archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Vermaak en Genot > Een omweg waard delen printen terug
Romeinse nachten Wilko Voordouw

1604VG RomeinsIk geef het maar toe, ik ben een dandy. Ik lig op een chaise longue in de hal van een palace uit de art nouveau. De bonne heeft me binnengelaten, zei dat ik op die plek moest wachten tot iemand me zou ophalen. Omdat ik bij deze heersende klasse hoor, ga ik niet met mijn knieën bij elkaar, keurig rechtop zittend, wachten. Hé, ik ben een dandy, ik bén de hogere bourgeoisie. Ik ga dus liggen op de chaise longue in de hal en kijk naar boven. Daar zie ik, bij wijze van lichtkoker, een machtig glas-in-looddakraam. Het houdt de regen tegen en brengt licht in de hoge hal.

Ik kijk wat nauwkeuriger. En zie vormen. Dynamiek. Leven. Bijna abstract. Vrolijke kleuren. Bloemen? Takken? Vriendelijke witte wolken? Zwarte schichten. Onheilspellend? Nee. We zitten aan het eind van de lente, begin zomer. Het leven wordt gevierd.

Terug naar nu en mijn Scheveningse appartement. Het is november op z'n somberst. Mijn geest reist terug naar eind juni, begin juli. De avonden zijn lang (dank je, beste zomertijd) en zwoel en ik zit met een boek en een glas op het terras. Dat boek is overigens voor de vorm, want het ballet in de lucht eist mijn aandacht op. Net voordat de duisternis te duister is voor de vogels en het zwerk het domein wordt van vleermuizen uit de bunkers in de nabijgelegen duinen, is er dat laatste, of één-na-laatste salvo van de gierzwaluw. Het geluid is niet mooi, we hebben hier niet van doen met een nachtegaal, wel is het onmiskenbaar. En heel doordringend. Het klinkt een beetje als wiéwiéwiéwié, en dan heel snel achter elkaar. De vogels schieten door de lucht, en bij elke zwenking is er een andere mug, vlieg, vliegend torretje, spinnetje (ja, die vliegen ook) of wat dan ook de klos. Het gevangen insect gaat bij de voorraad, ter grootte van een pinknagel, die al is opgeslagen in de krop. De gierzwaluw (apus apus) is de moordmachine van het voorjaar en de vroege zomer, die in formatie het insectendom belaagt. Duizenden insecten vangen ze per dag. Sikkelvormige vleugels, een staart die in twee punten eindigt, beetje plompe kop met een brede snavel. Perfect uitgerust voor snelle duikvluchten naar een vette nachtvlinder, of het beste eiwithapje: de eendagsvlieg.

Op de afbeelding die mij is toegestuurd, tel ik er zes volledig. Een zevende is al vrijwel uit het beeld verdwenen, linksonder. De maker wil ons mee laten gaan in het machtige gevoel van snelheid. Max Verstappen in de lucht. De achtste, uiterst rechts in het midden, zittend op een tak, laat ik buiten beschouwing. Dat is geen gierzwaluw. Te zien aan vorm van de staart moet het gaan om een boerenzwaluw. En een boerenzwaluw (hirundo rustica) is eigenlijk het watje onder de zwaluwen, want die zit soms te rusten op een elektriciteitsdraad of een hek in de polder. De fantastische atleet die gierzwaluw heet, rust niet, geniet niet van het voorjaarszonnetje. Hij heeft haast. Altijd haast.

Het werk heet Hirondelles of Rondine, en is een glas-in-lood, gemaakt in het atelier van Cesare Picciarini (1871-1943). Het werk uit 1914 is te zien in Villa Torlonia in Rome, een glas-in-loodmuseum. Er zijn gelukkig meer musea die glas-in-lood tonen (Curzay, Chartres, Gordes in Frankrijk, om er maar een paar te noemen), want glas-in-lood is zo verschrikkelijk mooi. Want die kunstvorm, of nijverheidsvorm, is zo Europees, gaat zo samen met de cultuur van kathedralen, kerken: van de middeleeuwen tot de twintigste eeuw. Maar dit museum is gespecialiseerd in de Romeinse school, met Picciarini als een van de belangrijkste artiesten. Hirondelles wordt tentoongesteld in het 'Casina delle Civette', het huis van de uilen, zo leert mij de website. Cesare (geweldige voornaam, niet?) Picciarini leerde het vak van zijn vader. Zijn werk siert kerken, een synagoge, maar ook veel publieke gebouwen werden mooi dankzij zijn werk.

Net als zoveel van zijn tijdgenoten raakte Picciarini geïnspireerd door de meest zwierige van alle kunststijlen: de art nouveau, jugendstil. En hoewel ik al veel pauwen, fazanten, zwanen en andere vogels in de werken van de art-nouveau-artiesten heb gezien, is dit de eerste keer dat ik zie dat de gierzwaluw de ereplaats krijgt. Zo gek is dat volgens mij niet. Ik ben geen kunsthistoricus, maar ik weet wel het een en ander van vogels. De gierzwaluw is in veel opzichten een fascinerende vogel. Geheimzinnig. Vreemd. Niet echt met andere avifauna te vergelijken. Hij is ook niet echt verwant aan de zwaluw, maar (en dit heb ik uit literatuur van mensen die échte vogelkenners zijn) lijkt meer op de kolibri.

Onze voorzaten dachten ooit dat gierzwaluwen, eenmaal weg uit Nederland, in de ruimte verdwenen. Niet zo gek wanneer je bedenkt dat de gierzwaluwen die niet broeden, eenmaal als de nacht valt, opstijgen tot een hoogte van soms wel 5 kilometer. Daar dommelen ze in een soort van halfslaap en cirkelen ze op hun gemakkie naar beneden (doen dolfijnen en walvissen niet iets vergelijkbaars, met de ene hersenhelft die slaapt terwijl de andere waakt?).

Aan het begin van de vorige eeuw had de wetenschap flinke stappen gemaakt, maar wist men nog altijd niet zo veel van het 16 tot 17 centimeter metende vogeltje, dus bleef het dier met veel mysterie omgeven.

En dan komen we bij de kunststroming die toen in zwang was. Art nouveau zocht inspiratie in de natuur. En wilde de vormen van de natuur aannemen. Houten lijsten (ook van deuren, kastjes of wat ook) waren niet langer recht, of slechts voorzien van een voorzichtig rond vormpje. Nee, art nouveau ging 'all the way'. En dus werd de overkapping van de ingang van de Parijse metro gevormd door de sierlijke bamislierten van ijzer. Met dank aan Hector Guimard. Smeedwerk van balkons kreeg de vorm van bladeren, bloemen, vogels. Kijk maar eens op de Haagse Laan van Meerdervoort, waar het pand op de hoek van de Archimedesstraat is verfraaid met een balkonhekwerk waarin twee pauwen de hoofdrol spelen. Vogels zijn sierlijk, vogels zijn fraai, zeggen de artiesten uit de art nouveau.

Terug naar het mysterie van de gierzwaluw. Ze trekken 7000 kilometer bij ons vandaan en hangen in de wintermaanden rond in zuidelijk Afrika. Hangen rond, dat wil zeggen, ze vliegen rond. Eigenlijk de enige periode in het jaar dat ze niet vliegen is tijdens de broedperiode. Bij ons, in grote delen van het noorden van Europa, maar ook in Rome en omstreken, rusten ze als het ware uit van een heel jaar lang door de lucht scheren. Het vrouwtje legt twee tot drie eieren. Die worden een weekje of drie bebroed. De kuikens krijgen te eten van de insectenpasta die pa en ma uit de lucht hebben geplukt. Zodra het dons is omgezet in veren en de vleugels voldoende sterk zijn, maken de jongen één enkele duikvlucht. Een letterlijke salto mortale. Die lukt (gevolg, vliegen), of de jonge gierzwaluw is dood. Want opstijgen vanaf de grond kunnen ze niet. Ze moeten een paar meter vallen om de wind onder de wieken te krijgen. Mislukt dat, dan breken ze hun vleugel en is het einde oefening. Vandaar dat ze ook op hoogte broeden, in gaten of onder daklijsten. En liefst in de stad. Want boven de stad zijn heel veel insecten te vinden.

Nog een aardig dingetje: gierzwaluwen zijn maar kort in ons land. Ze komen eind april, begin mei aan. En vertrekken weer uiterlijk begin augustus. Ruim drie maanden. De gierzwaluw heet niet voor niets de honderddagenvogel. In die tijdsspanne moet alles zijn gebeurd: aankomen, het nest veroveren en opknappen (werk van pa, die als eerste aankomt), ma komt aan, paren (doen ze in vlucht), eieren leggen, broeden, de jongen grootbrengen, nog een paar dagen flink opvetten voor de terugreis en weer vertrekken.

Dit voorjaar waren ze laat. Gevolg van een storm boven de Sahara, waardoor ze de grote trek niet konden maken. Even was er paniek in vogelaarsland. Zou de klimaatverandering een rol spelen? Of is er iets gruwelijk fout gegaan in hun overwinteringsgebied? Maar het viel dus mee.

Het werk van Cesare Picciarini is de volmaakte verbeelding van het voorjaar. Ik wil het nu in het echt zien, op ware grootte. Dus ga ik komend jaar, ergens in juni, een paar dagen naar Rome. Om in villa Torlonia weg te dromen bij het werk. En om dan 's avonds, na mijn avondpasta, op het dakterras van mijn hotel bij ponte Sixto te gaan mijmeren, terwijl de gierzwaluwen wiéwiéwié'en door de Romeinse nacht. Als een heuse dandy, zonder het glas-in-looddakraam, zonder chaise longue.

Einde.

------
Het plaatje komt van Wikimedia Commons en is van Jean-Pierre Dalbéra uit Parijs.


© 2018 Wilko Voordouw meer Wilko Voordouw - meer "Een omweg waard" -
Vermaak en Genot > Een omweg waard
Romeinse nachten Wilko Voordouw
1604VG RomeinsIk geef het maar toe, ik ben een dandy. Ik lig op een chaise longue in de hal van een palace uit de art nouveau. De bonne heeft me binnengelaten, zei dat ik op die plek moest wachten tot iemand me zou ophalen. Omdat ik bij deze heersende klasse hoor, ga ik niet met mijn knieën bij elkaar, keurig rechtop zittend, wachten. Hé, ik ben een dandy, ik bén de hogere bourgeoisie. Ik ga dus liggen op de chaise longue in de hal en kijk naar boven. Daar zie ik, bij wijze van lichtkoker, een machtig glas-in-looddakraam. Het houdt de regen tegen en brengt licht in de hoge hal.

Ik kijk wat nauwkeuriger. En zie vormen. Dynamiek. Leven. Bijna abstract. Vrolijke kleuren. Bloemen? Takken? Vriendelijke witte wolken? Zwarte schichten. Onheilspellend? Nee. We zitten aan het eind van de lente, begin zomer. Het leven wordt gevierd.

Terug naar nu en mijn Scheveningse appartement. Het is november op z'n somberst. Mijn geest reist terug naar eind juni, begin juli. De avonden zijn lang (dank je, beste zomertijd) en zwoel en ik zit met een boek en een glas op het terras. Dat boek is overigens voor de vorm, want het ballet in de lucht eist mijn aandacht op. Net voordat de duisternis te duister is voor de vogels en het zwerk het domein wordt van vleermuizen uit de bunkers in de nabijgelegen duinen, is er dat laatste, of één-na-laatste salvo van de gierzwaluw. Het geluid is niet mooi, we hebben hier niet van doen met een nachtegaal, wel is het onmiskenbaar. En heel doordringend. Het klinkt een beetje als wiéwiéwiéwié, en dan heel snel achter elkaar. De vogels schieten door de lucht, en bij elke zwenking is er een andere mug, vlieg, vliegend torretje, spinnetje (ja, die vliegen ook) of wat dan ook de klos. Het gevangen insect gaat bij de voorraad, ter grootte van een pinknagel, die al is opgeslagen in de krop. De gierzwaluw (apus apus) is de moordmachine van het voorjaar en de vroege zomer, die in formatie het insectendom belaagt. Duizenden insecten vangen ze per dag. Sikkelvormige vleugels, een staart die in twee punten eindigt, beetje plompe kop met een brede snavel. Perfect uitgerust voor snelle duikvluchten naar een vette nachtvlinder, of het beste eiwithapje: de eendagsvlieg.

Op de afbeelding die mij is toegestuurd, tel ik er zes volledig. Een zevende is al vrijwel uit het beeld verdwenen, linksonder. De maker wil ons mee laten gaan in het machtige gevoel van snelheid. Max Verstappen in de lucht. De achtste, uiterst rechts in het midden, zittend op een tak, laat ik buiten beschouwing. Dat is geen gierzwaluw. Te zien aan vorm van de staart moet het gaan om een boerenzwaluw. En een boerenzwaluw (hirundo rustica) is eigenlijk het watje onder de zwaluwen, want die zit soms te rusten op een elektriciteitsdraad of een hek in de polder. De fantastische atleet die gierzwaluw heet, rust niet, geniet niet van het voorjaarszonnetje. Hij heeft haast. Altijd haast.

Het werk heet Hirondelles of Rondine, en is een glas-in-lood, gemaakt in het atelier van Cesare Picciarini (1871-1943). Het werk uit 1914 is te zien in Villa Torlonia in Rome, een glas-in-loodmuseum. Er zijn gelukkig meer musea die glas-in-lood tonen (Curzay, Chartres, Gordes in Frankrijk, om er maar een paar te noemen), want glas-in-lood is zo verschrikkelijk mooi. Want die kunstvorm, of nijverheidsvorm, is zo Europees, gaat zo samen met de cultuur van kathedralen, kerken: van de middeleeuwen tot de twintigste eeuw. Maar dit museum is gespecialiseerd in de Romeinse school, met Picciarini als een van de belangrijkste artiesten. Hirondelles wordt tentoongesteld in het 'Casina delle Civette', het huis van de uilen, zo leert mij de website. Cesare (geweldige voornaam, niet?) Picciarini leerde het vak van zijn vader. Zijn werk siert kerken, een synagoge, maar ook veel publieke gebouwen werden mooi dankzij zijn werk.

Net als zoveel van zijn tijdgenoten raakte Picciarini geïnspireerd door de meest zwierige van alle kunststijlen: de art nouveau, jugendstil. En hoewel ik al veel pauwen, fazanten, zwanen en andere vogels in de werken van de art-nouveau-artiesten heb gezien, is dit de eerste keer dat ik zie dat de gierzwaluw de ereplaats krijgt. Zo gek is dat volgens mij niet. Ik ben geen kunsthistoricus, maar ik weet wel het een en ander van vogels. De gierzwaluw is in veel opzichten een fascinerende vogel. Geheimzinnig. Vreemd. Niet echt met andere avifauna te vergelijken. Hij is ook niet echt verwant aan de zwaluw, maar (en dit heb ik uit literatuur van mensen die échte vogelkenners zijn) lijkt meer op de kolibri.

Onze voorzaten dachten ooit dat gierzwaluwen, eenmaal weg uit Nederland, in de ruimte verdwenen. Niet zo gek wanneer je bedenkt dat de gierzwaluwen die niet broeden, eenmaal als de nacht valt, opstijgen tot een hoogte van soms wel 5 kilometer. Daar dommelen ze in een soort van halfslaap en cirkelen ze op hun gemakkie naar beneden (doen dolfijnen en walvissen niet iets vergelijkbaars, met de ene hersenhelft die slaapt terwijl de andere waakt?).

Aan het begin van de vorige eeuw had de wetenschap flinke stappen gemaakt, maar wist men nog altijd niet zo veel van het 16 tot 17 centimeter metende vogeltje, dus bleef het dier met veel mysterie omgeven.

En dan komen we bij de kunststroming die toen in zwang was. Art nouveau zocht inspiratie in de natuur. En wilde de vormen van de natuur aannemen. Houten lijsten (ook van deuren, kastjes of wat ook) waren niet langer recht, of slechts voorzien van een voorzichtig rond vormpje. Nee, art nouveau ging 'all the way'. En dus werd de overkapping van de ingang van de Parijse metro gevormd door de sierlijke bamislierten van ijzer. Met dank aan Hector Guimard. Smeedwerk van balkons kreeg de vorm van bladeren, bloemen, vogels. Kijk maar eens op de Haagse Laan van Meerdervoort, waar het pand op de hoek van de Archimedesstraat is verfraaid met een balkonhekwerk waarin twee pauwen de hoofdrol spelen. Vogels zijn sierlijk, vogels zijn fraai, zeggen de artiesten uit de art nouveau.

Terug naar het mysterie van de gierzwaluw. Ze trekken 7000 kilometer bij ons vandaan en hangen in de wintermaanden rond in zuidelijk Afrika. Hangen rond, dat wil zeggen, ze vliegen rond. Eigenlijk de enige periode in het jaar dat ze niet vliegen is tijdens de broedperiode. Bij ons, in grote delen van het noorden van Europa, maar ook in Rome en omstreken, rusten ze als het ware uit van een heel jaar lang door de lucht scheren. Het vrouwtje legt twee tot drie eieren. Die worden een weekje of drie bebroed. De kuikens krijgen te eten van de insectenpasta die pa en ma uit de lucht hebben geplukt. Zodra het dons is omgezet in veren en de vleugels voldoende sterk zijn, maken de jongen één enkele duikvlucht. Een letterlijke salto mortale. Die lukt (gevolg, vliegen), of de jonge gierzwaluw is dood. Want opstijgen vanaf de grond kunnen ze niet. Ze moeten een paar meter vallen om de wind onder de wieken te krijgen. Mislukt dat, dan breken ze hun vleugel en is het einde oefening. Vandaar dat ze ook op hoogte broeden, in gaten of onder daklijsten. En liefst in de stad. Want boven de stad zijn heel veel insecten te vinden.

Nog een aardig dingetje: gierzwaluwen zijn maar kort in ons land. Ze komen eind april, begin mei aan. En vertrekken weer uiterlijk begin augustus. Ruim drie maanden. De gierzwaluw heet niet voor niets de honderddagenvogel. In die tijdsspanne moet alles zijn gebeurd: aankomen, het nest veroveren en opknappen (werk van pa, die als eerste aankomt), ma komt aan, paren (doen ze in vlucht), eieren leggen, broeden, de jongen grootbrengen, nog een paar dagen flink opvetten voor de terugreis en weer vertrekken.

Dit voorjaar waren ze laat. Gevolg van een storm boven de Sahara, waardoor ze de grote trek niet konden maken. Even was er paniek in vogelaarsland. Zou de klimaatverandering een rol spelen? Of is er iets gruwelijk fout gegaan in hun overwinteringsgebied? Maar het viel dus mee.

Het werk van Cesare Picciarini is de volmaakte verbeelding van het voorjaar. Ik wil het nu in het echt zien, op ware grootte. Dus ga ik komend jaar, ergens in juni, een paar dagen naar Rome. Om in villa Torlonia weg te dromen bij het werk. En om dan 's avonds, na mijn avondpasta, op het dakterras van mijn hotel bij ponte Sixto te gaan mijmeren, terwijl de gierzwaluwen wiéwiéwié'en door de Romeinse nacht. Als een heuse dandy, zonder het glas-in-looddakraam, zonder chaise longue.

Einde.

------
Het plaatje komt van Wikimedia Commons en is van Jean-Pierre Dalbéra uit Parijs.
© 2018 Wilko Voordouw
powered by CJ2