot uitdrukking wordt gebracht.

De hoofdstukken zijn gelardeerd met minibiografietjes van zo ongeveer iedereen die op enig moment, in de afgelopen 2.500 jaar, in de wetenschap, kunst, filosofie of godsdienst iets baanbrekends heeft gedaan. Saaie kost? Nee hoor, valt best mee. Geen klein bier dus, met alleen al 61 pagina's verwijzingen en voetnoten. Waarin een kleine duizend personen uitvoerig geciteerd worden. Van Achilles, Titus Tatius (6e eeuw v.Chr.) tot Stefan Zweig (20e eeuw). Uiteraard worden Aristoteles, Goethe, Newton, Nietzsche, Schopenhauer en Wittgenstein het meest geciteerd, maar John Coltrane, Gerrit Kouwenaar en F.B. Hotz mogen ook hun zegje doen. In dit dan wel niet zo 'hartverscheurend grappig' boek, maar toch een werk dat je 'dolnieuwsgierig' maakt naar de achtergronden van ons bestaan op aarde. Om het maar eens in echte boekbesprekerstaal te zeggen.

Het boek is ondanks de enigszins pretentieuze titel allerminst zware kost, maar in tegendeel aangenaam leesbaar. Hoewel ik eerlijk moet toegeven dat ik niet alle 1270 pagina's van boven naar beneden en van links naar rechts gelezen heb. Dat zou me naar schatting vier 5-daagse werkweken hebben gekost. Mijn leessysteem komt er op neer dat ik de eerste twee of drie bovenste regels van elke bladzij lees, gevolgd door de onderste paar regels. Ik kijk terloops even naar de resterende tekst, dus tussen de bovenste en onderste regels. Vind ik die belangwekkend genoeg dan lees ik de hele bladzijde. Selectief lezen heet dat en ongetwijfeld gaat er soms wel iets wetenswaardigs verloren, maar met zo'n vuistdik boek zit er weinig anders op om tot de kern te komen.

Toch staat er op vrijwel elke pagina wel een feitje dat je zo zou kunnen gebruiken in een interessante quiz. Voorbeeldje? Waarom heeft de maand augustus net zoveel dagen als juli? Antwoord: vijftig jaar nadat Julius Caesar (in 46 v. Chr.) zichzelf in de kalender had geplaatst, nam keizer Augustus de Juliaanse tijdrekening met een kleine verbetering over. Hij vernoemde ook een maand naar zichzelf, die om niet onder te doen voor de maand die naar Julius Caesar was vernoemd ook 31 dagen moest bevatten!

Tweede vraag: In welk jaar of tijdperk werd voor het eerst het einde van de wereld voorspeld? Antwoord: In de tijd van Hesiodos (omstreeks 800 v.Chr) werd het einde der tijden al verkondigd. En Nostradamus (daar is-ie weer) voorspelde in 1558, in een kwatrijn, dat in juli van het jaar 1999 (!) de apocalyps zou plaatsvinden. Of: wanneer verscheen het eerste wetenschappelijke tijdschrift, en hoeveel verschillende wetenschappelijke tijdschriften verschenen er in 2011? (1): In 1664 Le Journal des Scavans, (2): naar schatting 150.000.

Voor alle aspirant schrijvers een tamelijk verontrustend feit. In 1988, tweeëndertig jaar geleden dus, verschenen er alleen al in het Nederlandse taalgebied dertienduizend boeken en geschriften. Daar zaten weliswaar ook alle kook-, tuin-, foto- en kinderboeken bij, maar als je dat in mindering brengt blijven er nog altijd duizend werken over die het predicaat literair verdienen. Anno 2020 kun je gerust van een verdubbeling uitgaan. Bij veel mensen zakt bij het aanzien van zo veel nog te lezen boeken de moed in de schoenen. Een bezoek aan de boekhandel en de bibliotheek raakt steeds minder in trek. ('Tom Poes was naar de stad gegaan en daar had hij een rustig plekje gezocht in de gemeentebibliotheek. Daar waren alle boeken die er geschreven zijn en het is dan ook te begrijpen dat er niemand anders was dan hijzelf en de dame die er een oogje op hield'.)

Dus, collega-schrijvers, wat heeft schrijven nog voor zin? En voor wie doen we dat? Zouden we ons niet moeten beperken tot het lezen van Klukhuhns meesterwerk? Of alsnog proberen een 'doldwaas en hartverscheurend grappig boek' te produceren?


© 2020 Bram Schilperoord meer Bram Schilperoord - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Goede raad Bram Schilperoord
1715VG DenkenThuisblijven is de raad die ons elke dag wordt ingepeperd. Musea en de bioscoop kunnen we niet meer in. Lekker uit eten gaan is er niet meer bij. Mijn jazzcafé, m'n koffiehuis, zullen ze ooit nog opengaan? De lege pleinen, de begrafenisstemming in de winkelstraten. Wat een treurigheid alom.
Thuis op de buis, uitsluitend uitzendingen gewijd aan het Corona-virus, afgewisseld door onophoudelijke herhalingen van stokoude, eertijds populaire programma's die mij niet snel genoeg de Tv doen uitzetten. Tijd over dus. Staande voor mijn boekenkast begin ik me enigszins schuldig te voelen bij de aanblik van zoveel boeken die ik niet of nauwelijks gelezen heb. Soms zelfs niet eens ingezien.

Het eerste waar mijn oog op valt is ‘Figuranten’ van Arnon Grünberg. Indertijd aangeprezen als 'een dolwanhopig en hartverscheurend grappig boek'. Het is één van zijn eerste geschriften. Naar mijn mening niet bepaald zijn beste werk, een kinderachtig boekje eigenlijk. Maarten 't Harts daarentegen zeer leesbare en grappige 'Lotte Weeda' heb ik (zie ik nu) behalve in het Nederlands ook in het Duits. In die taal heet het: 'In unnütz toller Wut'. Waarom ik dat ooit heb gekocht? Keine Ahnung. Hé, daar is dat prachtige boek van André Klukhuhn: 'De algehele geschiedenis van het denken', zijn magnum opus, formaat baksteen, 1270 pagina's dik. Een overzicht van de belangrijkste dingen die de mens in de loop der eeuwen bij elkaar heeft gedacht, via de wetenschap, kunst, filosofie en godsdienst.

Volgens Klukhuhn zijn dat de vier manieren waarop de mens de werkelijkheid probeert te doorgronden. De kwantumtheorie, de bio-industrie, het existentialisme, het verband tussen muziek en wiskunde, de relatie tussen bewustzijn en taal, zwarte gaten, wormgaten en de oerknal: ‘you name it’ en het staat erin. Helder uitgelegd ook nog. Wetenschap en kunst, zo betoogt Klukhuhn, zijn altijd tegenstrijdig geweest, maar ze kunnen ook niet zonder elkaar; ze zijn complementair. Centraal in het boek staat de tweeslachtige verhouding van de mens tot zijn leefwereld: de rede, met de wetenschap als ultieme consequentie, en het gevoel, dat in de kunst tot uitdrukking wordt gebracht.

De hoofdstukken zijn gelardeerd met minibiografietjes van zo ongeveer iedereen die op enig moment, in de afgelopen 2.500 jaar, in de wetenschap, kunst, filosofie of godsdienst iets baanbrekends heeft gedaan. Saaie kost? Nee hoor, valt best mee. Geen klein bier dus, met alleen al 61 pagina's verwijzingen en voetnoten. Waarin een kleine duizend personen uitvoerig geciteerd worden. Van Achilles, Titus Tatius (6e eeuw v.Chr.) tot Stefan Zweig (20e eeuw). Uiteraard worden Aristoteles, Goethe, Newton, Nietzsche, Schopenhauer en Wittgenstein het meest geciteerd, maar John Coltrane, Gerrit Kouwenaar en F.B. Hotz mogen ook hun zegje doen. In dit dan wel niet zo 'hartverscheurend grappig' boek, maar toch een werk dat je 'dolnieuwsgierig' maakt naar de achtergronden van ons bestaan op aarde. Om het maar eens in echte boekbesprekerstaal te zeggen.

Het boek is ondanks de enigszins pretentieuze titel allerminst zware kost, maar in tegendeel aangenaam leesbaar. Hoewel ik eerlijk moet toegeven dat ik niet alle 1270 pagina's van boven naar beneden en van links naar rechts gelezen heb. Dat zou me naar schatting vier 5-daagse werkweken hebben gekost. Mijn leessysteem komt er op neer dat ik de eerste twee of drie bovenste regels van elke bladzij lees, gevolgd door de onderste paar regels. Ik kijk terloops even naar de resterende tekst, dus tussen de bovenste en onderste regels. Vind ik die belangwekkend genoeg dan lees ik de hele bladzijde. Selectief lezen heet dat en ongetwijfeld gaat er soms wel iets wetenswaardigs verloren, maar met zo'n vuistdik boek zit er weinig anders op om tot de kern te komen.

Toch staat er op vrijwel elke pagina wel een feitje dat je zo zou kunnen gebruiken in een interessante quiz. Voorbeeldje? Waarom heeft de maand augustus net zoveel dagen als juli? Antwoord: vijftig jaar nadat Julius Caesar (in 46 v. Chr.) zichzelf in de kalender had geplaatst, nam keizer Augustus de Juliaanse tijdrekening met een kleine verbetering over. Hij vernoemde ook een maand naar zichzelf, die om niet onder te doen voor de maand die naar Julius Caesar was vernoemd ook 31 dagen moest bevatten!

Tweede vraag: In welk jaar of tijdperk werd voor het eerst het einde van de wereld voorspeld? Antwoord: In de tijd van Hesiodos (omstreeks 800 v.Chr) werd het einde der tijden al verkondigd. En Nostradamus (daar is-ie weer) voorspelde in 1558, in een kwatrijn, dat in juli van het jaar 1999 (!) de apocalyps zou plaatsvinden. Of: wanneer verscheen het eerste wetenschappelijke tijdschrift, en hoeveel verschillende wetenschappelijke tijdschriften verschenen er in 2011? (1): In 1664 Le Journal des Scavans, (2): naar schatting 150.000.

Voor alle aspirant schrijvers een tamelijk verontrustend feit. In 1988, tweeëndertig jaar geleden dus, verschenen er alleen al in het Nederlandse taalgebied dertienduizend boeken en geschriften. Daar zaten weliswaar ook alle kook-, tuin-, foto- en kinderboeken bij, maar als je dat in mindering brengt blijven er nog altijd duizend werken over die het predicaat literair verdienen. Anno 2020 kun je gerust van een verdubbeling uitgaan. Bij veel mensen zakt bij het aanzien van zo veel nog te lezen boeken de moed in de schoenen. Een bezoek aan de boekhandel en de bibliotheek raakt steeds minder in trek. ('Tom Poes was naar de stad gegaan en daar had hij een rustig plekje gezocht in de gemeentebibliotheek. Daar waren alle boeken die er geschreven zijn en het is dan ook te begrijpen dat er niemand anders was dan hijzelf en de dame die er een oogje op hield'.)

Dus, collega-schrijvers, wat heeft schrijven nog voor zin? En voor wie doen we dat? Zouden we ons niet moeten beperken tot het lezen van Klukhuhns meesterwerk? Of alsnog proberen een 'doldwaas en hartverscheurend grappig boek' te produceren?
© 2020 Bram Schilperoord
powered by CJ2