‘Goedemiddag allemaal, welkom bij deze belangrijke vergadering…’
Ik moet tijdens de vergaderingen die regelmatig worden gehouden en waar ik om de een of andere reden altijd bij moet zijn, proberen mijn concentratie meer op de vergadering zelf te houden. Sommigen kunnen zich in lengte van dagen herinneren wat er wanneer en door wie is gezegd; ik heb moeite de notulen na een dag te verwerken, laat staan dat ik weet wie, wat, wanneer heeft gezegd. Of denk ik alleen maar dat anderen dat weten en zeggen ze over het algemeen maar dingen waarvan ze denken dat die zijn gezegd? De rest kan het zich toch niet meer herinneren, dat weten ze, zoals ik dat ook van mijzelf weet.
Wat mij steeds opviel aan de voorzitter was wanneer de man lachte het leek of hij moest niezen. Een krampachtig gezicht met opgetrokken neusvleugels en een houding alsof hij zijn zakdoek wilde pakken, zoals je ook wel mannen vanuit de achterzak hun portemonnee ziet pakken, iets voorover buigend. Wij deinsden achteruit als hij weer een van zijn lachsalvo's op ons afvuurde.
‘... vind u ook niet?’ hoorde ik hem nog net zeggen. Ik keek hem aan en knikte, terwijl ik meteen half onder de tafel dook om mijn veter vast te maken, zoals een kind dat bij het overhoren van het huiswerk geen beurt wil.
‘Of heeft u niet geheel gehoord wat ik zei,’ nieste de man met enige spot in zijn stem.
‘Ik zat inderdaad met mijn gedachten enigszins op een ander spoor,’ bracht ik eruit. Mijn vergadergenoten keken mij met vraag- en uitroeptekens in hun ogen aan. Geërgerd hervatte de voorzitter de vergadering.
‘Zoals ik al veronderstelde in mijn betoog van jongstleden dinsdag, heeft de budgettaire bezuiniging betrekking op de business units die ... .’
Toen mijn vriend Jan mij eens vergezelde naar het college Economie, omdat hij iets wilde gaan studeren en nog niet wist wat, heeft hij mij naderhand uitgelegd hoe interessant hij de lezing vond die door de professor (die ik de meest vervelende van het stel vond met zijn slissend stemgeluid en zijn reeks eh's waar menigeen zich voor zou schamen) werd gegeven. Termen, waar ik me niets meer van kon herinneren, lepelde hij op alsof hij ze uit het hoofd had geleerd. Volgens mij keek de prof hem ook telkens aan omdat die ook wel begreep dat een gewillig oor een zeldzaamheid was. Later heeft hij zijn studie rechten in de avonduren afgemaakt. Met welk een gemak vond hij de woorden bestemd voor iedere gelegenheid, het overlijden van een tante, de toespraak bij een afscheid of een lezing voor de gemeenteraad waaraan hij juridische adviezen gaf; toch slechts met een schijnbare eenvoud, want hij vertelde wel eens dat hij vooraf zeer nerveus was en tijdens de preken en voorstellingen kon je inderdaad zijn wat kalende schedel enigszins zien parelen, maar dat was voor intimi.
Opeens was het stil in de vergadering.
‘Het is maar beter dat u de vergadering verlaat,’ zei de voorzitter, terwijl ik nog zag dat hij zijn zakdoek opborg, had hij dan toch geniest?
‘Ja,’ zei ik ‘dat is dan misschien maar het beste.’
************************
De tekening is van Henk Klaren
|