Dat tweede klinkt wat klef. Maar toch voel ik de behoefte je lief te noemen. Een vader. Een docent. Of een hopman. Niet zozeer voor mij. Maar wel voor anderen. Je leerlingen. Of de mensen van de Jonge Socialisten. Ik heb het idee dat een hand op hun schouders er echt toe doet.
Ik wilde mijn brief niet zo heel lang maken. Vooral omdat we het over een groot aantal zaken eens zijn. Allebei vinden we dat religie geen rol moet spelen in de PvdA. Zelfs met de rituele slacht en de weigerambtenaar hebben we allebei niks.
Edoch. Mooi woord.
Edoch. Zie je de vinger omhoog gaan?
Edoch.
Jij vindt dat wij wat coulanter moeten zijn als het om religieuzen gaat. Wat toleranter. Wat ruimdenkender.
Hier worstel ik. Woorden voor en tegen botsen. Ik glijd met mijn handen over mijn gezicht. Je hebt namelijk gelijk. In zekere zin.
Waar ik voor wil waken is dat ik religieus rancuneus word. Als iets dit gedoogkabinet typeert, is het rancune. Revanchisme ook. Hoewel ik dat ook wel weer begrijp, omdat links jarenlang ontegenzeggelijk pedant gelijkhebberig was. Wij wisten wat goed voor de menschen was. ‘Rechts’ was voor ‘ons’ een scheldwoord. Ik snap dus hoe de Martin Bosma’s van deze wereld zich voelen: nu zijn wij aan de beurt. Kunst. Cultuur. Omroepen. Allemaal links. Snelwegen. Hatseflats. Doorrijden, met die handel. Dat snap ik.
Edoch.
Daar heb je hem weer.
Edoch. Haat is een slechte raadgever. Ik vind die revanchistische houding dom. Het is bekrompen. Als ik dus bij mezelf revanchistische gevoelens jegens gelovigen voel, gaat er een alarmpje.
Dat heb ik bijvoorbeeld met de Boerka. Dat is een lopende gevangenis. Ik heb al moeite met de hoofddoek, vooral vanwege de gedachte die er achter zit. Maar dat je je als vrouw helemaal voor de buitenwereld weg moet cijferen is me een gruwel.
Edoch.
Heerlijk. Weer die vinger.
Edoch. Ik ben tegen een verbod. Ook dit is vrijheid van meningsuiting. Je moet aan kunnen doen wat je wilt. Je kunt een groot aantal beroepen niet uitvoeren, maar dat is wat anders. Als je op straat met een boerka wilt lopen, dan ga je je goddelijke gang maar.
Met het verbod op ritueel slachten ligt dat anders. Natuurlijk is het ook symboolpolitiek, in zekere zin. Het gaat niet zozeer om dierenrechten. Het gaat vooral over de overwinning van het seculiere gedachtegoed. Ook hier geldt een bepaald soort revanchisme. We hebben gewonnen. Van God. Eeuwenlang zaten we in de mangel van de religieuzen. Van Spinoza tot Theo van Gogh.
Mijn alarmbel ging af. Hoho. Revanchisme dus. En toen deed ik de Volkskrant open en las ik wat Ahmed Marcouch erover zei: we mogen religieuzen best uitdagen om na te denken of hun rituelen nog wel van deze tijd zijn. Hij stemde voor een verbod. Dappere vent. Datzelfde geldt voor Tofik Dibi, die samen met Marcouch gelovigen oproept zelf na te denken. Dat vind ik mooi. Teveel moslims laten zich namelijk louter leiden door alle ge- en verboden die in hun boek staan.
In onze zoektocht naar God (samen met Thijs Kleinpaste) nam een prominent Christenunie-lid het woord ‘hersengymnastiek’ in de mond. Dat is hier ook van toepassing. Je kunt ritueel slachten met diverse oneliners bevechten. Aan de ene kant dat we mensen de vrijheid moeten geven hun gekke gewoonten te hebben, maar aan de andere kant dat we religie (toch ook maar een mening) niet boven dierenleed mogen stellen. Ikzelf sta er rechtlijnig in: als iets voor iedereen verboden is, dan moet je ook geen uitzonderingen maken voor mensen met een andere mening (geloof).
De ontslagen weigerambtenaar is een ander punt waar jij een andere mening hebt. Ik geef meteen maar toe: het is pure symboliek. Belangrijkste argument is natuurlijk dat geen homo door een weigerambtenaar getrouwd wil worden. Niemand laat zich graag in het kruis tasten door een door God gestuurde hand.
Edoch.
Het is het burgerlijk huwelijk. Contracten met de overheid. Filosoof Marc Marie Huybrechts zei het laatst op de treurbuis: je moet je geaccepteerd weten. Hij bedoelde dat als de overheid uitstraalt dat ze het niet zo nauw neemt met de acceptatie van homo’s, je (…) eh, ja, in je kruis getast voelt.
Belangrijkste argument in deze is echter dat het homohuwelijk al tien jaar bestaat. Dat is een flinke overgangsperiode om te wennen aan de nieuwe regels. Het houdt een keer op.
Laat ik deze brief eindigen door een stap verder te gaan. Laatst kwam de vereniging van huisartsen (waar ons beider geliefde leider en arts, Robbie Oudkerk nog voorzitter van is geweest) met het idee om de jongensbesnijdenis te verbieden. Oef. Dat doet pijn. Een zeer gevoelig punt. Letterlijk.
Edoch.
Aangezien ik vind dat geloof niet aangeboren is, vind ik dus ook dat ouders hun kinderen niet mogen verminken. Het is een aantasting van de lichamelijke integriteit, als je het heel strikt neemt. Het kind heeft er niet om gevraagd. Als hij dat op zijn achttiende – als hij handelings- en wilsbekwaam is - doet, mag hij dat doen. Bij een aantal Afrikaanse stammen is het gebruikelijk in het gezicht te snijden. Dat vinden we ook niet prettig.
Aan de andere kant: welk probleem lossen we hiermee op? Je tast diep in iemands privéleven. Hoewel? Wiens privéleven eigenlijk? De vraag die zich daarom ook opdringt: is je kind een zelfstandig wezen of eigendom van de ouders?
Met deze vragen laat ik je achter, Willem. De brief is toch weer langer geworden dan ik wilde, maar zo gaat dat als je gezellig over het geloof zit te babbelen.
Een vrolijke groet,
Marcel, de jouwe
************************************************
Dit is het beloofde antwoord op de brief die Willem Minderhout in het vorige nummer liet plaatsen.
|