Nummer 9
Jaargang 9
1 maart 2012
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept print dit artikel sluit venster
Omtrent de monarchie (Mertueil 9) Willem Minderhout

0909VG Kroon
Het ware leven van Madame de Merteuil (9)
 

‘Ik moet u zeggen dat ik als regisseur een beetje wanhopig word van het volstrekt ontbreken van enige structuur in deze speelfilm mevrouw de markiezin. Wat wilt u vandaag filmen? Een dialoog over de monarchie? Denkt u echt dat de mensen daarvoor naar de bioscoop komen? Ik heb wel een reputatie op te houden!’

‘Het is een opdracht van onze financier. We brengen dit uit als trailer in een speciaal aan de monarchie gewijde aflevering van de bekende glossy De Leunstoel. Ik verzeker u dat dat de belangstelling voor de film alleen maar zal doen toenemen. Bovendien kunt u achter deze dialoog weer allerlei spectaculaire beelden monteren. Wat dacht u van een vierendeling? Een moordaanslag op een koning? Radbraken? U kunt misschien zelfs Mel Gibson inhuren voor deze scènes.’

‘Dat klinkt goed, Madame. Laten we dan maar snel beginnen met die dialoog want die achtergrondscènes kosten zeeën van tijd. Wat is de setting?’

‘Mijn vader, gespeeld door Monsieur Rétif de la Bretonne en ik zitten aan de tafel. Het jaar is 1762. Ik ben dan 28 jaar oud dus die rol kan ik zelf nog wel spelen, vindt u niet? Mijn vader en ik bediscussiëren het nieuwste boek van Jean Jacques Rousseau: ‘Du contrat social ou Principes du droit politique.’ Al snel gaat het gesprek over de monarchie.’

‘Licht goed? Geluid ok? Draaien!’

Madame de Merteuil zit aan een tafel bij het raam een boek te lezen. Haar vader komt de kamer binnen. Kijkt over haar schouder wat ze aan het lezen is. Glimlacht en trekt een stoel bij.

‘Het nieuwe boek van die dolle Zwitser Rousseau! Mag je dat nog wel lezen nu je markiezin geworden bent?’

’Zit me niet te plagen vader. Ik doe waar ik zin in heb en ik lees wat me interesseert. Dat doe jij blijkbaar ook nog steeds.’

‘Sinds Julien de Lamettrie dood is wijd ik me weer helemaal aan de medische wetenschap. Politiek en filosofie, daar schiet ik hier in Troyes niets mee op. Ik heb genoeg aan mijn hoofd, maar af en toe lees ik nog wel eens wat. Een mens moet een beetje bijblijven.’

‘Rousseau schrijft dat geen enkele mens een natuurlijk gezag heeft over zijn gelijke en dat macht geen enkel recht voortbrengt. Dat moet u toch uit het hart gegrepen zijn?’

‘Dat klinkt mooi, al denk jij daar vast anders over nu je met die markies getrouwd bent. Het doet er alleen niet zoveel toe als je de machthebbers het recht ontzegd om hun macht uit te oefenen. Ze doen het toch wel! En niemand die ze kan stoppen.‘

‘Houd je wel van onze koning vader?’

‘Wat is een koning voor een man als ik? Of het nu Lodewijk I, XV of XXXIII is, het enige wat ik van hem merk is de knevelarij van zijn belastingpachters. En waarvoor? Voor een leven in luxe van die adellijke types zoals jij en je vriendjes en zinloze oorlogen. Vooral dat laatste steekt me. Als chirurgijn probeer ik mensen juist met alle macht te genezen. Ik vond het prachtig hoe Louis Mandrin de belastingpachters dwars zat met zijn smokkelavonturen in de Alpen. Hij joeg dat gajes de stuipen op het lijf! Ze hebben hem illegaal Savoye uitgesleurd. De koning van Savoye protesteerde en Lodewijk XV wilde hem terugsturen. Het was echter al te laat. Ze hadden hem al levend geradbraakt in Valence. Weet je hoe dat gaat, die smeerlapperij? Eerst worden een voor een je botten gebroken met een ijzeren staaf. Vervolgens word je aan een rad gebonden en net zo lang tentoongesteld tot je de pijp uit gaat. Het was een schandaal. Zelfs die slijmbal van een Voltaire sprak er schande van. ‘

‘Die Nederlandse schrijfster, Haasse, vind Valmont wel wat op Mandrin lijken.’

‘Die opgedofte jonker? Ik weet niet hoe Mandrin er uit zag, maar vast niet zoals die zelfingenomen seigneur van jou.’

‘Valmont heeft contacten bij het Parlement van Parijs. Er gaan geruchten dat ze de koning ten val willen brengen. Zou dat een verbetering zijn?’

‘Geenszins. Weet je waarom ze van Lodewijk af willen? Omdat hij ook hen belasting wil laten betalen in plaats van alleen maar die arme sloebers uit te knijpen. Ze zijn geen haar beter! Herinner je je Damiens?’

‘Oh mijn hemel. Ik heb zijn terechtstelling gezien op de Place de Greve voor het stadhuis van Parijs. Mijn vriend Casanova had me uitgenodigd om dat schouwspel bij te wonen. Het was verschrikkelijk. Hij werd levend gevierendeeld. Ik hoor hem nog gillen. Het meest huiveringwekkende vond ik nog het gelach van de menigte toen een van de paarden die hem uiteen trok begon te poepen. Maar hij had wel geprobeerd de koning te vermoorden. Dan verdien je toch de dood? ‘Dan is het bestaan van de staat met het zijne onverenigbaar’, schrijft Rousseau.‘

‘Een moordenaar? Een dwaas met een zakmesje, zul je bedoelen! Lodewijk had maar een schrammetje. En hij had donders goed door door wie Damiens was opgehitst. Door dat Parlement van Parijs van jou! Hij liet hen de straf bepalen. Om alle verdenkingen teniet te doen veroordeelden ze hem daarom maar tot de meest verschrikkelijke dood. Huichelaars! En als een mens dan per se dood moet, doe het dan humaan. Ik denk dat ik maar eens een machine ga ontwikkelen om een pijnloze dood te bewerkstelligen. We zijn toch geen beesten meer?’

‘Is dan een regering door burgers de meest ideale staat?’

‘Dat heb ik lang gedacht maar je oom Julien heeft me uit de droom geholpen. Hij dacht lange tijd dat de Republiek der Verenigde Nederlanden een soort ideale burgerlijke staat was. Maar die nieuwe aristocratie van burgerlijke regenten gedroeg zich net zo dictatoriaal en corrupt als die adellijke snoeshanen hier. Toen zijn ‘L’homme machine’ in 1747 in Leiden werd gedrukt, viel onze Lodewijk de Republiek binnen en riep het gewone volk om de terugkeer van de stadhouder. In Leiden werden de huizen van de gehate regenten geplunderd. Het viel niet mee voor oom Julien om in die omstandigheden zijn boek gedrukt te krijgen. Als je niet met een oranje kokarde over straat liep werd je met paardenmest bekogeld, of erger. Toen die Hollanders begrepen hadden wat hij in ‘L’homme machine’ naar voren had gebracht was hij zijn leven helemaal niet meer zeker. Hij is toen gedesillusioneerd uitgeweken naar Pruisen. In dienst van Frederik heeft hij nog een aantal mooie jaren gehad. Hij had er wel de pest in dat hij uiteindelijk toch net zo’n slijmbal als Voltaire was geworden. Maar hij had geen keus!’

‘En is het nu beter in de Republiek nu de stadhouder terug is?’

‘Er is helemaal niets veranderd! Alleen het stadhouderschap is erfelijk geworden. In feite is het nauwelijks meer een republiek te noemen, hoewel vrijwel dezelfde regenten elkaar nog steeds de baantjes toespelen. Maar we zullen zien hoelang het daar duurt. De mensen die alles op alles hebben gezet om die stadhouder aan de macht te krijgen zijn nu zwaar gedesillusioneerd. We zullen ook zien hoelang het hier duurt. Er hangt onweer in de lucht. Kijk jij ook maar uit. Die pachters van je man zullen niet altijd zo vriendelijk blijven. Als ze de kans krijgen … Misschien moet ik maar haast maken met die onthoofdmachine die ik in gedachten heb. Anders is het leed niet te overzien.’

'Komt dat niet allemaal omdat er in Frankrijk helemaal geen sprake is van een monarchie, maar van een despotie? Als het gepeupel de koning en de adel verdrijft wordt het er vast ook geen haar beter op. Volgens baron de Brede et de Montesquieu moeten we streven naar een echte monarchie waarin wetten de plaats innemen van deugden. Als de koning onderworpen is aan de wet moet hij wel het algemeen belang nastreven. Ik denk dat daar de mogelijkheid ligt voor een goed geordende samenleving.'

'Willen de mensen dat? 'Een goed geordende samenleving'? Welnee. Ze willen bloed zien. En ze willen zelf victorie kraaien als haantjes op de mesthoop. Maar ik bemoei me er niet mee. Ik ben chirurgijn. Ik naai ze wel weer aan elkaar als ze uitgevochten zijn.':

‘En cut! Geweldig. Het staat er in een keer op!’

Bronnen:
Hella Haasse (1976), Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven, Amsterdam, Querido
Julien Offray de Lamettrie (1748, 1978), De mens een machine, Boom, Meppel
Jean Jacques Rousseau (1762, 2002), Het maatschappelijk verdrag, Boom, Amsterdam.
Hella Haasse,
Paul Hazard (1946, 1993), Het Europese denken in de achttiende eeuw, Agon, Amsterdam
Montesquieu (1748, 1998) Over de geest der wetten, Boom, Amsterdam


© 2012 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "De wereldliteratuur roept" - reageer
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept
Omtrent de monarchie (Mertueil 9) Willem Minderhout
0909VG Kroon
Het ware leven van Madame de Merteuil (9)
 

‘Ik moet u zeggen dat ik als regisseur een beetje wanhopig word van het volstrekt ontbreken van enige structuur in deze speelfilm mevrouw de markiezin. Wat wilt u vandaag filmen? Een dialoog over de monarchie? Denkt u echt dat de mensen daarvoor naar de bioscoop komen? Ik heb wel een reputatie op te houden!’

‘Het is een opdracht van onze financier. We brengen dit uit als trailer in een speciaal aan de monarchie gewijde aflevering van de bekende glossy De Leunstoel. Ik verzeker u dat dat de belangstelling voor de film alleen maar zal doen toenemen. Bovendien kunt u achter deze dialoog weer allerlei spectaculaire beelden monteren. Wat dacht u van een vierendeling? Een moordaanslag op een koning? Radbraken? U kunt misschien zelfs Mel Gibson inhuren voor deze scènes.’

‘Dat klinkt goed, Madame. Laten we dan maar snel beginnen met die dialoog want die achtergrondscènes kosten zeeën van tijd. Wat is de setting?’

‘Mijn vader, gespeeld door Monsieur Rétif de la Bretonne en ik zitten aan de tafel. Het jaar is 1762. Ik ben dan 28 jaar oud dus die rol kan ik zelf nog wel spelen, vindt u niet? Mijn vader en ik bediscussiëren het nieuwste boek van Jean Jacques Rousseau: ‘Du contrat social ou Principes du droit politique.’ Al snel gaat het gesprek over de monarchie.’

‘Licht goed? Geluid ok? Draaien!’

Madame de Merteuil zit aan een tafel bij het raam een boek te lezen. Haar vader komt de kamer binnen. Kijkt over haar schouder wat ze aan het lezen is. Glimlacht en trekt een stoel bij.

‘Het nieuwe boek van die dolle Zwitser Rousseau! Mag je dat nog wel lezen nu je markiezin geworden bent?’

’Zit me niet te plagen vader. Ik doe waar ik zin in heb en ik lees wat me interesseert. Dat doe jij blijkbaar ook nog steeds.’

‘Sinds Julien de Lamettrie dood is wijd ik me weer helemaal aan de medische wetenschap. Politiek en filosofie, daar schiet ik hier in Troyes niets mee op. Ik heb genoeg aan mijn hoofd, maar af en toe lees ik nog wel eens wat. Een mens moet een beetje bijblijven.’

‘Rousseau schrijft dat geen enkele mens een natuurlijk gezag heeft over zijn gelijke en dat macht geen enkel recht voortbrengt. Dat moet u toch uit het hart gegrepen zijn?’

‘Dat klinkt mooi, al denk jij daar vast anders over nu je met die markies getrouwd bent. Het doet er alleen niet zoveel toe als je de machthebbers het recht ontzegd om hun macht uit te oefenen. Ze doen het toch wel! En niemand die ze kan stoppen.‘

‘Houd je wel van onze koning vader?’

‘Wat is een koning voor een man als ik? Of het nu Lodewijk I, XV of XXXIII is, het enige wat ik van hem merk is de knevelarij van zijn belastingpachters. En waarvoor? Voor een leven in luxe van die adellijke types zoals jij en je vriendjes en zinloze oorlogen. Vooral dat laatste steekt me. Als chirurgijn probeer ik mensen juist met alle macht te genezen. Ik vond het prachtig hoe Louis Mandrin de belastingpachters dwars zat met zijn smokkelavonturen in de Alpen. Hij joeg dat gajes de stuipen op het lijf! Ze hebben hem illegaal Savoye uitgesleurd. De koning van Savoye protesteerde en Lodewijk XV wilde hem terugsturen. Het was echter al te laat. Ze hadden hem al levend geradbraakt in Valence. Weet je hoe dat gaat, die smeerlapperij? Eerst worden een voor een je botten gebroken met een ijzeren staaf. Vervolgens word je aan een rad gebonden en net zo lang tentoongesteld tot je de pijp uit gaat. Het was een schandaal. Zelfs die slijmbal van een Voltaire sprak er schande van. ‘

‘Die Nederlandse schrijfster, Haasse, vind Valmont wel wat op Mandrin lijken.’

‘Die opgedofte jonker? Ik weet niet hoe Mandrin er uit zag, maar vast niet zoals die zelfingenomen seigneur van jou.’

‘Valmont heeft contacten bij het Parlement van Parijs. Er gaan geruchten dat ze de koning ten val willen brengen. Zou dat een verbetering zijn?’

‘Geenszins. Weet je waarom ze van Lodewijk af willen? Omdat hij ook hen belasting wil laten betalen in plaats van alleen maar die arme sloebers uit te knijpen. Ze zijn geen haar beter! Herinner je je Damiens?’

‘Oh mijn hemel. Ik heb zijn terechtstelling gezien op de Place de Greve voor het stadhuis van Parijs. Mijn vriend Casanova had me uitgenodigd om dat schouwspel bij te wonen. Het was verschrikkelijk. Hij werd levend gevierendeeld. Ik hoor hem nog gillen. Het meest huiveringwekkende vond ik nog het gelach van de menigte toen een van de paarden die hem uiteen trok begon te poepen. Maar hij had wel geprobeerd de koning te vermoorden. Dan verdien je toch de dood? ‘Dan is het bestaan van de staat met het zijne onverenigbaar’, schrijft Rousseau.‘

‘Een moordenaar? Een dwaas met een zakmesje, zul je bedoelen! Lodewijk had maar een schrammetje. En hij had donders goed door door wie Damiens was opgehitst. Door dat Parlement van Parijs van jou! Hij liet hen de straf bepalen. Om alle verdenkingen teniet te doen veroordeelden ze hem daarom maar tot de meest verschrikkelijke dood. Huichelaars! En als een mens dan per se dood moet, doe het dan humaan. Ik denk dat ik maar eens een machine ga ontwikkelen om een pijnloze dood te bewerkstelligen. We zijn toch geen beesten meer?’

‘Is dan een regering door burgers de meest ideale staat?’

‘Dat heb ik lang gedacht maar je oom Julien heeft me uit de droom geholpen. Hij dacht lange tijd dat de Republiek der Verenigde Nederlanden een soort ideale burgerlijke staat was. Maar die nieuwe aristocratie van burgerlijke regenten gedroeg zich net zo dictatoriaal en corrupt als die adellijke snoeshanen hier. Toen zijn ‘L’homme machine’ in 1747 in Leiden werd gedrukt, viel onze Lodewijk de Republiek binnen en riep het gewone volk om de terugkeer van de stadhouder. In Leiden werden de huizen van de gehate regenten geplunderd. Het viel niet mee voor oom Julien om in die omstandigheden zijn boek gedrukt te krijgen. Als je niet met een oranje kokarde over straat liep werd je met paardenmest bekogeld, of erger. Toen die Hollanders begrepen hadden wat hij in ‘L’homme machine’ naar voren had gebracht was hij zijn leven helemaal niet meer zeker. Hij is toen gedesillusioneerd uitgeweken naar Pruisen. In dienst van Frederik heeft hij nog een aantal mooie jaren gehad. Hij had er wel de pest in dat hij uiteindelijk toch net zo’n slijmbal als Voltaire was geworden. Maar hij had geen keus!’

‘En is het nu beter in de Republiek nu de stadhouder terug is?’

‘Er is helemaal niets veranderd! Alleen het stadhouderschap is erfelijk geworden. In feite is het nauwelijks meer een republiek te noemen, hoewel vrijwel dezelfde regenten elkaar nog steeds de baantjes toespelen. Maar we zullen zien hoelang het daar duurt. De mensen die alles op alles hebben gezet om die stadhouder aan de macht te krijgen zijn nu zwaar gedesillusioneerd. We zullen ook zien hoelang het hier duurt. Er hangt onweer in de lucht. Kijk jij ook maar uit. Die pachters van je man zullen niet altijd zo vriendelijk blijven. Als ze de kans krijgen … Misschien moet ik maar haast maken met die onthoofdmachine die ik in gedachten heb. Anders is het leed niet te overzien.’

'Komt dat niet allemaal omdat er in Frankrijk helemaal geen sprake is van een monarchie, maar van een despotie? Als het gepeupel de koning en de adel verdrijft wordt het er vast ook geen haar beter op. Volgens baron de Brede et de Montesquieu moeten we streven naar een echte monarchie waarin wetten de plaats innemen van deugden. Als de koning onderworpen is aan de wet moet hij wel het algemeen belang nastreven. Ik denk dat daar de mogelijkheid ligt voor een goed geordende samenleving.'

'Willen de mensen dat? 'Een goed geordende samenleving'? Welnee. Ze willen bloed zien. En ze willen zelf victorie kraaien als haantjes op de mesthoop. Maar ik bemoei me er niet mee. Ik ben chirurgijn. Ik naai ze wel weer aan elkaar als ze uitgevochten zijn.':

‘En cut! Geweldig. Het staat er in een keer op!’

Bronnen:
Hella Haasse (1976), Een gevaarlijke verhouding of Daal-en-Bergse brieven, Amsterdam, Querido
Julien Offray de Lamettrie (1748, 1978), De mens een machine, Boom, Meppel
Jean Jacques Rousseau (1762, 2002), Het maatschappelijk verdrag, Boom, Amsterdam.
Hella Haasse,
Paul Hazard (1946, 1993), Het Europese denken in de achttiende eeuw, Agon, Amsterdam
Montesquieu (1748, 1998) Over de geest der wetten, Boom, Amsterdam
© 2012 Willem Minderhout