Toen ik bij de Haagse boekhandel Paagman de autobiografie van Jaap Smit, de voormalige Commissaris van de Koning in Zuid-Holland, wilde kopen zocht ik tevergeefs bij de afdeling ‘maatschappij’. Ik begon te twijfelen of het boek wel voorradig was, maar ik besloot het even na te vragen bij de inlichtingenbalie.
Er bleek wel degelijk een exemplaar op de plank te staan. Het stond echter in de kast met theologische werken en daar kom ik normaal gesproken alleen langs als ik op weg ben naar de afdeling filosofie. Het boek ‘Zonder kompas geen koers’ bleek als ondertitel ‘de theoloog als bestuurder in een zoekende samenleving’ te hebben, dus dat verklaart de plank waar het terecht gekomen was. Jaap Smit is namelijk theoloog, voormalig dominee en aalmoezenier zelfs, en vanuit die invalshoek blikt hij terug op zijn carrière.
Acht van de elf jaar waarin hij de functie van ‘CdK’ vervulde was ik Statenlid. In die tijd heb ik hem bijzonder leren waarderen. Aanvankelijk kwam ik hem ook vaak tegen. We spraken elkaar regelmatig in de rookruimte. Nadat ik deze kwalijke gewoonte had uitgebannen trof ik hem voornamelijk tijdens de Statenvergaderingen aan en daar is sociaal verkeer een stuk oppervlakkiger dan in het rookhok. Zo zie je maar dat ook slechte gewoonten voordelen hebben.
Als docent bestuurskunde aan de Haagse Hogeschool kon ik ook altijd een beroep op hem doen om onze studenten iets over het leven van een Commissaris te komen vertellen. Hij deed dat vol overgave, zelfs als ik me zat op te vreten vanwege de tenenkrommend lage opkomst.
De dominee in Smit
Achteraf denk ik dat het juist de ‘dominee’ in Smit was die mij, als volstrekt ongelovige Thomas, aansprak. Zoals hij het zelf zegt: ‘burgemeesters zijn de hogepriesters van deze geseculariseerde maatschappij’. Hij beoordeelde kandidaat-burgemeesters daarom op hun ‘pastorale attitude’. Herders die voor hun schaapjes zorgen, of mensen die ‘de boel een beetje bij elkaar kunnen houden’ om het in een sociaaldemocratisch idioom te vertalen. Smit is in ieder geval geen dominee die de mensen de maat neemt. Hij is wars van scherpslijperij. Hij was aanvankelijk ook liever dierenarts geworden, maar werd uitgeloot. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk … Zijn belangrijkste leermeester was Ted van Gennep.
In een artikel in het Reformatorisch Dagblad lees ik dat deze Van Gennep zich vooral inzette om de verbindingen in de maatschappij (de ‘mesostructuren’) in stand te houden. Hij ‘wilde in gesprek met de ander vooral ook de Ander – met een hoofdletter – zichtbaar laten worden. Daar ging het hem uiteindelijk om.’ Voor ongelovigen onbegrijpelijke dogma’s als ‘de wederopstanding’ konden hem niet zo boeien. Smit lijkt me een goede leerling: iemand die niet de ander zijn nieren wil proeven, maar graag met de ander in gesprek wil gaan om de gezamenlijkheid te vinden.
Kanttekeningen
Ik heb het boek met veel plezier gelezen, maar er zijn wel wat kanttekeningen bij te zetten. Als autobiografie is het zeker geslaagd, maar zoals dat gaat bij autobiografieën laat Smit niet altijd het achterste van zijn tong zien. ‘Man en paard’ worden vooral genoemd als er iets positiefs te zeggen is. Polemiek bedrijft Smit alleen in abstracte zin, of met niet bij name genoemde personen. Begrijpelijk, maar wel een beetje jammer.
Als Statenlid kan ik daar twee voorbeelden van geven: Smit schrijft dat hij als aantredend CdK de opdracht had ‘de verhouding met de twee grote steden in Zuid-Holland te verbeteren en te normaliseren’. Een biograaf had hier gewezen op de verziekte verhouding tussen zijn voorganger, de eigengereide zonnekoning Jan Franssen en die twee steden. Franssen had het volstrekt verbruid bij Ahmed Aboutaleb, de burgemeester van Rotterdam, en ook bij zijn partijgenoot Jozias van Aartsen, burgemeester van Den Haag. Jaap Smit schrijft: ‘Ik was niet geïnteresseerd in wie de belangrijkste is, maar wel in wie de ander is.’ Bij Franssen was dat precies andersom, maar daarvoor moet je wel tussen de regels door kunnen lezen.
Smit en de populisten
Een ander onderwerp waar ik graag iets meer over had gelezen is zijn verhouding met de populisten in de Staten. Smit was één van de vooraanstaande CDA’ers die Hirsch Ballin volgden in zijn protest tegen het door de PVV ‘gedoogsteunde’ kabinet Rutte 1. Als voorzitter van de Statenvergadering zag ik hem vaak worstelen met de weerzin tegen het populisme enerzijds en zijn wens om ‘in gesprek te gaan met de Ander’. De Zuid-Hollandse PVV was daarbij (althans volgens mij) niet het grootste probleem. Die fractie was redelijk ‘house broken’ en speelde het spel constructief mee, op enkele uitbarstingen na.
Lastiger werd het toen het Forum voor Democratie zijn opwachting maakte. Het Forum viel al snel in drie delen uit elkaar: de Groep Otten, JA21 en de achterblijvers in Forum. De dame van GO was altijd aanwezig en legde dan uit dat netwerkproblemen haar verhinderd hadden de stukken te lezen, maar dat ze zich helemaal kon vinden in het standpunt van de vorige spreker. Het onbeschofte keffertje Van Meijeren, die het Forum trouw was gebleven, was er vaker niet dan wel. Als hij er wel was stak hij volstrekt onnavolgbare tirades tegen ‘moderne architectuur’ of zoiets af, alvorens hij zich weer naar de Tweede Kamer spoedde om ergens anders over te gaan fulmineren in zijn hoedanigheid van Kamerlid. De commissaris stak niet onder stoelen of banken dat hij zich ergerde aan zijn absenteïsme. Zelf vond ik de frequente afwezigheid Van Meijeren zijn sterkste punt.
De heren van JA21
De heren (uitsluitend heren) van JA21 bekwaamden zich vooral in cynisch en laatdunkend commentaar zonder ooit de indruk te wekken dat ze zich echt in de materie hadden verdiept. Opmerkelijk was dat een seksistische opmerking van JA21-voorman Mathijs Sandmann aan het adres van PVV-Statenlid Tessa Dulfer zelfs tot een kortstondige verbroedering van de volledige Staten met de PVV en tegenover JA21 leidde. De heren van JA21 voelden zich permanent te kort gedaan en niet serieus genomen en klaagden daar in de plenaire vergadering over bij de voorzitter, die dan omstandig begon uit te leggen dat hij alle Statenleden zonder onderscheid des persoons wel degelijk serieus nam. Ik dacht dan altijd: ‘Waarom zegt hij niet gewoon dat hij alleen Statenleden met een serieuze inbreng serieus neemt?’, want meer dan schimpscheuten en gemummel kwam er niet uit die fractie.
Ik had graag wat meer gelezen over de worsteling van Smit om die rol van ‘verbindend voorzitter die boven de partijen staat’ ook ten aanzien van partijen uit te voeren die hun politieke inbreng beperken tot cynische opmerkingen en er verder met de pet naar gooien, maar ik begrijp dat hij wat dat betreft het achterste van zijn tong niet laat zien.
Wat Smit ook tracht te beschrijven is de oorsprong van de populistische reactie. Waarom zijn de burgers zo ontevreden? Op zich levert dat geen opzienbarende inzichten op die niet al eerder – en grondiger - naar voren zijn gebracht door mensen als bij voorbeeld Tjeenk Willink.
Scepsis
Ik kan me ook helemaal vinden in zijn scepsis ten aanzien van remedies als ‘participatie’, ‘transparantie’ en ‘integriteit’ als ze als nieuwe dogma’s worden gehanteerd, zoals nu vaak te doen gebruikelijk is. Zijn kritische kanttekeningen bij het voor de vorige Statenverkiezingen gehouden ‘burgerberaad’, waar ik als enige ‘progressieve’ Statenlid tegen had gestemd, zijn me uit het hart gegrepen. Zie
ook mijn afscheidsrede in de Provinciale Staten.
Pakkend is ook zijn aversie tegen risicomijdend gedrag door voor van alles en nog wat protocollen en richtlijnen op te stellen. Als het dan alsnog misgaat kan men in ieder geval zeggen dat het ‘volgens de regels’ mislukt is.
Smit sluit zijn verhaal af met de constatering: ‘Het wordt tijd dat we met elkaar op verhaal komen, en een kompas vinden dat als samenleving in deze roerige tijden op koers brengt en houdt’. Helemaal eens. Maar hoe dan? Smit wil zijn eigen morele kompas, laat ik het ‘vrijzinnig christelijk’ noemen, niet aan anderen opleggen, maar van daaruit zoeken naar wat ons als burgers bindt. Het doet mij denken aan het pleidooi voor ‘positieve vrijheid’ van Timothy Snyder in zijn recente boek ‘On Freedom’. Daar kom ik in een volgende Leunstoel vast op terug. Wordt vervolgd, dus.
Jaap Smit (2024), Zonder kompas geen koers. De theoloog als bestuurder in een zoekende samenleving, Prometheus Amsterdam.
----------
De foto is geleverd door de auteur.
|