Nummer 4 Jaargang 9 8 december 2011 |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Vermaak en Genot > De wereldliteratuur roept | |
Brief aan Frits Hoorweg (Merteuil 4) | Willem Minderhout |
Het ware leven van Madame de Merteuil (4)
Beste Frits Ik weet niet of ik verder kan met die briefwisseling tussen Madame de Merteuil en Hella Haasse. Ik weet niet of ik het aan kan. Het verhaal lijkt me wat boven het hoofd te groeien. Laat ik proberen om het je uit te leggen.
Vandaag was ik weer aan de Daal en Bergse Laan. Mijn blik werd eerst in de richting van Wapendal getrokken. De pony’s zijn er weer en ze stonden zowaar dicht bij de afrastering te grazen. ’t Is gek maar je ziet ze vrijwel nooit terwijl het toch geen uitgestrekt gebied is.
Al snel werd mijn aandacht afgeleid. Uit de richting van Huis Valmont klonken stemmen en toen ik mij omdraaide zag ik een uitermate curieus tafereel. Madame de Merteuil stond in vol achttiende-eeuws ornaat op de hardstenen trap die naar de voordeur van Huis Valmont leidt. Onderaan de trap stond Cecile Fladderengel naast een boodschappenwagentje. Blijkbaar had ze bij de Jumbo in de Ranonkelstraat boodschappen voor de markiezin gedaan en had ze het karretje helemaal naar de Bosjes van Pex gesleept. Ik hoorde haar in slecht school-Frans uitleggen dat ze geen ‘confis de canard’ had kunnen vinden maar dat tonijn uit blik ook heel lekker is. Madame stond wat verbaasd naar een plastic zak met een gesneden bruin te kijken die ze in haar handen hield.
Op dat moment kwamen twee mannen in trainingspakken uit de richting van Tennispark Hanenburg aangeslenterd. Ze passeerden de dames rakelings, maar ze schenen ze helemaal niet op te merken. Dat verbaasde me want zo vaak zie je op die plek uiteraard geen dames met opgestoken haar en een hoepelrok. Mij zeiden ze echter goede dag.
Ik besloot de stoute schoenen aan te trekken en liep op de dames af. Cecile was net bezig om op luide toon de kwaliteiten van haar Uggs aan te prijzen. Tot mijn verbazing sprak ze Nederlands, maar dat bleek de markiezin niet in het minst te ontrieven. Mij leken ze niet op te merken en net toen ik van plan was ze gedag te zeggen veranderde ik van gedachten. Ik liep naar de zijkant van het huis en verdween uit het zicht. Aan die kant bevond zich een soort serre waarvan de deuren wijd open stonden. Toen ik naar binnen keek zag ik dat de serre schaars gemeubileerd was; er stond slechts een boekenkast en een schrijftafel.
Op de schrijftafel lag een blad papier dat met een fraai en regelmatig handschrift beschreven was. Het leek op een brief. Net toen ik hem wilde lezen hoorde ik hun stemmen naderbij komen. Snel pakte ik mijn fototoestel en nam een foto van het geschrevene. Daarna maakte ik dat ik weg kwam. Waarom ik mij zo slinks gedroeg weet ik eigenlijk niet. Met Cecile had ik al een paar maal heel gezellig gekeuveld, maar de markiezin had zich tot nu toe voor me verborgen gehouden. Ik had haar nog niet eerder van aangezicht tot aangezicht gezien en nu een ontmoeting binnen handbereik leek was ik bevangen door een lichte paniek. Ik was er nog niet klaar voor.
Toen ik thuis was gekomen heb ik snel de foto op mijn PC gezet. De brief, merkwaardig genoeg in het Nederlands geschreven, was duidelijk leesbaar. De inhoud …. Ja, de inhoud …
Ik zou zeggen, lees zelf maar.
Dagboek madame de Merteuil
‘Den Haag, 1 december, 2011.
Een dagboek heb ik nooit bijgehouden. Ik leefde in mijn brieven. Ware kunstwerken waarmee ik mijn omgeving naar mijn hand zette. Was ik een Necker, of een Turgot geweest dan was Frankrijk nog steeds het machtigste koninkrijk op aarde! Voor mij als vrouw was een dergelijke positie niet weggelegd. Misschien, als ik de maîtresse van die arme Lodewijk XVI was geweest … Maar kom, ik ben een vrouw met smaak.
Maar wie kan ik hier schrijven? Die Hella Haasse? Ik blijk haar een brief geschreven te hebben, want zij heeft mij geantwoord. Ze wil me zelfs komen bezoeken. God zal me behoeden! Wat veracht ik dat mens! Al die zeurbrieven die ze me schreef en die ze me dwong te beantwoorden! Dat deed ze alleen maar om te etaleren hoe belezen ze wel niet was en –vooral – hoe deugdzaam en geëmancipeerd.
Wat ik vooral nooit zal vergeten is dat die Haasse me ook nog het bankroet van die saaie burgervrouwtjes Wolf en Deken in de schoenen heeft geschoven! Manipuleren, dat is waar, is mijn lust en mijn leven. Niets is zo fascinerend als te krabben aan het vernis van de beschaving van mijn medemensen, totdat het volledig loslaat en ze hun ware gezicht laten zien. Tot oplichting en flessentrekkerij heb ik mij echter nimmer verlaagd!
Het begon natuurlijk al met die verschrikkelijke Choderlos de Laclos, die liefhebbende echtgenoot van zijn Solange Duperré, zoals Haasse hem portretteert. Hij kon mijn ongenaakbaarheid niet verkroppen. Hij heeft het verhaal in de wereld geholpen dat ik tegenover Valmont mijn ware gezicht liet zien. Dat Valmont mijn ware liefde, mijn Achilleshiel, was. Niets is minder waar. Niets is minder waarschijnlijk dan dat ik na mijn vlucht uit Frankrijk, als een kniezende bakvis met een gebroken hart, juist aan de Daal en Bergse Laan zou zijn gaan wonen omdat me dat aan mijn enige echte geliefde zou doen denken. Valmont? Pfoei. Voor hem tien anderen.
En nu weer die Leunstoelstukjesschijver met zijn voorkeur voor ‘slechte vrouwen’. Ik voel dat ook hij me weer voor zijn karretje – wat voor karretje dat dan ook moge zijn – wil spannen. Ik leen mij daar niet meer voor. Ik pas er voor om me weer in het keurslijf van een of andere letterkrabbelaar te persen. Ik laat mij niet meer schrijven! ….. .’
Hier brak de brief, of het dagboekfragment, af. Hoe het verder gaat weet ik niet. Ik heb het niet meer helemaal in de hand vrees ik. Ik heb geen idee hoe het verder gaat.
Groet,
Willem
PS: Gisteren stelde een eerstejaars student zich aan me voor. ‘In ’t Nest’ heet hij. Ik vond het een merkwaardige naam maar sloeg er verder geen acht op. Toen ik naar huis fietste vertaalde ik zijn naam – vraag me niet waarom – in het Frans. Dans ce nid! Begrijp je, Frits? Danceny! Er lijkt zich toch een plot te ontwikkelen. Verder tast ik in het duister. |
|
© 2011 Willem Minderhout |