archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Bezigheden > Op de fiets delen printen terug
Het Zoute (B) - Bray Dunes (F) Thomas van der Steen

1514BZ De PanneAl jarenlang verheug ik me op deze expeditie. Het plan gist al tijden in mijn hoofd: met auto en fiets naar Knokke, met fiets in de kusttram naar De Panne en daarna over de ononderbroken boulevard terugfietsen naar de auto. Er moet veel samenkomen, twee dagen geen werk, verantwoordelijkheden of regen. En zeker geen tegenwind.

Omdat er in de Westerscheldetunnel een truck is gekanteld duurt de rit naar Knokke geen tweeënhalf maar vier uur. Op de parkeerplaats van Royal Zoute Golf Club verlos ik getergd mijn fiets van zijn tralies, gord mijn rugzakje om en spurt Knokke in. Frisse voorjaarslucht prikkelt mijn neus, de zon tintelt mijn huid. Ik voel mij net een dansende koe in de wei. Over de boulevard langs het Albertstrand zigzag ik langs obers die bladen vol met koffie en gebak torsen.

De brug over de haven in Zeebrugge staat open, een cruiseboot dobbert roerloos. Ik hoopte twee dagen zo dicht mogelijk bij zee te blijven maar na een kwartier stuit ik al op deze kink. De vaste brug is een stukje landinwaarts en alles wat ik zie is oud, kaal, lelijk, vervallen, verlaten en verroest. Ik hotseknots over rails die er waarschijnlijk al veertig jaar werkeloos bij liggen. Laat ik nou maar die tram nemen, want hier is niks aan. Bij de eerstvolgende halte, Zeebrugge-Kerk, lijkt een zwerm asielzoekers neergestreken. Het blijken Duitsers, de stewards van hun cruiseboot hebben ze op excursie naar Oostende gestuurd. In no-time zijn alle wagons bomvol, ik kan er onmogelijk bij met mijn fiets. Ik besluit door te fietsen tot de stroom toeristen opdroogt, pas in Blankenberge kan ik mee.

De tram sukkelt gestaag langs zee naar Oostende, scholieren stappen in en uit. De stad telt wel elf haltes en ik word ongedurig. Omdat de vlaggen strak naar het zuiden zijn gericht stap ik uit bij halte Krokodiel in Middelkerke. Inmiddels schijnt de zon onbarmhartig fel. Gelukkig vormen de rij intens lelijke appartementen een muur die een schaduw werpt over de boulevard. En die rij loopt maar door en door, pas bij de monding van de IJzer stopt-ie. Weer moet ik landinwaarts om het riviertje in Nieuwpoort te kruisen. Bij de brug staat het Koning Albert I-monument. Voor Nederlandse begrippen megalomaan, maar als je bedenkt welke offers hier in de 1e Wereldoorlog zijn gebracht, valt het nog mee.

Op de markt van het stadje dat wij zo goed kennen van haar slag in 1600, gebruik ik onder een parasol de lunch. Garnalenkroketjes, frietjes, een slaatje en een glaasje wit. Sorry, mijn getatoeëerde serveerster verkleint alle woorden. Over de rand van mijn glas zie ik een middeleeuws plein. Onmogelijk, in 1918 stond hier geen ene steen meer op de andere.

Na de lunch rep ik me naar de kust om verder langs de voor mij zo bekende badplaatsen te fietsen. In 1969, ik was 11, vierde ik hier met met mijn ouders een lange, lome vakantie. Terwijl ik de badplaatsen Oostduinkerke, Koksijde, Sint Idesbald en De Panne passeer denk ik terug aan die zomer. Skelteren op de boulevard, flipperen in de speelhal, een stiekem biertje (een Tango, met een vleugje limonadesiroop) in de kantine, mijn eerste loopgraaf, de Dame Blanches in Santos Palace, iedere middag de Belgische mannen die zich verzamelden bij de TV voor de finish van de Tour-etappe, mosselen met friet, een kus van Ghislaine tijdens de film op de camping en de zomerhit ‘Je t’aime ... moi non plus’ die onophoudelijk en overal klonk; het gezucht van Jane Birkin deed de zwoele lucht trillen.

Als ik De Panne bereik, heb ik nog energie over, ‘t is pas vier uur. Ik besluit door te fietsen naar Frankrijk, naar de grensplaats Bray Dunes. Mijn schoolvriendinnetje en ik kampeerden hier met een bevriend stel in 1978. Die zomer was ook al lang en loom. In de duinen stonden onze tenten, precies op de grens van Frankrijk en België. Camping Perroquet is er nog altijd, de slagbomen en douanehuisjes niet. Het café waar we bier dronken is failliet en een bouwval. Ik draai om en fiets terug naar De Panne. De tegenwind op de laatste 6 kilometer van de dag slopen me. Uitgeput meld ik me bij Nathalie aan de balie van Hotel aan Zee op de Markt. Mijn haren zijn nog nat van het douchen als ik op een terras een pan mosselen met look en room bestel. Een vlammende zonsondergang beëindigt de eerste zomerse dag van dit jaar. Snel te bedde, morgen weer terug.

------
Het plaatje is van de schrijver


© 2018 Thomas van der Steen meer Thomas van der Steen - meer "Op de fiets" -
Bezigheden > Op de fiets
Het Zoute (B) - Bray Dunes (F) Thomas van der Steen
1514BZ De PanneAl jarenlang verheug ik me op deze expeditie. Het plan gist al tijden in mijn hoofd: met auto en fiets naar Knokke, met fiets in de kusttram naar De Panne en daarna over de ononderbroken boulevard terugfietsen naar de auto. Er moet veel samenkomen, twee dagen geen werk, verantwoordelijkheden of regen. En zeker geen tegenwind.

Omdat er in de Westerscheldetunnel een truck is gekanteld duurt de rit naar Knokke geen tweeënhalf maar vier uur. Op de parkeerplaats van Royal Zoute Golf Club verlos ik getergd mijn fiets van zijn tralies, gord mijn rugzakje om en spurt Knokke in. Frisse voorjaarslucht prikkelt mijn neus, de zon tintelt mijn huid. Ik voel mij net een dansende koe in de wei. Over de boulevard langs het Albertstrand zigzag ik langs obers die bladen vol met koffie en gebak torsen.

De brug over de haven in Zeebrugge staat open, een cruiseboot dobbert roerloos. Ik hoopte twee dagen zo dicht mogelijk bij zee te blijven maar na een kwartier stuit ik al op deze kink. De vaste brug is een stukje landinwaarts en alles wat ik zie is oud, kaal, lelijk, vervallen, verlaten en verroest. Ik hotseknots over rails die er waarschijnlijk al veertig jaar werkeloos bij liggen. Laat ik nou maar die tram nemen, want hier is niks aan. Bij de eerstvolgende halte, Zeebrugge-Kerk, lijkt een zwerm asielzoekers neergestreken. Het blijken Duitsers, de stewards van hun cruiseboot hebben ze op excursie naar Oostende gestuurd. In no-time zijn alle wagons bomvol, ik kan er onmogelijk bij met mijn fiets. Ik besluit door te fietsen tot de stroom toeristen opdroogt, pas in Blankenberge kan ik mee.

De tram sukkelt gestaag langs zee naar Oostende, scholieren stappen in en uit. De stad telt wel elf haltes en ik word ongedurig. Omdat de vlaggen strak naar het zuiden zijn gericht stap ik uit bij halte Krokodiel in Middelkerke. Inmiddels schijnt de zon onbarmhartig fel. Gelukkig vormen de rij intens lelijke appartementen een muur die een schaduw werpt over de boulevard. En die rij loopt maar door en door, pas bij de monding van de IJzer stopt-ie. Weer moet ik landinwaarts om het riviertje in Nieuwpoort te kruisen. Bij de brug staat het Koning Albert I-monument. Voor Nederlandse begrippen megalomaan, maar als je bedenkt welke offers hier in de 1e Wereldoorlog zijn gebracht, valt het nog mee.

Op de markt van het stadje dat wij zo goed kennen van haar slag in 1600, gebruik ik onder een parasol de lunch. Garnalenkroketjes, frietjes, een slaatje en een glaasje wit. Sorry, mijn getatoeëerde serveerster verkleint alle woorden. Over de rand van mijn glas zie ik een middeleeuws plein. Onmogelijk, in 1918 stond hier geen ene steen meer op de andere.

Na de lunch rep ik me naar de kust om verder langs de voor mij zo bekende badplaatsen te fietsen. In 1969, ik was 11, vierde ik hier met met mijn ouders een lange, lome vakantie. Terwijl ik de badplaatsen Oostduinkerke, Koksijde, Sint Idesbald en De Panne passeer denk ik terug aan die zomer. Skelteren op de boulevard, flipperen in de speelhal, een stiekem biertje (een Tango, met een vleugje limonadesiroop) in de kantine, mijn eerste loopgraaf, de Dame Blanches in Santos Palace, iedere middag de Belgische mannen die zich verzamelden bij de TV voor de finish van de Tour-etappe, mosselen met friet, een kus van Ghislaine tijdens de film op de camping en de zomerhit ‘Je t’aime ... moi non plus’ die onophoudelijk en overal klonk; het gezucht van Jane Birkin deed de zwoele lucht trillen.

Als ik De Panne bereik, heb ik nog energie over, ‘t is pas vier uur. Ik besluit door te fietsen naar Frankrijk, naar de grensplaats Bray Dunes. Mijn schoolvriendinnetje en ik kampeerden hier met een bevriend stel in 1978. Die zomer was ook al lang en loom. In de duinen stonden onze tenten, precies op de grens van Frankrijk en België. Camping Perroquet is er nog altijd, de slagbomen en douanehuisjes niet. Het café waar we bier dronken is failliet en een bouwval. Ik draai om en fiets terug naar De Panne. De tegenwind op de laatste 6 kilometer van de dag slopen me. Uitgeput meld ik me bij Nathalie aan de balie van Hotel aan Zee op de Markt. Mijn haren zijn nog nat van het douchen als ik op een terras een pan mosselen met look en room bestel. Een vlammende zonsondergang beëindigt de eerste zomerse dag van dit jaar. Snel te bedde, morgen weer terug.

------
Het plaatje is van de schrijver
© 2018 Thomas van der Steen
powered by CJ2