Nummer 12
Jaargang 9
19 april 2012
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept print dit artikel sluit venster
Griekse relaties, Nederlandse herinneringen Gábor Budavári

0912VG Ithaka
Ongeveer drie maanden geleden moesten wij afscheid nemen van een geliefd en gewaardeerd lid uit onze vriendenkring. Hierover wil ik niet uitweiden, daar het verlies nog volledig leeft in mijn hart. Aangezien de kinderen van de overledene niet in Nederland woonachtig zijn, is de inrichting van het woonhuis pas een dezer dagen uit het huis verwijderd. De dochter van onze oud-vriendin (J.) nodigde ons uit om enkele boeken als aandenken te kiezen uit de nalatenschap Het was eigenlijk triest deze handeling te verrichten, maar J. vroeg ons zo veel mogelijk boeken mee te nemen, daar haar taak mede daardoor makkelijker zou worden

Wij gingen voor de kasten staan en lazen, ieder voor zich, de titels van de voor een groot deel bekende boeken. Op een gegeven ogenblik viel mijn oog op een dun boek van de zeer bekende Hongaarse schrijver Sándor Márai, te weten ‘Vrede in Ithaka’ (Béke Ithakában). De titel was mij al meer dan 50 jaar bekend, maar ik had het boek tot nu toe nooit in handen gehad, laat staan dat ik het boek gelezen had. Maar toch had ik herinneringen aan dit boek. Het verhaal hierover bestaat uit meerdere episoden.

Onze eerste zelfstandige woning – niet alleen in Nederland, maar überhaupt – was in Voorburg. Het was een pas gebouwde woningwetwoning, bestaande uit een ziteetkamer, een kleine slaapkamer voor de ouders, een nog kleinere voor twee kinderen (in een stapelbed). Verder was er een keuken en een standaard badkamer (waarin een lavet met een specifiek wasapparaat voor het wassen van de kledingstukken). De bewoners van de woning moesten zich er ook in wassen en als zij niet lang waren en lenig, konden zij er zelfs een bad in nemen. Zo kon mijn lenige vrouwtje gemakkelijk baden; ik echter kon (ondanks jarenlang oefenen) alleen mijn middengedeelte in het warme water baden. Verwarming was er alleen in de zitkamer.

Mijn vrouw, die al voor wij in 1950 trouwden in Hongarije de noodzakelijke centen verdiende als coupeuse, was al in het eerste opvanglager als zodanig actief en deed dit ook in deze kleine woning. Zij kreeg bliksemsnel een telefoon, wat voor ons meer dan een wonder leek; ik daarenboven een girorekening van de post. De eerste voorwaarden voor een serieus burgerleven waren zodoende verzekerd. Ik was in mijn eigen ogen (ook in het lavet scherend en wassend bekeek ik mijzelf in de spiegel) een kleine kapitalist in spé en kon nauwelijks wachten tot ik de eerste cheque kon uitschrijven.

Op een mooie zondag in juni kreeg ik een telefoontje van een onbekende man. Hij stelde zich voor als voorzitter van de oudervereniging van een school. Op die school studeerde een Hongaars vluchtelingmeisje. Zij had in een jaar tijd de Nederlandse meisjes ingehaald – ook in taal- en letterkunde – en was uitgegroeid tot de beste van de klas. De oudervereniging had besloten dat deze buitengewone prestatie diende te worden beloond. Maar wat kon men als cadeau geven aan een jong Hongaars vluchtelingmeisje in Nederland? Via de Nederlandse vluchtelingenorganisatie verkreeg hij mijn naam en adres. Of ik enig idee had voor een cadeau?

In die tijd werd er een Hongaarstalig weekblad uitgegeven in München: de ‘Nemzetör’. De hoofdredacteur was een Hongaarse dichter en ik kreeg enkele exemplaren op proef. Daarin had ik gelezen dat er een nieuw boek van Sándor Márai was verschenen: ‘De vrede in Ithaka’. Heden ten dage is de naam van Márai (en zijn oeuvre) welbekend in Nederland, met name door het boek ‘Gloed’ en het gelijknamige toneelstuk. In zijn voetspoor zijn ook andere Hongaarse auteurs hier bekend geworden. Toen – in 1957 – waren Hongaarse schrijvers hier vrijwel onbekend.

Ik heb deze heer daarom aangeraden het boek te kopen via het tijdschrift in München. Enkele weken later belde de genoemde mijnheer mij opnieuw.
‘Mijnheer Budavári, u hebt ons dit boek van Márai enkele weken geleden aanbevolen.’
‘Ja mijnheer.‘
‘Maar wij wilden niet zo ’n duur cadeau geven!’
‘Mijnheer X (inmiddels wist ik van de bovengenoemde organisatie dat hij op zijn zachtst gezegd bemiddeld was) er is over de prijs niet gesproken, nog los van het feit dat ik de prijs niet kende. Bovendien, bij een cadeau en een zodanig bijzonder geval had ik de prijs niet eens ter sprake durven brengen. Maar nogmaals: ik kende de prijs niet…’
‘Mijnheer Budavári, u snapt niet waar het om gaat!’

Inmiddels snapte ik waar het om ging. Ik zou de prijs – althans een deel daarvan – moeten betalen. Van de andere kant begon ik wroeging te krijgen. Misschien was het boek zeer dik, in een bijzondere kaft en weet ik veel wat voor een uitvoering, maar ik was vastbesloten dat ik niet wilde delen in de kosten, immers mijn salaris bedroeg toen ca. 410 gulden in de maand.
‘Mijnheer X, ik begrijp uw teleurstelling, maar waarom zegt u dit tegen mij, hebt u bij de bestelling geïnformeerd naar de prijs?‘
‘Mijnheer Budavári, eerlijk gezegd, heb ik dat niet gedaan. Ik was blij, dat ik het probleem zo snel heb kunnen oplossen. Echter…
Wij hebben nog enige woorden gewisseld in een goede en zakelijke sfeer. Uiteindelijk hing hij de telefoon op. Ik hoorde nooit meer van Ithaka.

Het boek telt, in de uitgave die ik uit de nalatenschap meenam, een kleine 300 bladzijden van A5 formaat. Heel duur kon het boek in welke uitgave dan ook niet geweest zijn. Wat ik nu wel weet is dat het boek niet geschikt is voor een basisschoolleerling. Men moet tenminste enigszins bekend zijn met de Griekse geografie, specifiek het eilandenrijk, verder met de geschiedenis, te weten de Trojaanse oorlog. En enige kennis van de Griekse goden en hun escapades op het gebied van de liefde komt ook goed van pas. Als ik dat geweten had, dan had ik dit boek niet aanbevolen.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2012 Gábor Budavári meer Gábor Budavári - meer "De wereldliteratuur roept"
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Griekse relaties, Nederlandse herinneringen Gábor Budavári
0912VG Ithaka
Ongeveer drie maanden geleden moesten wij afscheid nemen van een geliefd en gewaardeerd lid uit onze vriendenkring. Hierover wil ik niet uitweiden, daar het verlies nog volledig leeft in mijn hart. Aangezien de kinderen van de overledene niet in Nederland woonachtig zijn, is de inrichting van het woonhuis pas een dezer dagen uit het huis verwijderd. De dochter van onze oud-vriendin (J.) nodigde ons uit om enkele boeken als aandenken te kiezen uit de nalatenschap Het was eigenlijk triest deze handeling te verrichten, maar J. vroeg ons zo veel mogelijk boeken mee te nemen, daar haar taak mede daardoor makkelijker zou worden

Wij gingen voor de kasten staan en lazen, ieder voor zich, de titels van de voor een groot deel bekende boeken. Op een gegeven ogenblik viel mijn oog op een dun boek van de zeer bekende Hongaarse schrijver Sándor Márai, te weten ‘Vrede in Ithaka’ (Béke Ithakában). De titel was mij al meer dan 50 jaar bekend, maar ik had het boek tot nu toe nooit in handen gehad, laat staan dat ik het boek gelezen had. Maar toch had ik herinneringen aan dit boek. Het verhaal hierover bestaat uit meerdere episoden.

Onze eerste zelfstandige woning – niet alleen in Nederland, maar überhaupt – was in Voorburg. Het was een pas gebouwde woningwetwoning, bestaande uit een ziteetkamer, een kleine slaapkamer voor de ouders, een nog kleinere voor twee kinderen (in een stapelbed). Verder was er een keuken en een standaard badkamer (waarin een lavet met een specifiek wasapparaat voor het wassen van de kledingstukken). De bewoners van de woning moesten zich er ook in wassen en als zij niet lang waren en lenig, konden zij er zelfs een bad in nemen. Zo kon mijn lenige vrouwtje gemakkelijk baden; ik echter kon (ondanks jarenlang oefenen) alleen mijn middengedeelte in het warme water baden. Verwarming was er alleen in de zitkamer.

Mijn vrouw, die al voor wij in 1950 trouwden in Hongarije de noodzakelijke centen verdiende als coupeuse, was al in het eerste opvanglager als zodanig actief en deed dit ook in deze kleine woning. Zij kreeg bliksemsnel een telefoon, wat voor ons meer dan een wonder leek; ik daarenboven een girorekening van de post. De eerste voorwaarden voor een serieus burgerleven waren zodoende verzekerd. Ik was in mijn eigen ogen (ook in het lavet scherend en wassend bekeek ik mijzelf in de spiegel) een kleine kapitalist in spé en kon nauwelijks wachten tot ik de eerste cheque kon uitschrijven.

Op een mooie zondag in juni kreeg ik een telefoontje van een onbekende man. Hij stelde zich voor als voorzitter van de oudervereniging van een school. Op die school studeerde een Hongaars vluchtelingmeisje. Zij had in een jaar tijd de Nederlandse meisjes ingehaald – ook in taal- en letterkunde – en was uitgegroeid tot de beste van de klas. De oudervereniging had besloten dat deze buitengewone prestatie diende te worden beloond. Maar wat kon men als cadeau geven aan een jong Hongaars vluchtelingmeisje in Nederland? Via de Nederlandse vluchtelingenorganisatie verkreeg hij mijn naam en adres. Of ik enig idee had voor een cadeau?

In die tijd werd er een Hongaarstalig weekblad uitgegeven in München: de ‘Nemzetör’. De hoofdredacteur was een Hongaarse dichter en ik kreeg enkele exemplaren op proef. Daarin had ik gelezen dat er een nieuw boek van Sándor Márai was verschenen: ‘De vrede in Ithaka’. Heden ten dage is de naam van Márai (en zijn oeuvre) welbekend in Nederland, met name door het boek ‘Gloed’ en het gelijknamige toneelstuk. In zijn voetspoor zijn ook andere Hongaarse auteurs hier bekend geworden. Toen – in 1957 – waren Hongaarse schrijvers hier vrijwel onbekend.

Ik heb deze heer daarom aangeraden het boek te kopen via het tijdschrift in München. Enkele weken later belde de genoemde mijnheer mij opnieuw.
‘Mijnheer Budavári, u hebt ons dit boek van Márai enkele weken geleden aanbevolen.’
‘Ja mijnheer.‘
‘Maar wij wilden niet zo ’n duur cadeau geven!’
‘Mijnheer X (inmiddels wist ik van de bovengenoemde organisatie dat hij op zijn zachtst gezegd bemiddeld was) er is over de prijs niet gesproken, nog los van het feit dat ik de prijs niet kende. Bovendien, bij een cadeau en een zodanig bijzonder geval had ik de prijs niet eens ter sprake durven brengen. Maar nogmaals: ik kende de prijs niet…’
‘Mijnheer Budavári, u snapt niet waar het om gaat!’

Inmiddels snapte ik waar het om ging. Ik zou de prijs – althans een deel daarvan – moeten betalen. Van de andere kant begon ik wroeging te krijgen. Misschien was het boek zeer dik, in een bijzondere kaft en weet ik veel wat voor een uitvoering, maar ik was vastbesloten dat ik niet wilde delen in de kosten, immers mijn salaris bedroeg toen ca. 410 gulden in de maand.
‘Mijnheer X, ik begrijp uw teleurstelling, maar waarom zegt u dit tegen mij, hebt u bij de bestelling geïnformeerd naar de prijs?‘
‘Mijnheer Budavári, eerlijk gezegd, heb ik dat niet gedaan. Ik was blij, dat ik het probleem zo snel heb kunnen oplossen. Echter…
Wij hebben nog enige woorden gewisseld in een goede en zakelijke sfeer. Uiteindelijk hing hij de telefoon op. Ik hoorde nooit meer van Ithaka.

Het boek telt, in de uitgave die ik uit de nalatenschap meenam, een kleine 300 bladzijden van A5 formaat. Heel duur kon het boek in welke uitgave dan ook niet geweest zijn. Wat ik nu wel weet is dat het boek niet geschikt is voor een basisschoolleerling. Men moet tenminste enigszins bekend zijn met de Griekse geografie, specifiek het eilandenrijk, verder met de geschiedenis, te weten de Trojaanse oorlog. En enige kennis van de Griekse goden en hun escapades op het gebied van de liefde komt ook goed van pas. Als ik dat geweten had, dan had ik dit boek niet aanbevolen.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2012 Gábor Budavári