Nummer 9 Jaargang 11 27 februari 2014 |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept | |
Arthur Grimble: knuffelkoloniaal? | Frits Hoorweg |
Koloniale herinneringen (1) Laatst heb ik twee oude boeken uit de kast gepakt die jaren op dat moment hebben moeten wachten, de ene nog veel langer dan de andere. Ze zijn geschreven door Sir Arthur Grimble (1888 - 1956), die lid was van de Britse ‘Colonial Administrative Service’. Hij diende op de Gilbert and Ellice Islands in de Stille Zuidzee en schreef over zijn ervaringen twee boeken, die zeer populair zijn geworden. De eerste: ‘A pattern of islands’, uit 1952, is zelfs verfilmd. Voor mij is de kennismaking met deze schrijver begonnen bij: ‘Return to the islands’ (1957), een mooi boek, geïllustreerd met tekeningen van Rosemary Grimble (vermoedelijk z’n dochter); en het is een eerste druk! Na een poosje verlekkerd bladeren heb ik het in de kast gezet, om eerst op zoek te gaan naar ‘A pattern …. ‘. Die zoektocht heeft pas enkele jaren geleden succes opgeleverd. Op zo’n tafel met boeken die bijna de papiervernietiger ingaan vond ik een exemplaar van de ‘Cheap edition’ uit 1956. Een veel minder mooi bandje dan mijn eerste aanwinst, maar ook geïllustreerd, met zwart-wit foto’s afkomstig uit Wide World Magazine en the National Geographic Magazine of America. Bij de verantwoording voorin wordt vermeld dat de foto’s voor het eerst zijn geplaatst bij twee artikelen van de schrijver in die tijdschriften. Zo ver ging zijn roem dus. En hoe zit het met de inhoud? Nou, daar heb ik gemengde berichten over. De stijl waarin Grimble schrijft is buitengewoon plezierig, dat wel. Hij verstaat de kunst zijn boodschap te verpakken in luchtige anekdotes. Daarbij schrikt hij er niet voor terug zichzelf regelmatig als het sufferdje neer te zetten, altijd een heel verstandige insteek. (Zie mijn Tips voor het schrijven van reisverhalen.) Voor een ambtenaar in functie op het eerste gezicht wel gedurfd, maar in 1952, toen het eerste boek verscheen, was hij waarschijnlijk met pensioen, want hij trad al in 1913 in dienst. Maar goed, of het nu gaat om: zijn sollicitatiegesprek bij de Colonial Office, zijn aankomst op de Gilbert en Ellice Islands, de eerste kennismaking met de plaatselijke gewoonten – hij doet altijd wel iets doms, waardoor hij in een situatie belandt waaruit hij gered moet worden door een collega, of z’n baas, of zelfs door de dochter van een stamhoofd. En het opmerkelijke is dat er altijd wel weer iemand is die hem op het rechte pad helpt, zonder daar een wederdienst voor te vragen. Hij mag zichzelf dan vaak als brekebeen portretteren, hij lijkt omringd door wijze, welwillende types. Daarmee zondigt hij helaas lelijk tegen een tweede tip uit het aangehaalde stuk. Als de verteller zich omringt door louter verstandige, aardige mensen krijgt de lezer een ernstig identificatieprobleem. Specifiek in dit geval is het ook een probleem dat daarmee het beeld wordt neergezet van een fijne harmonieuze samenleving. Langzaam bekruipt je de gedachte dat de onaangename kanten van het koloniale systeem bewust verdoezeld worden. Een genuanceerd beeld van wat het werk van zo’n bestuursambtenaar als Grimble was voorstelde krijg je niet. Er wordt een rozig plaatje getekend van een vredige samenleving. Is dat misschien de diepere reden waarom de boeken van Grimble toen zo populair zijn geworden? We hebben het tenslotte over de jaren ’50, waarin het kolonialisme nadrukkelijk afbrokkelde, hier en daar in rap tempo. Ineens was dat waaraan veel mensen hun leven hadden gewijd in een kwaad daglicht komen te staan. Nostalgie is dan wellicht een voor de hand liggende reflex. Overigens moet aangetekend worden dat het tweede boek minder zoetsappig is dan het eerste. Zo moet Grimble proberen de orde te handhaven bij een conflict tussen de lokale bevolking en Chinese gastarbeiders en dreigt een golf van godsdienstwaanzin volledig uit de hand te lopen. Helemaal aan het eind is er zelfs een epiloog waarin de schrijver, met spijt, vaststelt dat de koloniale bewindvoerders te laat hebben ontdekt dat zij vooral loyaal aan de lokale bevolking zouden moeten zijn. Zo bleef na lezing van zijn boeken de indruk achter dat Grimble een aimabel mens was, iemand die het hart op de goede plaats had en er leuk over kon vertellen: een knuffelkoloniaal. En toen kwam ik op Internet het verhaal tegen van een civielrechtelijk proces dat de bewoners van Ocean Island, 20 jaar na Grimbles overlijden, hebben aangespannen tegen de British Phosphate Commission. Op Ocean Island (Banaba) was het administratieve centrum van de eilandengroep gevestigd en het was tevens de plek waar op grote schaal fosfaat werd gewonnen, met alle gevolgen van dien. Het geld dat ermee werd verdiend was slechts in beperkte mate aan het eiland zelf ten goede gekomen, daarvoor werd genoegdoening geëist. Het verhaal is te ingewikkeld om in kort bestek te worden samengevat. Voor wie het naadje van de kous wil weten, zie: Proces . In het proces speelde een brief die Grimble had geschreven, tegen het einde van zijn carrière, een nogal de aandacht trekkende rol. Tijdens onderhandelingen over de bestemming van de revenuen van de fosfaatwinning had hij een ‘schandalige dreigbrief’ (woorden van de rechter) gestuurd naar de vertegenwoordigers van de bevolking. Het proces liep weliswaar niet uit op een regelrechte veroordeling van de Britse staat, maar Minister Owen voelde zich toch genoodzaakt om de Banaba gemeenschap 10 miljoen Australische dollars te schenken, ex gratia en zonder schuld te bekennen. Was Grimble dus een wolf in schaapskleren? Dat lijkt mij nu ook weer een beetje vergaande conclusie. Tijdens het proces werd al aangevoerd dat hij ziek en uitgeput was in die tijd, maar bovendien kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat hij postuum ter verantwoording is geroepen voor iets dat pas later als ongepast werd gezien. -------------------------- Plaatje 1 is afkomstig uit ‘A pattern of islands’ en gemaakt door E.G. Morton. Plaatje 2 is afkomstig uit ‘Return to the islands’ en gemaakt door Rosemary Grimble. Beide plaatjes zijn een beetje bijgewerkt door Henk Klaren. |
|
© 2014 Frits Hoorweg |