archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Met Luc-Jan en Heinrich in Stockholm Bram Schilperoord

1719VG HeineLang geleden, in de jaren zestig van de vorige eeuw, vertoefde ik twee jaar in Zweden. Ik had een mislukte studie achter de rug, vond het allemaal maar niks in Nederland, wist dat in Zweden de mooiste meisjes woonden en was gek op jazzmuziek. En die werd in Stockholm op tal van plekken gespeeld. Stockholm was het New York van Europa op jazzgebied. Zoals in die tijd gebruikelijk liftte ik naar het beloofde land en na een weekje de stad verkend te hebben had ik een baantje en een woonverblijf. In de loop van de tijd gevolgd door talloze andere, soms lucratieve werkkringen met bijpassende woningen. Ik heb vaak op het punt gestaan me daar definitief te vestigen, maar ben uiteindelijk teruggegaan naar ons vaderland.

Het leuke van zomaar lukraak werk en verblijf zoeken in een vreemd land is (was) dat je bijzondere personen tegenkomt. Ik heb er een aantal ontmoet, en de meest bijzondere was een landgenoot. Dat was tijdens de dagelijkse busrit van het centrum van Stockholm naar het nabijgelegen eiland Lidingö, waar ik ongeveer een half jaar in een gekraakte villa heb gewoond. Rond negen uur ‘s avonds nam ik meestal de bus en hoewel ik vaak de enige passagier was, was-ie op een keer, vrijdagavond was het, stampvol. Natuurlijk vrijdagavond, koopavond. Ik wrong me langs de voornamelijk staande passagiers en tot mijn verwondering bleek alleen de voorste helft van de bus vol te zijn. Helemaal achterin zat een in vodden geklede man waar kennelijk niemand bij in de buurt wilde zitten. Liever zo ver mogelijk van hem verwijderd, want ook de laatste vier rijen stoelen waren onbezet. Toen ik bezit nam van een van de vacante zitplaatsen begreep ik de reden dat daar niemand zat, want de man op de achterbank stonk niet weinig. Hij verspreidde een geur van in lange tijd niet verschoonde kleding. Maar toch maakte hij niet de indruk een zwerver of dakloze te zijn. In tegendeel, de in vodden gestoken dertiger, schatte ik, zou je een ‘handsome man’ kunnen noemen.

Ik besloot naast hem te gaan zitten, wat maakte het uit, de penetrante geur liet zich niet tegenhouden. Ik stelde me voor in het Engels, hij noemde zijn naam die ik aanvankelijk niet verstond en al spoedig bleek dat-ie ‘niet van de straat’ was, liever gezegd hier zat een intellectueel. Na tien minuten aangenaam gecauseerd te hebben in de Engelse taal kwamen we er achter dat we dat net zo goed in het Nederlands konden doen. Luc Jan Stam was zijn naam, telg van een bankiersfamilie afkomstig uit Bloemendaal, afgestudeerd in rechten in Leiden.
Werkzaam in een drukkerijtje in Stockholm en woonachtig in een vier meter hoge bierton die dienst deed als reclameobject en die ik een paar keer had gezien vanuit de bus. ‘Daar woon je in?’ vroeg ik verbaasd, ‘maar heb je daar dan een bed?’ Dat had hij niet maar wel een matras en dekens. ‘Maar water en licht?’ Nee, dat was er niet. ‘En geen wasserette in de buurt, neem ik aan’. ‘Nee’, zei hij kortaf en (wijzend op de mensen die voorin op een kluitje stonden) ‘maar wél altijd plaats in de bus’.

‘Voor mij geen probleem, wel dat ik wat anders moet zoeken want mijn ton wordt binnenkort verplaatst, is me verteld’. ‘Ze weten dus dat je daarin woont?’ ‘Ja, is bekend, heeft zelfs de kranten gehaald’, zei hij met een grijns. ‘Daar staat-ie, ik moet er uit, zie je weer eens’, zei hij en wrong zich langs het groepje mensen naar voren, naar de uitgang, waar enkelen demonstratief hun neus dichtknepen.

Twee haltes verder stapte ik uit en bedacht dat hij net zo goed in ‘mijn villa’ zou kunnen wonen, plaats genoeg. Maar wel eerst even onder de douche, met kleren en al. Hoewel hij zijn werk had in het centrum en zijn woonton op het eiland Lidingö stond, uitsluitend bereikbaar met de bus, zag ik hem pas drie weken later terug, ook weer op een vrijdagavond. Het was nog steeds prachtig weer, wat de bewoners van het eiland kennelijk uitnodigde een avondje in het stadscentrum door te brengen en de eigen auto op stal te laten. De elf uur bus richting Lidingö was stampvol. Maar schijn bedroog, want toen ik mezelf tussen de staande passagiers door wrong op weg naar wat ruimte bleken net als de vorige keer de achterste vier of vijf rijen stoelen onbezet. Reden: de afgestudeerde bankierszoon in zijn haveloze plunje pontificaal gezeten op de achterste bank. Net als de vorige keer verspreidde hij een onaangename geur .

Ik liep naar hem toe, gaf een handje en ging naast hem zitten. Even keek hij verwonderd op, toen zette zijn geheugen zich in werking. ‘He makker’, zei hij, ‘Bram was het niet?’ ‘En jij bent Luc Jan’, wist ik nog, ‘hoe is het in je ton?’ ‘Nog een weekje’, antwoordde hij, ‘dan wordt-ie verplaatst naar pretpark Gröna Lund. Was al eerder de bedoeling, maar toen ze zagen dat de ton bewoond werd is er een procedure gestart. Die ik niet heb afgewacht, maar ik heb wel de verhuispremie opgestreken’. ‘Verhuispremie?’ ‘Ja, je kan in Zweden niet zomaar iemand op straat zetten’, zei hij, en lachte er wat bij. ‘Rechtvaardig land hoor, Zweden’, vervolgde hij, ‘toch vijfduizend kronen in de wacht gesleept. Is dat Nederlands, in de wacht gesleept? Ik heb zo lang geen Nederlands gesproken’. ’Ja is correct’, zei ik, maar nu?’ ‘Me eerst maar eens van die vodden ontdoen en wat nieuws kopen, is het advies van mijn meisje’. Een meisje had-ie! Benieuwd hoe die er uit zag.’Maar jullie wonen toch niet samen?’ ‘Nee, die woont nog in de stad’, was zijn antwoord en ging er verder niet op in. ‘Wil ik vragen of je in de villa waar ik woon een kamer kunt krijgen? ‘Graag’, zei hij en stond op want zijn bierton was in zicht. ‘Trek dan wel je nieuwe outfit aan’, riep ik nog, wat hij beantwoordde met een opgestoken duim.

We hadden het tijdens de busritjes wel even over mijn verblijfplaats gehad maar ik kon me niet herinneren dat ik hem het adres van de villa had gegeven. Maar een week later trof ik hem aan in gesprek met mijn Duitse huiskraakbaas Jonas. En in vloeiend Duits. Ik had zelf nog al eens moeite met de vervoeging van de lidwoorden, maar dat was voor Luc Jan geen obstakel. Hij voerde het woord en Jonas kreeg nauwelijks de gelegenheid iets terug te zeggen. Moeiteloos schakelde hij over in onze landstaal toen hij mij ontwaarde. ‘Hi Bram, ik heb je huisbaas zojuist gecomplimenteerd met zijn fraaie behuizing en we zijn overeengekomen dat ik hier tijdelijk intrek. ‘Gezellig’, zei ik, of iets dergelijks.

Maar het eerste wat mij opviel was dat-ie zijn oude voddige kleding had verruild voor een frisse tevens onopvallende outfit, die naast hem zittenden niet zou afschrikken. Jonas had hem rondgeleid en in overleg had hij hem de kamer toegewezen naast de mijne. Waar behalve een bed ook een boekenkast stond, want vertelde hij, hij had wel een paar honderd boeken. ‘Had je die in die ton?’ Nee, die stonden bij zijn vriendin opgeslagen, waar hij af en toe verbleef, werkend aan zijn proefschrift om alsnog te promoveren, en wel op Heinrich Heine. Dat verstond ook onze huisbaas, die zowaar niet onbekend was met de fameuze dichter van ‘Die Lorelei’, dat begint met: ‘Ich weiss nicht was sol es bedeuten, dass ich so traurig bin ...’

Ik had niet in Leiden gestudeerd maar ik vermoedde dat Luc Jan niet de eerste zou zijn met een dissertatie over de beroemde 19-eeuwse dichter, vooral bekend om zijn talloze geprezen citaten en wijsheden. ‘Nee, niet in Leiden’, antwoordde hij op mijn vraag. Hij wilde promoveren op de universiteit van Lund, de oudste van Scandinavië, waar de vader van zijn vriendin hoogleraar was. Lekker makkelijk dacht ik, bij je schoonvader, maar alsof hij mijn gedachten kon lezen, zei hij: ‘Ik heb de vijf jaren die ik in Stockholm woon, vrijwel elke avond op Heine gestudeerd. Je kunt me alles vragen. Dat kon ik misschien niet maar ik nam me voor hem zeker eens op de proef te stellen. Ik had tenslotte letteren gestudeerd, weliswaar niet in Leiden maar in Utrecht, en Heinrich Heine was lang mijn favoriete dichter geweest.

---------
Het plaatje is van Linda Hulshof
Meer informatie op: lindahulshof71@gmail.com

© 2020 Bram Schilperoord meer Bram Schilperoord - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Met Luc-Jan en Heinrich in Stockholm Bram Schilperoord
1719VG HeineLang geleden, in de jaren zestig van de vorige eeuw, vertoefde ik twee jaar in Zweden. Ik had een mislukte studie achter de rug, vond het allemaal maar niks in Nederland, wist dat in Zweden de mooiste meisjes woonden en was gek op jazzmuziek. En die werd in Stockholm op tal van plekken gespeeld. Stockholm was het New York van Europa op jazzgebied. Zoals in die tijd gebruikelijk liftte ik naar het beloofde land en na een weekje de stad verkend te hebben had ik een baantje en een woonverblijf. In de loop van de tijd gevolgd door talloze andere, soms lucratieve werkkringen met bijpassende woningen. Ik heb vaak op het punt gestaan me daar definitief te vestigen, maar ben uiteindelijk teruggegaan naar ons vaderland.

Het leuke van zomaar lukraak werk en verblijf zoeken in een vreemd land is (was) dat je bijzondere personen tegenkomt. Ik heb er een aantal ontmoet, en de meest bijzondere was een landgenoot. Dat was tijdens de dagelijkse busrit van het centrum van Stockholm naar het nabijgelegen eiland Lidingö, waar ik ongeveer een half jaar in een gekraakte villa heb gewoond. Rond negen uur ‘s avonds nam ik meestal de bus en hoewel ik vaak de enige passagier was, was-ie op een keer, vrijdagavond was het, stampvol. Natuurlijk vrijdagavond, koopavond. Ik wrong me langs de voornamelijk staande passagiers en tot mijn verwondering bleek alleen de voorste helft van de bus vol te zijn. Helemaal achterin zat een in vodden geklede man waar kennelijk niemand bij in de buurt wilde zitten. Liever zo ver mogelijk van hem verwijderd, want ook de laatste vier rijen stoelen waren onbezet. Toen ik bezit nam van een van de vacante zitplaatsen begreep ik de reden dat daar niemand zat, want de man op de achterbank stonk niet weinig. Hij verspreidde een geur van in lange tijd niet verschoonde kleding. Maar toch maakte hij niet de indruk een zwerver of dakloze te zijn. In tegendeel, de in vodden gestoken dertiger, schatte ik, zou je een ‘handsome man’ kunnen noemen.

Ik besloot naast hem te gaan zitten, wat maakte het uit, de penetrante geur liet zich niet tegenhouden. Ik stelde me voor in het Engels, hij noemde zijn naam die ik aanvankelijk niet verstond en al spoedig bleek dat-ie ‘niet van de straat’ was, liever gezegd hier zat een intellectueel. Na tien minuten aangenaam gecauseerd te hebben in de Engelse taal kwamen we er achter dat we dat net zo goed in het Nederlands konden doen. Luc Jan Stam was zijn naam, telg van een bankiersfamilie afkomstig uit Bloemendaal, afgestudeerd in rechten in Leiden.
Werkzaam in een drukkerijtje in Stockholm en woonachtig in een vier meter hoge bierton die dienst deed als reclameobject en die ik een paar keer had gezien vanuit de bus. ‘Daar woon je in?’ vroeg ik verbaasd, ‘maar heb je daar dan een bed?’ Dat had hij niet maar wel een matras en dekens. ‘Maar water en licht?’ Nee, dat was er niet. ‘En geen wasserette in de buurt, neem ik aan’. ‘Nee’, zei hij kortaf en (wijzend op de mensen die voorin op een kluitje stonden) ‘maar wél altijd plaats in de bus’.

‘Voor mij geen probleem, wel dat ik wat anders moet zoeken want mijn ton wordt binnenkort verplaatst, is me verteld’. ‘Ze weten dus dat je daarin woont?’ ‘Ja, is bekend, heeft zelfs de kranten gehaald’, zei hij met een grijns. ‘Daar staat-ie, ik moet er uit, zie je weer eens’, zei hij en wrong zich langs het groepje mensen naar voren, naar de uitgang, waar enkelen demonstratief hun neus dichtknepen.

Twee haltes verder stapte ik uit en bedacht dat hij net zo goed in ‘mijn villa’ zou kunnen wonen, plaats genoeg. Maar wel eerst even onder de douche, met kleren en al. Hoewel hij zijn werk had in het centrum en zijn woonton op het eiland Lidingö stond, uitsluitend bereikbaar met de bus, zag ik hem pas drie weken later terug, ook weer op een vrijdagavond. Het was nog steeds prachtig weer, wat de bewoners van het eiland kennelijk uitnodigde een avondje in het stadscentrum door te brengen en de eigen auto op stal te laten. De elf uur bus richting Lidingö was stampvol. Maar schijn bedroog, want toen ik mezelf tussen de staande passagiers door wrong op weg naar wat ruimte bleken net als de vorige keer de achterste vier of vijf rijen stoelen onbezet. Reden: de afgestudeerde bankierszoon in zijn haveloze plunje pontificaal gezeten op de achterste bank. Net als de vorige keer verspreidde hij een onaangename geur .

Ik liep naar hem toe, gaf een handje en ging naast hem zitten. Even keek hij verwonderd op, toen zette zijn geheugen zich in werking. ‘He makker’, zei hij, ‘Bram was het niet?’ ‘En jij bent Luc Jan’, wist ik nog, ‘hoe is het in je ton?’ ‘Nog een weekje’, antwoordde hij, ‘dan wordt-ie verplaatst naar pretpark Gröna Lund. Was al eerder de bedoeling, maar toen ze zagen dat de ton bewoond werd is er een procedure gestart. Die ik niet heb afgewacht, maar ik heb wel de verhuispremie opgestreken’. ‘Verhuispremie?’ ‘Ja, je kan in Zweden niet zomaar iemand op straat zetten’, zei hij, en lachte er wat bij. ‘Rechtvaardig land hoor, Zweden’, vervolgde hij, ‘toch vijfduizend kronen in de wacht gesleept. Is dat Nederlands, in de wacht gesleept? Ik heb zo lang geen Nederlands gesproken’. ’Ja is correct’, zei ik, maar nu?’ ‘Me eerst maar eens van die vodden ontdoen en wat nieuws kopen, is het advies van mijn meisje’. Een meisje had-ie! Benieuwd hoe die er uit zag.’Maar jullie wonen toch niet samen?’ ‘Nee, die woont nog in de stad’, was zijn antwoord en ging er verder niet op in. ‘Wil ik vragen of je in de villa waar ik woon een kamer kunt krijgen? ‘Graag’, zei hij en stond op want zijn bierton was in zicht. ‘Trek dan wel je nieuwe outfit aan’, riep ik nog, wat hij beantwoordde met een opgestoken duim.

We hadden het tijdens de busritjes wel even over mijn verblijfplaats gehad maar ik kon me niet herinneren dat ik hem het adres van de villa had gegeven. Maar een week later trof ik hem aan in gesprek met mijn Duitse huiskraakbaas Jonas. En in vloeiend Duits. Ik had zelf nog al eens moeite met de vervoeging van de lidwoorden, maar dat was voor Luc Jan geen obstakel. Hij voerde het woord en Jonas kreeg nauwelijks de gelegenheid iets terug te zeggen. Moeiteloos schakelde hij over in onze landstaal toen hij mij ontwaarde. ‘Hi Bram, ik heb je huisbaas zojuist gecomplimenteerd met zijn fraaie behuizing en we zijn overeengekomen dat ik hier tijdelijk intrek. ‘Gezellig’, zei ik, of iets dergelijks.

Maar het eerste wat mij opviel was dat-ie zijn oude voddige kleding had verruild voor een frisse tevens onopvallende outfit, die naast hem zittenden niet zou afschrikken. Jonas had hem rondgeleid en in overleg had hij hem de kamer toegewezen naast de mijne. Waar behalve een bed ook een boekenkast stond, want vertelde hij, hij had wel een paar honderd boeken. ‘Had je die in die ton?’ Nee, die stonden bij zijn vriendin opgeslagen, waar hij af en toe verbleef, werkend aan zijn proefschrift om alsnog te promoveren, en wel op Heinrich Heine. Dat verstond ook onze huisbaas, die zowaar niet onbekend was met de fameuze dichter van ‘Die Lorelei’, dat begint met: ‘Ich weiss nicht was sol es bedeuten, dass ich so traurig bin ...’

Ik had niet in Leiden gestudeerd maar ik vermoedde dat Luc Jan niet de eerste zou zijn met een dissertatie over de beroemde 19-eeuwse dichter, vooral bekend om zijn talloze geprezen citaten en wijsheden. ‘Nee, niet in Leiden’, antwoordde hij op mijn vraag. Hij wilde promoveren op de universiteit van Lund, de oudste van Scandinavië, waar de vader van zijn vriendin hoogleraar was. Lekker makkelijk dacht ik, bij je schoonvader, maar alsof hij mijn gedachten kon lezen, zei hij: ‘Ik heb de vijf jaren die ik in Stockholm woon, vrijwel elke avond op Heine gestudeerd. Je kunt me alles vragen. Dat kon ik misschien niet maar ik nam me voor hem zeker eens op de proef te stellen. Ik had tenslotte letteren gestudeerd, weliswaar niet in Leiden maar in Utrecht, en Heinrich Heine was lang mijn favoriete dichter geweest.

---------
Het plaatje is van Linda Hulshof
Meer informatie op: lindahulshof71@gmail.com
© 2020 Bram Schilperoord
powered by CJ2