archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
Toerisme, de heilige graal Wilko Voordouw

1617VG LemmingHoe lang is het geleden, dat ik knock-out achterbleef na het lezen van een roman? Op die vraag moest ik flink kauwen, nadat ik Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeiffer had verslonden. De slotsom: het was lang geleden, heel lang geleden dat een boek zo'n verpletterende indruk op me had gemaakt. Het barokke boek over de teloorgang van Europa, het allesvernietigende toerisme, de verzengende liefde tussen de hoofdpersoon en Clio en de somtijds hilarische zoektocht naar het laatste werk van Caravaggio had mij diep geraakt.

Toch begon het zo slecht. Ik had het boek meegenomen om te lezen tijdens een weekje Zeeland, begin juni. Daar hadden we een huisje gehuurd, achter de duinen bij Westkapelle. Uitzicht op een klein groepje bomen, een schapenweiland en de tuin rondom het huisje. Een wel erg rustige plek, slechts verstoord door een fazantenhaan die af en toe kraaide, een rusteloos voor hun kroost naar wurmen zoekend merelechtpaar en af- en aanvliegende hommels. Niet wat je zegt een toeristisch Sodom en Gomorra. En daar, een paar kilometer van het Zoutelande, dat dankzij een liedje vorig jaar ineens heel populair werd onder toeristen (en waarvan de inwoners vonden dat het toen wel heel druk werd), begon ik aan het boek van Pfeiffer. Dat gebeurde op de dag dat een cruiseschip in Venetië op drift raakte en een rondvaartboot ramde, maar dat zag ik de volgende dag pas in de krant.

Het begon bij mij met ergernis, over de mateloze stortvloed aan grote en meeslepende woorden van Pfeiffer. 'Kan het een onsje minder', gromde ik na pakweg vijftig pagina's. Ik had toen eigenlijk meer dan genoeg van de elitaire mooischrijverij, de soms veel te lange zinnen (halve hoofdstukken, maar wel grammaticaal perfect), het ronkende, zelfgenoegzame toontje en de felle afwijzing van iedereen die niet aan de eisen van de heer Pfeiffer voldoet. Ik vond de eerste omschrijving van hoe hij zich kleedde, met alle luxedetails, ronduit grappig. De tweede keer dacht ik alleen maar: wat een pompeuze kwal.

Maar op de een of andere manier begon het boek voor mij te leven, uitkijkend in de richting van het wandelpad over de duinen, waar af en toe een toerist voorbij wandelde. Zeeland, hoewel het er flink druk kan zijn in de zomermaanden, is letterlijk en figuurlijk mijlenver verwijderd van de complete gekte die zich dag in, dag uit afspeelt in Venetië. Of in Giethoorn, dan wel in Amsterdam, Rome, Barcelona, Londen of Parijs. Mijn ogen gingen open. Ik keek bij onze wandelingen over de duinen en dijken naar de campings die verrezen waren, de vakantiehuisjes, her en der nog in aanbouw. En ik dacht bij mezelf: pas op Zeeuwen, dat je de kip met de gouden eieren geen kopje kleiner maakt.

Hetzelfde gevoel was me enkele weken eerder overvallen op Texel. Ook zo'n pareltje. Maar ook één waar de druk van de toerist eerder toe- dan afneemt. En waar de ober in het restaurant vertelde dat hij voor een godsvermogen iets huurt op het eiland. Omdat een huisje kopen samen met zijn vriendin, ook werkzaam in de horeca, geen optie was. Voor hem is er niet de mogelijkheid om 's avonds de laatste boot naar Den Helder te nemen. Daar zijn huizen namelijk nog wél betaalbaar, ook als je in de horeca werkt. De paradox in een notendop: toeristen willen dat iemand hen bedient, maar die kan zich met zijn inkomen geen plekje onder de zon veroorloven. Zo worden de mensen die voor de toeristen zorgen steeds verder verdreven. Tot de dag dat het de moeite niet meer loont dagelijks naar het paradijs terug te keren om de bedden te verschonen, het drankje aan tafel te brengen of het eten te bereiden. Ik was ook eerder dit jaar enkele dagen in Amsterdam. En daar zag ik wat Airbnb, Flixbus, Booking.com, lowcostcarriers, het loslaten van het éénkindbeleid in China en het gedoogbeleid (ik gooi alles even op een hoop) tot stand hebben gebracht.

Een tijd lang was alles op groei gericht, totdat duidelijk werd dat het verdienmodel van de 'deeleconomie' niet wezenlijk anders is dan het verdienmodel van de sprinkhaaneconomie: pakken wat je pakken kan. Het leidt tot uitwassen als vervuiling, overbelasting, disbalans. De wethouders, die met 3-0 achter staan in deze economische wedstrijd, proberen nu tot afspraken te komen. Een maximum aantal overnachtingen per Airbnb. Een luchthaven die overspoeld wordt met goedkope vluchten? Dan ga je toch de goedkope vakantievluchten verderop laten landen? En er staan verlichte geesten op die de toeristenstroom willen spreiden. Dus promoot je ineens Rotterdam of Den Haag. En Utrecht, Leiden en Delft blijken ook ineens grachten te bezitten. Maar je moet ook denken aan Amsterdam Castle, Amsterdam Beach of, het kan bijna niet gekker, Amsterdam Wetlands.

Dat laatste is een bedenkseltje van natuurorganisaties (ja, ook daar zijn ze langzaam gek aan het worden) om Laag Holland, het gebied tussen Amsterdam en Alkmaar als een unieke 'beleefdelta' neer te zetten. De grutto, de kievit en het polderlandschap in het veenweidegebied, de koeien en de 'boerennatuur' worden zo ‘vermarkt’ tot toeristische troeven, waar als het beleidsplan is geschreven, alleen nog maar een publiekspotentieel voor hoeft te worden aangeboord. Zelfs bij onze groene broeders begint de marketingwaanzin vaste voet aan grond te krijgen: hoeveel pretsigaretten hebben ze geblowd op de hoofdkantoren van Landschap Noord-Holland, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer? Wie ontsporende grootheidswaan wil zien leze het 'ambitiedocument', met termen als 'spannende natuur in de achtertuin van Amsterdam'. Het is vrij te downloaden. Het zou hilarisch zijn als het niet serieus bedoeld was.

Deze pogingen om 'toeristenoverloopgebieden' te bedenken lijken ingegeven door het succesvolle programma Ruimte voor de Rivier. Waarbij noodoverloopgebieden in geval van hoog water zorgen dat de rivieren niet op de verkeerde plekken overstromen. Slim bedacht. Maar het is de grote vraag of je dat met toerisme ook zou moeten doen. Moet het probleem niet echt bij de basis worden aangepakt? Dus, uitgaande van een normaal economisch proces: als de vraag groot is wordt de prijs hoger. Iedereen wil reizen? Dan wordt reizen duurder. En: hoe vervuilender, hoe hoger de prijs.

Het is toch van de gekke dat, wil je een weekend naar Berlijn, iemand die met de klimaatvriendelijke trein gaat  de hoofdprijs betaalt, terwijl een vlucht en een busreis vele malen goedkoper zijn? Wie betaalt het gelag in het geval van een spotgoedkope busreis? De bus zelf heeft een prijs, het management van de Airbnb-busonderneming gaat ook niet op een houtje zitten bijten, de wifileverancier wil geld zien en dat geldt ook voor het tankstation. De zzp-buschauffeur, of de kleine bus ondernemer, die zich laat inhuren is na al deze kostenfactoren degene die zeer waarschijnlijk de prijs betaalt. Het is net als met Uber: de onderneming kan wel claimen dat de chauffeurs alle vereiste papieren bezitten en niet te veel uren achter het stuur zitten. Feit is wel dat iemand de prijs betaalt voor die lage tarieven. Wie dat niet wil zien heeft een plaat voor z'n hoofd.

Terug naar Ilja Leonard Pfeiffer, terug naar het vakantiehuisje (niet gehuurd via Airbnb) in Zeeland. Op het laatst kon ik Grand Hotel Europa niet meer wegleggen. Ondanks al zijn bombast legt de schrijver in zijn boek wel de vinger op de zere plek. Toerisme is te goedkoop geworden. Ik kijk nog maar eens naar het duin, waar af en toe een wandelaar voorbij trekt. De kwaliteit van goed toerisme: dat moeten we weer leren ontdekken.

-----
Het plaatje is van Henk Klaren


© 2019 Wilko Voordouw meer Wilko Voordouw - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Toerisme, de heilige graal Wilko Voordouw
1617VG LemmingHoe lang is het geleden, dat ik knock-out achterbleef na het lezen van een roman? Op die vraag moest ik flink kauwen, nadat ik Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeiffer had verslonden. De slotsom: het was lang geleden, heel lang geleden dat een boek zo'n verpletterende indruk op me had gemaakt. Het barokke boek over de teloorgang van Europa, het allesvernietigende toerisme, de verzengende liefde tussen de hoofdpersoon en Clio en de somtijds hilarische zoektocht naar het laatste werk van Caravaggio had mij diep geraakt.

Toch begon het zo slecht. Ik had het boek meegenomen om te lezen tijdens een weekje Zeeland, begin juni. Daar hadden we een huisje gehuurd, achter de duinen bij Westkapelle. Uitzicht op een klein groepje bomen, een schapenweiland en de tuin rondom het huisje. Een wel erg rustige plek, slechts verstoord door een fazantenhaan die af en toe kraaide, een rusteloos voor hun kroost naar wurmen zoekend merelechtpaar en af- en aanvliegende hommels. Niet wat je zegt een toeristisch Sodom en Gomorra. En daar, een paar kilometer van het Zoutelande, dat dankzij een liedje vorig jaar ineens heel populair werd onder toeristen (en waarvan de inwoners vonden dat het toen wel heel druk werd), begon ik aan het boek van Pfeiffer. Dat gebeurde op de dag dat een cruiseschip in Venetië op drift raakte en een rondvaartboot ramde, maar dat zag ik de volgende dag pas in de krant.

Het begon bij mij met ergernis, over de mateloze stortvloed aan grote en meeslepende woorden van Pfeiffer. 'Kan het een onsje minder', gromde ik na pakweg vijftig pagina's. Ik had toen eigenlijk meer dan genoeg van de elitaire mooischrijverij, de soms veel te lange zinnen (halve hoofdstukken, maar wel grammaticaal perfect), het ronkende, zelfgenoegzame toontje en de felle afwijzing van iedereen die niet aan de eisen van de heer Pfeiffer voldoet. Ik vond de eerste omschrijving van hoe hij zich kleedde, met alle luxedetails, ronduit grappig. De tweede keer dacht ik alleen maar: wat een pompeuze kwal.

Maar op de een of andere manier begon het boek voor mij te leven, uitkijkend in de richting van het wandelpad over de duinen, waar af en toe een toerist voorbij wandelde. Zeeland, hoewel het er flink druk kan zijn in de zomermaanden, is letterlijk en figuurlijk mijlenver verwijderd van de complete gekte die zich dag in, dag uit afspeelt in Venetië. Of in Giethoorn, dan wel in Amsterdam, Rome, Barcelona, Londen of Parijs. Mijn ogen gingen open. Ik keek bij onze wandelingen over de duinen en dijken naar de campings die verrezen waren, de vakantiehuisjes, her en der nog in aanbouw. En ik dacht bij mezelf: pas op Zeeuwen, dat je de kip met de gouden eieren geen kopje kleiner maakt.

Hetzelfde gevoel was me enkele weken eerder overvallen op Texel. Ook zo'n pareltje. Maar ook één waar de druk van de toerist eerder toe- dan afneemt. En waar de ober in het restaurant vertelde dat hij voor een godsvermogen iets huurt op het eiland. Omdat een huisje kopen samen met zijn vriendin, ook werkzaam in de horeca, geen optie was. Voor hem is er niet de mogelijkheid om 's avonds de laatste boot naar Den Helder te nemen. Daar zijn huizen namelijk nog wél betaalbaar, ook als je in de horeca werkt. De paradox in een notendop: toeristen willen dat iemand hen bedient, maar die kan zich met zijn inkomen geen plekje onder de zon veroorloven. Zo worden de mensen die voor de toeristen zorgen steeds verder verdreven. Tot de dag dat het de moeite niet meer loont dagelijks naar het paradijs terug te keren om de bedden te verschonen, het drankje aan tafel te brengen of het eten te bereiden. Ik was ook eerder dit jaar enkele dagen in Amsterdam. En daar zag ik wat Airbnb, Flixbus, Booking.com, lowcostcarriers, het loslaten van het éénkindbeleid in China en het gedoogbeleid (ik gooi alles even op een hoop) tot stand hebben gebracht.

Een tijd lang was alles op groei gericht, totdat duidelijk werd dat het verdienmodel van de 'deeleconomie' niet wezenlijk anders is dan het verdienmodel van de sprinkhaaneconomie: pakken wat je pakken kan. Het leidt tot uitwassen als vervuiling, overbelasting, disbalans. De wethouders, die met 3-0 achter staan in deze economische wedstrijd, proberen nu tot afspraken te komen. Een maximum aantal overnachtingen per Airbnb. Een luchthaven die overspoeld wordt met goedkope vluchten? Dan ga je toch de goedkope vakantievluchten verderop laten landen? En er staan verlichte geesten op die de toeristenstroom willen spreiden. Dus promoot je ineens Rotterdam of Den Haag. En Utrecht, Leiden en Delft blijken ook ineens grachten te bezitten. Maar je moet ook denken aan Amsterdam Castle, Amsterdam Beach of, het kan bijna niet gekker, Amsterdam Wetlands.

Dat laatste is een bedenkseltje van natuurorganisaties (ja, ook daar zijn ze langzaam gek aan het worden) om Laag Holland, het gebied tussen Amsterdam en Alkmaar als een unieke 'beleefdelta' neer te zetten. De grutto, de kievit en het polderlandschap in het veenweidegebied, de koeien en de 'boerennatuur' worden zo ‘vermarkt’ tot toeristische troeven, waar als het beleidsplan is geschreven, alleen nog maar een publiekspotentieel voor hoeft te worden aangeboord. Zelfs bij onze groene broeders begint de marketingwaanzin vaste voet aan grond te krijgen: hoeveel pretsigaretten hebben ze geblowd op de hoofdkantoren van Landschap Noord-Holland, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer? Wie ontsporende grootheidswaan wil zien leze het 'ambitiedocument', met termen als 'spannende natuur in de achtertuin van Amsterdam'. Het is vrij te downloaden. Het zou hilarisch zijn als het niet serieus bedoeld was.

Deze pogingen om 'toeristenoverloopgebieden' te bedenken lijken ingegeven door het succesvolle programma Ruimte voor de Rivier. Waarbij noodoverloopgebieden in geval van hoog water zorgen dat de rivieren niet op de verkeerde plekken overstromen. Slim bedacht. Maar het is de grote vraag of je dat met toerisme ook zou moeten doen. Moet het probleem niet echt bij de basis worden aangepakt? Dus, uitgaande van een normaal economisch proces: als de vraag groot is wordt de prijs hoger. Iedereen wil reizen? Dan wordt reizen duurder. En: hoe vervuilender, hoe hoger de prijs.

Het is toch van de gekke dat, wil je een weekend naar Berlijn, iemand die met de klimaatvriendelijke trein gaat  de hoofdprijs betaalt, terwijl een vlucht en een busreis vele malen goedkoper zijn? Wie betaalt het gelag in het geval van een spotgoedkope busreis? De bus zelf heeft een prijs, het management van de Airbnb-busonderneming gaat ook niet op een houtje zitten bijten, de wifileverancier wil geld zien en dat geldt ook voor het tankstation. De zzp-buschauffeur, of de kleine bus ondernemer, die zich laat inhuren is na al deze kostenfactoren degene die zeer waarschijnlijk de prijs betaalt. Het is net als met Uber: de onderneming kan wel claimen dat de chauffeurs alle vereiste papieren bezitten en niet te veel uren achter het stuur zitten. Feit is wel dat iemand de prijs betaalt voor die lage tarieven. Wie dat niet wil zien heeft een plaat voor z'n hoofd.

Terug naar Ilja Leonard Pfeiffer, terug naar het vakantiehuisje (niet gehuurd via Airbnb) in Zeeland. Op het laatst kon ik Grand Hotel Europa niet meer wegleggen. Ondanks al zijn bombast legt de schrijver in zijn boek wel de vinger op de zere plek. Toerisme is te goedkoop geworden. Ik kijk nog maar eens naar het duin, waar af en toe een wandelaar voorbij trekt. De kwaliteit van goed toerisme: dat moeten we weer leren ontdekken.

-----
Het plaatje is van Henk Klaren
© 2019 Wilko Voordouw
powered by CJ2