Nummer 2 Jaargang 4 2 november 2006 |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Recht en onrecht | |
Een bedrijf heeft vele 'eigenaren' | Han Schenk |
Wanneer een bedrijf gefinancierd wordt met aandelenkapitaal, en bij de grote bedrijven is dat de normale situatie, gedragen de aandeelhouders zich soms alsof ze alleenheersers zijn. Juridisch gezien zijn de aandeelhouders de eigenaren van het bedrijf. Zij lijken de macht te hebben om met het bedrijf te doen en te laten wat ze willen, het te verkopen, te splitsen, te verplaatsen of anderszins, als het maar meer geld voor de aandeelhouders opbrengt. Het bedrijf wordt door hen gezien als kapitaal, dat aan het werk wordt gezet om geld te genereren. In die zin doet het er niet toe wat voor soort bedrijf het is, wat het bedrijf produceert, wie er bijdragen aan leveren: het bedrijf wordt beschouwd als winstmachine.
Aandeelhouders zijn eigenaren die geen of minimale bemoeienis met het bedrijf hebben, er geen zorg of energie in steken, maar ze steken er wel hun, of geleend, geld in. Sommigen gaat het om de lange termijn, en dan is er geen tegenstelling met het ‘natuurlijke’ continuïteitsstreven van een bedrijf, sommigen gaat het om de korte of zelfs ultrakorte termijn. Maar zo ligt het nu eenmaal in de huidige verhoudingen, ministers maken zich daar zorgen over, het is een topic in de media, werknemers en vakbonden voeren er processen over, omdat deze machtsverdeling grote effecten op de economische situatie van stad en land heeft.
Je kunt een bedrijf ook zien als samen iets ondernemen, een product of dienst aan de buitenwereld leveren. Een bedrijf als een samenballing van activiteiten, mensen, ideeën, plannen, kapitaal, ondernemingszin, klanten, leveranciers, relaties en nog meer. En daar hoort een ondernemer bij, de directie, ondersteund door de Raad van de Commissarissen. Directie en RvC zijn de ondernemers, zij sturen het bedrijf in de richting van de doelstelling. (De beloning van Directie en Commissarissen moet dan wel daarop afgestemd zijn.) We zien echter maar al te vaak dat de directie, gestuurd door verkeerde incentives, zich niet als ondernemer, maar als bankier gedraagt, die delen van het bedrijf verkoopt, bedrijven aankoopt, enz.
Een bedrijf heeft een vestigingsplaats en een bedrijf heeft een plaats in de maatschappij, een bedrijf levert producten of diensten aan die maatschappij, een bedrijf bestaat niet om zichzelf. Een bedrijf streeft ernaar, net als ieder persoon of iedere organisatie, om te blijven bestaan, een bedrijf streeft naar continuïteit. Dat was ook altijd de belangrijkste reden om winst te maken, om slechte jaren te overbruggen, om continuïteit, ook door vernieuwing, te verzekeren.
Omdat de aandeelhouders risico lopen in magere jaren, is het ook redelijk dat als er winst is, de aandeelhouders een deel van die winst ontvangen. Er zijn echter veel meer partijen, belanghebbenden*, die risico lopen door met een bedrijf in zee te gaan: de directie, het personeel, de klanten en leveranciers, de mensen van de stad waar het bedrijf gevestigd is, en sommigen lopen heel wat meer risico dan de aandeelhouders. Maar de aandeelhouders, de gemakkelijkst vervangbaren in het bedrijf, de toevallige belanghebbenden, hebben in de huidige praktijk de grootste macht in het bedrijf.
Als je naar het functioneren van een bedrijf kijkt is er sprake van verschillende ‘eigenaren’ van een bedrijf, je kunt alle belanghebbenden zien als mede-eigenaren. Het personeel heeft loyaliteit aan het bedrijf, ervaart, voelt het bedrijf als ‘mijn bedrijf ‘, want het personeel steekt een deel van zijn leven, steekt z’n kennis, zorg en energie in het bedrijf. Het personeel heeft met name belang bij de continuïteit van het bedrijf. Echter, bij besluiten waar de continuïteit van het bedrijf in het geding is heeft het personeel hooguit een kleine, niet doorslaggevende rol, zelfs als er met stakingen gedreigd wordt. Wanneer er structureel geen rekening met de belangen van het personeel gehouden wordt dan is het maar de vraag hoeveel de mensen op den duur nog bereid zijn meer dan wat uren in de week in een bedrijf te steken. Hetzelfde geldt voor klanten en leveranciers. Het is verstandig om deze partijen een stem bij vitale bedrijfsbesluiten te geven. Er zijn wel een Europese Commissie en andere instanties, die in het geval van heel grote belangen, een toetsing uitvoeren en besluiten kunnen blokkeren. Maar dan gaat het eerder om consumentenbelangen dan om bedrijfsbelangen.
Het is moeilijk om tot andere modellen van besluitvorming te komen, degenen die zich de eigenaren voelen zullen er niet voor open staan. De vakbonden hebben interessante voorstellen gedaan voor een andere wijze van besluitvorming over vitale zaken in zo’n belangrijk deel van de maatschappij. Uitgaand van mede-eigenaarschap van alle belanghebbenden is overleg de enige mogelijkheid om de belangen van alle partijen te laten meespelen in gewichtige besluiten. Binnen de huidige structuren is de Raad van Commissarissen de geëigende instantie daarvoor. Een RvC, benoemd door en vertrouwd door de verschillende belanghebbenden, die op basis van alle ingebrachte informatie de verschillende belangen afweegt en dan een besluit neemt. En niet een RvC die een zetbaas is van de aandeelhouder. Want waarom zouden aandeelhouders in het licht van de continuïteit betere besluiten nemen dan het merendeel van de belanghebbenden? Een machtsverschuiving, de moeite van het proberen waard.
* Met dank voor de term aan Ir. E. Hijmans, Nederlands eerste organisatieadviseur.
*********************************** Kijk eens op: www.beleggendoordummies.nl . |
|
© 2006 Han Schenk |