archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Lopen delen printen terug
De Zak van Zuid-Beveland Frits Hoorweg

0114 De Zak van Zuid-BevelandEind april besloot ik over de ‘bloemdijken’ van Zuid-Beveland te gaan wandelen. Dat hing samen met een goed voornemen. Ik zou mij eens ernstig met de natuur gaan bezighouden. Meestal gebruik ik die slechts als een prettig decor om herinneringen op te halen, maar daar moest verandering in komen, vond ik. Om te beginnen zou ik met aandacht naar bloemen gaan kijken en zorgen dat ik ze kon benoemen. Bij De Slegte schafte ik mij een gidsje aan en daarmee gewapend ging ik op pad. Het werd een leerzame dag, die mij tot het inzicht bracht dat er eind april nog niet veel bloemen zijn. Ja, het madeliefje, de paardebloem en een beetje fluitekruid, maar met het determineren daarvan had ik toch al niet veel moeite. Ik had mij verheugd op de aanblik van wilde marjolein en agrimonie, maar die stonden nog niet in bloei en ‘look zonder look’ is voor mij gebleven wat het was: een mysterieuze naam. Misschien had ik het gidsje vooraf beter moeten lezen.

De binnendijken in kwestie zijn bloemdijken geworden doordat ze heel lang gediend hebben als weidegrond voor schapen. En wel op de klassieke manier, in een kudde met een herder erbij. Eeuwenlange begrazing heeft geleid tot een bijzondere plantengroei. Rond 1965 is er weliswaar een eind gekomen aan die vorm van agrarische exploitatie, maar kort daarna hebben Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer het bewind overgenomen. Inmiddels is er weer een schaapskudde (met herder).

In een educatief centrum bij de schaapskooi dronk ik bessensap en at ik een plakje bessencake. De beheerder beval beide producten van de streek met enige nadruk aan. Hij had het erg druk met het afhandelen van telefoontjes. Zo te horen allemaal mensen die alleen of in groepsverband langs wilden komen. Op een gegeven moment schuifelde een man binnen die hem beleefd vroeg: “Mag ik hier even mijn boterhammen opeten?” Hij keek hem een tijdje peinzend aan en zei toen: “Ja natuurlijk, jij zit toch in het bestuur, niet?!” “Jawel,” zei deze toen “maar ik ben hier nu in een ander hoedanigheid.” Hij grinnikte wat en dat deed de beheerder ook. Ik begreep dat ik getuige was van een kleine voorstelling en deed wat er van mij verwacht werd: lachen.

Een van de binnenkomende telefoontjes behelsde een vraag naar de huidige positie van de kudde en uit het antwoord dat gegeven werd leidde ik af dat ik die dag geen schapen zou tegenkomen. Misschien maar beter ook. In Engeland heb ik het een keer meegemaakt dat een boer een kudde schapen in mijn richting dreef over een smal pad. Althans hij probeerde het. Zo te zien hadden de schapen er niet zoveel zin in. De boer, die op zo’n gemotoriseerd vierwielertje zat, maakte vanachter de kudde steeds heftiger gebaren. Het duurde even, maar veel meer dan een minuutje kan het toch niet zijn geweest, voor het tot mij doordrong dat zijn gebaren een boodschap voor mij bevatten: ‘Ik moest van het pad af !’ In een weiland wachtte ik het passeren van de kudde rustig af, om me daarna (uiterlijk onbewogen) verrot te laten schelden door de berijder van wat geloof ik een Quad wordt genoemd.

Ik volgde een route die beschreven staat in een door Harm Piek geschreven boekje,  uitgegeven bij Op Lemen Voeten. De start was in Heinkenszand en ik liep, in zuidoostelijke richting, in een bocht om Nisse heen naar Kwadendamme; grotendeels over onverharde paden. Aan weerszijden lagen akkers, soms strak in het gelid als gevolg van een recente herverkaveling, soms ingedeeld volgens een nu minder rationeel aandoend principe. In het landschap kan men de geschiedenis van het gebied lezen, maar daar moet je dan wel voor doorgeleerd hebben. Er waren op een gegeven moment eilandjes met geulen ertussen. Op die eilandjes woonden mensen. Sommige kerken stammen nog uit die tijd, zoals die in Nisse, die in het begin van de 15e eeuw is gebouwd. De geulen verzandden langzaam. Steeds meer land werd ingedijkt. Zo samengevat lijkt de geschiedenis op geleidelijke onderwerping van het water aan de behoeften van de mens.  Maar vergeet de overstromingen niet. In een boekje van Charles Coster (originele titel La Zélande, een beschrijving van een tocht door de provincie in 1873) worden de volgende rampjaren genoemd: 1288, 1304, 1324, 1352, 1375 en 1404; de Sint-Elisabethsvloed staat er achter dat jaartal, maar dat klopt niet want die was in 1421. Daarna was het ruim een eeuw vrij rustig, maar tussen 1509 en 1570 was het zelfs tien keer raak. Hoeveel slachtoffers er vielen en welke delen van het land onder water kwamen te staan werd niet vermeld. Na een paar eeuwen is zo’n ramp niet meer dan een interessant natuurverschijnsel.

De Volkskrant van 9 april 2004 had een ‘natuurbijlage’. Volgens een kaart op pagina 2 is er op Zuid-Beveland nauwelijks natuur en veel horizonvervuiling. Ik sluit niet uit dat iemand die kaart naar eer en geweten heeft ingekleurd, maar toch word ik erg kribbig van dit gedoe. Wat mankeert er aan dit gebied? Je kunt er zeer aangenaam wandelen en er heerst een serene rust.

Natuurliefhebbers hebben er een gewoonte van gemaakt te mopperen over wat teloorgaat en lijken blind voor de aardigheid die voor het grijpen ligt. In een hoofdredactioneel commentaar concludeerde Pieter Broertjes, met enige verbazing naar het schijnt, dat wel 1/10 van ons land uit ‘natuurlijke terreinen en bos’ bestaat. Om daar meteen op te laten volgen, misschien om de milieulobby te gerieven: ‘maar dat zijn speldenprikjes’. Het is nooit goed. Trouwens, wat is er tegen speldenprikjes? Noem ze acupunctuur en iedereen vindt het fantastisch!Je kunt natuurlijk zeggen: “Ach, wat geeft het, een beetje gezeur” maar het vervelende is dat die lui zichzelf dodelijk serieus nemen. Ze bedenken ‘beleid’ om de hoeveelheid natuur (wat zij natuur noemen) te verdubbelen. En er is altijd wel een ministerie dat om iets nieuws verlegen zit. Voor je het weet staat zo’n mooie polder onder water of hebben ze er bos geplant. Niet doen!

© 2004 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
De Zak van Zuid-Beveland Frits Hoorweg
0114 De Zak van Zuid-BevelandEind april besloot ik over de ‘bloemdijken’ van Zuid-Beveland te gaan wandelen. Dat hing samen met een goed voornemen. Ik zou mij eens ernstig met de natuur gaan bezighouden. Meestal gebruik ik die slechts als een prettig decor om herinneringen op te halen, maar daar moest verandering in komen, vond ik. Om te beginnen zou ik met aandacht naar bloemen gaan kijken en zorgen dat ik ze kon benoemen. Bij De Slegte schafte ik mij een gidsje aan en daarmee gewapend ging ik op pad. Het werd een leerzame dag, die mij tot het inzicht bracht dat er eind april nog niet veel bloemen zijn. Ja, het madeliefje, de paardebloem en een beetje fluitekruid, maar met het determineren daarvan had ik toch al niet veel moeite. Ik had mij verheugd op de aanblik van wilde marjolein en agrimonie, maar die stonden nog niet in bloei en ‘look zonder look’ is voor mij gebleven wat het was: een mysterieuze naam. Misschien had ik het gidsje vooraf beter moeten lezen.

De binnendijken in kwestie zijn bloemdijken geworden doordat ze heel lang gediend hebben als weidegrond voor schapen. En wel op de klassieke manier, in een kudde met een herder erbij. Eeuwenlange begrazing heeft geleid tot een bijzondere plantengroei. Rond 1965 is er weliswaar een eind gekomen aan die vorm van agrarische exploitatie, maar kort daarna hebben Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer het bewind overgenomen. Inmiddels is er weer een schaapskudde (met herder).

In een educatief centrum bij de schaapskooi dronk ik bessensap en at ik een plakje bessencake. De beheerder beval beide producten van de streek met enige nadruk aan. Hij had het erg druk met het afhandelen van telefoontjes. Zo te horen allemaal mensen die alleen of in groepsverband langs wilden komen. Op een gegeven moment schuifelde een man binnen die hem beleefd vroeg: “Mag ik hier even mijn boterhammen opeten?” Hij keek hem een tijdje peinzend aan en zei toen: “Ja natuurlijk, jij zit toch in het bestuur, niet?!” “Jawel,” zei deze toen “maar ik ben hier nu in een ander hoedanigheid.” Hij grinnikte wat en dat deed de beheerder ook. Ik begreep dat ik getuige was van een kleine voorstelling en deed wat er van mij verwacht werd: lachen.

Een van de binnenkomende telefoontjes behelsde een vraag naar de huidige positie van de kudde en uit het antwoord dat gegeven werd leidde ik af dat ik die dag geen schapen zou tegenkomen. Misschien maar beter ook. In Engeland heb ik het een keer meegemaakt dat een boer een kudde schapen in mijn richting dreef over een smal pad. Althans hij probeerde het. Zo te zien hadden de schapen er niet zoveel zin in. De boer, die op zo’n gemotoriseerd vierwielertje zat, maakte vanachter de kudde steeds heftiger gebaren. Het duurde even, maar veel meer dan een minuutje kan het toch niet zijn geweest, voor het tot mij doordrong dat zijn gebaren een boodschap voor mij bevatten: ‘Ik moest van het pad af !’ In een weiland wachtte ik het passeren van de kudde rustig af, om me daarna (uiterlijk onbewogen) verrot te laten schelden door de berijder van wat geloof ik een Quad wordt genoemd.

Ik volgde een route die beschreven staat in een door Harm Piek geschreven boekje,  uitgegeven bij Op Lemen Voeten. De start was in Heinkenszand en ik liep, in zuidoostelijke richting, in een bocht om Nisse heen naar Kwadendamme; grotendeels over onverharde paden. Aan weerszijden lagen akkers, soms strak in het gelid als gevolg van een recente herverkaveling, soms ingedeeld volgens een nu minder rationeel aandoend principe. In het landschap kan men de geschiedenis van het gebied lezen, maar daar moet je dan wel voor doorgeleerd hebben. Er waren op een gegeven moment eilandjes met geulen ertussen. Op die eilandjes woonden mensen. Sommige kerken stammen nog uit die tijd, zoals die in Nisse, die in het begin van de 15e eeuw is gebouwd. De geulen verzandden langzaam. Steeds meer land werd ingedijkt. Zo samengevat lijkt de geschiedenis op geleidelijke onderwerping van het water aan de behoeften van de mens.  Maar vergeet de overstromingen niet. In een boekje van Charles Coster (originele titel La Zélande, een beschrijving van een tocht door de provincie in 1873) worden de volgende rampjaren genoemd: 1288, 1304, 1324, 1352, 1375 en 1404; de Sint-Elisabethsvloed staat er achter dat jaartal, maar dat klopt niet want die was in 1421. Daarna was het ruim een eeuw vrij rustig, maar tussen 1509 en 1570 was het zelfs tien keer raak. Hoeveel slachtoffers er vielen en welke delen van het land onder water kwamen te staan werd niet vermeld. Na een paar eeuwen is zo’n ramp niet meer dan een interessant natuurverschijnsel.

De Volkskrant van 9 april 2004 had een ‘natuurbijlage’. Volgens een kaart op pagina 2 is er op Zuid-Beveland nauwelijks natuur en veel horizonvervuiling. Ik sluit niet uit dat iemand die kaart naar eer en geweten heeft ingekleurd, maar toch word ik erg kribbig van dit gedoe. Wat mankeert er aan dit gebied? Je kunt er zeer aangenaam wandelen en er heerst een serene rust.

Natuurliefhebbers hebben er een gewoonte van gemaakt te mopperen over wat teloorgaat en lijken blind voor de aardigheid die voor het grijpen ligt. In een hoofdredactioneel commentaar concludeerde Pieter Broertjes, met enige verbazing naar het schijnt, dat wel 1/10 van ons land uit ‘natuurlijke terreinen en bos’ bestaat. Om daar meteen op te laten volgen, misschien om de milieulobby te gerieven: ‘maar dat zijn speldenprikjes’. Het is nooit goed. Trouwens, wat is er tegen speldenprikjes? Noem ze acupunctuur en iedereen vindt het fantastisch!Je kunt natuurlijk zeggen: “Ach, wat geeft het, een beetje gezeur” maar het vervelende is dat die lui zichzelf dodelijk serieus nemen. Ze bedenken ‘beleid’ om de hoeveelheid natuur (wat zij natuur noemen) te verdubbelen. En er is altijd wel een ministerie dat om iets nieuws verlegen zit. Voor je het weet staat zo’n mooie polder onder water of hebben ze er bos geplant. Niet doen!
© 2004 Frits Hoorweg
powered by CJ2