archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept delen printen terug
De knuffelmoren van de adel Willem Minderhout

1507VG Afrbed1In het Haags Historisch Museum is een alleraardigste tentoonstelling gewijd aan ‘Afrikaanse bedienden aan het hof’. Centraal staan de zwarte jongens Cupido en Sideron, die ‘cadeau’ werden gedaan aan Willem V, de laatste stadhouder van de Republiek. Hun lot was aanmerkelijk beter dan van hun familieleden. Zij hoefden geen suikerriet te kappen in de tuin van Huis ten Bosch, maar werden als echte heertjes opgevoed. Ze waren weliswaar bedienden, maar wel bedienden die als pages behandeld werden en page werd je gewoonlijk slechts als je van adel was.

Het deed me denken aan een passage uit het boek ‘The Romanovs’ van Simon Sebag Montefiore. Hij schrijft dat aan het Russische hof al vanaf Peter de Grote gebruik werd gemaakt van een lijfwacht die bestond uit in Constantinopel gekochte zwarte slaven. In 1810 wist de Tsaar de zwarte knecht van de Amerikaanse ambassadeur voor zijn lijfwacht te rekruteren. Die had het blijkbaar zo naar zijn zin dat deze carrièremogelijkheid zich als een lopend vuurtje onder de Afro-Amerikanen verspreidde. Menige zwarte matroos wiens schip aanlegde in een Russische haven nam de benen om zich bij het hof te melden.

De allerberoemdste zwarte aan het Russische hof was Abram Hannibal (of Gannibal). Hij was een gekidnapt prinsje uit Kameroen dat als kind aan Peter de Grote cadeau was gedaan, het tot generaal bracht en in de adelstand werd verheven. Zijn achterkleinzoon was de beroemde dichter Alexander Poesjkin.

Wat leert ons dit alles? Wellicht dat zelfs het slavernijverleden niet zo ‘zwart-wit’ is dat elke zwarte door ‘de blanken’ (of moet ik nu ‘witten’ schrijven?) per definitie tot niets anders dan slavenarbeid geschikt werd geacht. Hoewel racisme ongetwijfeld een belangrijke rol heeft gepeeld, al was het alleen maar om die situatie te rechtvaardigen en een kwaad geweten tot bedaren te brengen, was slaaf vooral een juridische ‘arbeidsrechtelijke’ categorie. Mogen wij deze arbeidsverhoudingen die indertijd zo ‘normaal’ waren dan ‘met de kennis van nu’ niet afkeuren? Mij dunkt van wel, maar ik ben nog marxistisch genoeg om de geschiedenis deels te beschouwen als een ontwikkeling van productieverhoudingen en uitbuitingsrelaties. De ervaring leert: vrijwel geen mens - van welke kleur dan ook -  deugt, als hij van een ander kan profiteren. Extreme uitbuitingsrelaties die je slavernij zou kunnen noemen duiken ook nu weer op in onze verder toch vrij utopische liberaal-democratische samenleving.

Als raciale verschillen samenvallen met die uitbuitingsrelaties is dat natuurlijk ‘handig’ om het onderscheid tussen meester en knecht duidelijk te kunnen zien, maar niet noodzakelijk. De moeder van de Surinaamse historische roman, Cynthia McLeod, heeft dit indrukwekkend geschetst in ‘De vrije negerin Elisabeth’, die er zelf slaven op nahield. 

Toch mag je het wellicht opmerkelijk noemen dat het feit dat Afrikanen aan de vorstenhoven als waardevolle medemensen werden gezien niet tot een civilisatieproces leidde waarin de hoge adel voorging in de strijd tegen slavernij. Daarvoor waren de economische belangen blijkbaar te groot. Maar misschien vond men in die tijd deze schizofrene relatie met Afrikanen 'normaal'. Wat moeten we bijvoorbeeld denken van Jacobus Capitein, die als achtjarige uit Ghana was geroofd en in Den Haag liefderijk werd opgevoed door een koopman. Jacobus studeerde theologie en promoveerde op een proefschrift waarin hij beweerde dat een slaaf die christen geworden was niet behoefde te worden vrijgelaten.   

Om in Rusland te eindigen: de anarchistische prins Kropotkin beschrijft in zijn memoires dat hij zich hogelijk verbaasde over de adellijke dames die tranen met tuiten huilden tijdens het lezen van ‘De negerhut van oom Tom’,1507VG Afrbed2 terwijl ze totaal ongeïnteresseerd waren in het niet veel rooskleuriger lot van de lijfeigenen die hun landerijen draaiende hielden. Die lijfeigenen in Oost-Europa zorgden weer voor lage graanprijzen waar onder andere de Nederlandse Oostzeehandel van profiteerde.

Afrikaanse bedienden aan het Haagse hof.

Abram Petrovitch Gannibal

Jacobus Capitein

 
-------
De plaatjes zijn van de auteur zelf


© 2018 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" -
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
De knuffelmoren van de adel Willem Minderhout
1507VG Afrbed1In het Haags Historisch Museum is een alleraardigste tentoonstelling gewijd aan ‘Afrikaanse bedienden aan het hof’. Centraal staan de zwarte jongens Cupido en Sideron, die ‘cadeau’ werden gedaan aan Willem V, de laatste stadhouder van de Republiek. Hun lot was aanmerkelijk beter dan van hun familieleden. Zij hoefden geen suikerriet te kappen in de tuin van Huis ten Bosch, maar werden als echte heertjes opgevoed. Ze waren weliswaar bedienden, maar wel bedienden die als pages behandeld werden en page werd je gewoonlijk slechts als je van adel was.

Het deed me denken aan een passage uit het boek ‘The Romanovs’ van Simon Sebag Montefiore. Hij schrijft dat aan het Russische hof al vanaf Peter de Grote gebruik werd gemaakt van een lijfwacht die bestond uit in Constantinopel gekochte zwarte slaven. In 1810 wist de Tsaar de zwarte knecht van de Amerikaanse ambassadeur voor zijn lijfwacht te rekruteren. Die had het blijkbaar zo naar zijn zin dat deze carrièremogelijkheid zich als een lopend vuurtje onder de Afro-Amerikanen verspreidde. Menige zwarte matroos wiens schip aanlegde in een Russische haven nam de benen om zich bij het hof te melden.

De allerberoemdste zwarte aan het Russische hof was Abram Hannibal (of Gannibal). Hij was een gekidnapt prinsje uit Kameroen dat als kind aan Peter de Grote cadeau was gedaan, het tot generaal bracht en in de adelstand werd verheven. Zijn achterkleinzoon was de beroemde dichter Alexander Poesjkin.

Wat leert ons dit alles? Wellicht dat zelfs het slavernijverleden niet zo ‘zwart-wit’ is dat elke zwarte door ‘de blanken’ (of moet ik nu ‘witten’ schrijven?) per definitie tot niets anders dan slavenarbeid geschikt werd geacht. Hoewel racisme ongetwijfeld een belangrijke rol heeft gepeeld, al was het alleen maar om die situatie te rechtvaardigen en een kwaad geweten tot bedaren te brengen, was slaaf vooral een juridische ‘arbeidsrechtelijke’ categorie. Mogen wij deze arbeidsverhoudingen die indertijd zo ‘normaal’ waren dan ‘met de kennis van nu’ niet afkeuren? Mij dunkt van wel, maar ik ben nog marxistisch genoeg om de geschiedenis deels te beschouwen als een ontwikkeling van productieverhoudingen en uitbuitingsrelaties. De ervaring leert: vrijwel geen mens - van welke kleur dan ook -  deugt, als hij van een ander kan profiteren. Extreme uitbuitingsrelaties die je slavernij zou kunnen noemen duiken ook nu weer op in onze verder toch vrij utopische liberaal-democratische samenleving.

Als raciale verschillen samenvallen met die uitbuitingsrelaties is dat natuurlijk ‘handig’ om het onderscheid tussen meester en knecht duidelijk te kunnen zien, maar niet noodzakelijk. De moeder van de Surinaamse historische roman, Cynthia McLeod, heeft dit indrukwekkend geschetst in ‘De vrije negerin Elisabeth’, die er zelf slaven op nahield. 

Toch mag je het wellicht opmerkelijk noemen dat het feit dat Afrikanen aan de vorstenhoven als waardevolle medemensen werden gezien niet tot een civilisatieproces leidde waarin de hoge adel voorging in de strijd tegen slavernij. Daarvoor waren de economische belangen blijkbaar te groot. Maar misschien vond men in die tijd deze schizofrene relatie met Afrikanen 'normaal'. Wat moeten we bijvoorbeeld denken van Jacobus Capitein, die als achtjarige uit Ghana was geroofd en in Den Haag liefderijk werd opgevoed door een koopman. Jacobus studeerde theologie en promoveerde op een proefschrift waarin hij beweerde dat een slaaf die christen geworden was niet behoefde te worden vrijgelaten.   

Om in Rusland te eindigen: de anarchistische prins Kropotkin beschrijft in zijn memoires dat hij zich hogelijk verbaasde over de adellijke dames die tranen met tuiten huilden tijdens het lezen van ‘De negerhut van oom Tom’,1507VG Afrbed2 terwijl ze totaal ongeïnteresseerd waren in het niet veel rooskleuriger lot van de lijfeigenen die hun landerijen draaiende hielden. Die lijfeigenen in Oost-Europa zorgden weer voor lage graanprijzen waar onder andere de Nederlandse Oostzeehandel van profiteerde.

Afrikaanse bedienden aan het Haagse hof.

Abram Petrovitch Gannibal

Jacobus Capitein

 
-------
De plaatjes zijn van de auteur zelf
© 2018 Willem Minderhout
powered by CJ2