archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Lopen delen printen terug
Een ommetje Arie de Jong

1714BZ OmmetjeIn Nederland wordt flink gewandeld. Let op: ‘lopen’ is niet het zelfde als ‘wandelen’. Lopen is in de eerste plaats functioneel (al kun je er ook plezier aan beleven), het maakt je tot een voetganger. Wandelen doe je voor je lol, voor je gezondheid, om je hoofd leeg te maken, noem maar op. Ik denk niet dat ik er ‘ijsberen’ toe wil rekenen, maar het heeft een breed spectrum.

Dat blijkt ook uit de jaarlijkse ‘wandelmonitor’ van de Stichting Wandelnet. Je staat te kijken hoeveel mensen wandelingen maken en wat hen bezielt. Van die stichting ben ik 14 jaar voorzitter geweest. Toen ik er begon telde voor die organisatie eigenlijk alleen de recreatieve dagwandeling. Er waren twee manieren om zo’n wandelaar te helpen: de gemarkeerde LAW-routes en streekpaden (die allemaal waren voorzien van een prachtig boekje met duidelijke kaarten, een routebeschrijving en weetjes over wat je tegenkomt). Voor de incidentele liefhebber waren er de NS-wandelingen (waarbij je aanvankelijk op het station van vertrek een routebeschrijving kon krijgen, op vertoon van het plaatsbewijs). We hadden niets op met ‘paaltjeswandelingen’, of met mensen die maar een uurtje gingen wandelen (al dan niet voorzien van hond of kinderen).

Anderen zagen dat anders. Je wilt niet weten hoeveel aanbod er is van beschreven of zelfs gemarkeerde wandelingen. Uiteraard in de natuurgebieden van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. In allerlei steden waren er stadswandelingen, soms bijeengebracht in een boekje. Er groeide de website ‘Groene Wissels’, met een ongelooflijk aantal wandelroutes, met allerlei afstanden. Een aanrader. In ‘Lopend Vuur’, het kwartaalblad voor de leden van de vereniging Te Voet, werd elke keer een wandeling beschreven. Er werden boekjes uitgebracht met themawandelingen, bijvoorbeeld archeologische wandelingen, of wandelingen die het begin- en eindpunt hebben in een kroeg.
Om maar niet te spreken van al die mensen die zelf hun weg wel weten te vinden door ergens uit de trein te stappen, of de auto neer te zetten en dan een middag of een hele dag te gaan wandelen in bos of duingebied.

Terug naar de Stichting Wandelnet. Ik was behoorlijk verbaasd toen onze toenmalige directeur, Anja van Kooten Niekerk, aankwam met het idee dat we niet alleen moesten kijken naar de recreatieve dagwandeling, maar oog moesten hebben voor mensen die gewoon een kilometer of 5 tot 10 willen wandelen, liefst in de directe omgeving, eventueel zelfs met als begin- en eindpunt hun eigen voordeur. Mensen die een ‘ommetje’ maken. We moesten ons niet meer alleen op die half tot heel miljoen ‘fanatieke wandelaars’ richten, maar ook op die miljoenen wandelaars die er na 1 tot 2 uur klaar mee zijn.
Voor onze organisatie was dat een omslag, maar een terechte. Zoals we ook doorkregen dat ons idee dat iedereen een ‘lijnwandeling’ wil maken onterecht was: veel mensen maken liever een ‘rondwandeling’, dan zijn ze immers weer terug bij hun auto.

Een volgende fase was de ontwikkeling van het ‘knooppuntensysteem’. Dat bestond al bij het fietsen. Het Fietsplatform (niet te verwarren met de Fietsersbond, dat is een vereniging van mensen die de belangen van fietsers willen ondersteunen), een samenwerkingsvorm van ANWB tot Fietsersbond, had Nederland overdekt met fietsknooppunten. Op die manier kon elke fietser een eigen fietstocht ontwikkelen, net zo lang je wilde en vanuit elk punt dat iemand goed uitkomt. Zonder dat je heel goed op de hoogte hoefde te zijn van de werkelijkheid, of een kei in kaartlezen. Je fietste via knooppunten, die elk een nummer hadden beneden de 100 (nog een heel gepuzzel om te voorkomen dat knooppunten met hetzelfde nummer al te dicht bij elkaar in de buurt zouden zijn), in de hoop dat overal de bordjes aanwezig waren om je naar een volgend knooppunt te loodsen. Dat laatste is niet verzekerd: ik maak zelf veel fietstochten via knooppunten en bijna bij elke tocht gaat er wel iets mis.

Wandelnet ging, in opdracht van regionale overheden, ook aan de slag met de ontwikkeling van knooppuntensystemen. Eerst in Twente, en stap voor stap in de rest van Nederland. Het is nog niet helemaal af. In Zuid-Holland kun je nu overal lopen via knooppunten. Al valt er best wat aan te merken op sommige keuzes die gemaakt zijn. Ik maak er al een poos gebruik van door een paar keer per week een ‘ommetje’ te maken. Dan loop ik 7 tot 10 kilometer, telkens op een andere plek, waar ik eerst met de fiets of de auto naartoe ga.

Sinds de corona-uitbraak kom ik verrassend veel mensen tegen bij die ommetjes. Het wandelen zat al in de lift, maar met corona is er een impuls gegeven zonder weerga. Vooral op zonnige dagen is het op sommige plekken gewoonweg te druk. Dan bedoel ik niet dat je elkaar loopt te besmetten, maar voor een geheide wandelaar is het niet leuk voortdurend achter andere ruggen aan te lopen (ook al lopen die meer dan 100 meter voor je uit) of bij voortduring een ‘goedendag’ te moeten wensen (want wandelaars begroeten elkaar, net als motorrijders). Het voordeel van het vermijden van drukke plekken is wel dat je telkens nieuwe routes ontdekt, die je als ze meevallen vaker kunt benutten.

Ik kan het iedereen aanraden, maak vaak een ommetje en niet telkens hetzelfde. Ga op ontdekkingsreis in je eigen streek.

--------
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie op: www.petrabusstra.com

© 2020 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Een ommetje Arie de Jong
1714BZ OmmetjeIn Nederland wordt flink gewandeld. Let op: ‘lopen’ is niet het zelfde als ‘wandelen’. Lopen is in de eerste plaats functioneel (al kun je er ook plezier aan beleven), het maakt je tot een voetganger. Wandelen doe je voor je lol, voor je gezondheid, om je hoofd leeg te maken, noem maar op. Ik denk niet dat ik er ‘ijsberen’ toe wil rekenen, maar het heeft een breed spectrum.

Dat blijkt ook uit de jaarlijkse ‘wandelmonitor’ van de Stichting Wandelnet. Je staat te kijken hoeveel mensen wandelingen maken en wat hen bezielt. Van die stichting ben ik 14 jaar voorzitter geweest. Toen ik er begon telde voor die organisatie eigenlijk alleen de recreatieve dagwandeling. Er waren twee manieren om zo’n wandelaar te helpen: de gemarkeerde LAW-routes en streekpaden (die allemaal waren voorzien van een prachtig boekje met duidelijke kaarten, een routebeschrijving en weetjes over wat je tegenkomt). Voor de incidentele liefhebber waren er de NS-wandelingen (waarbij je aanvankelijk op het station van vertrek een routebeschrijving kon krijgen, op vertoon van het plaatsbewijs). We hadden niets op met ‘paaltjeswandelingen’, of met mensen die maar een uurtje gingen wandelen (al dan niet voorzien van hond of kinderen).

Anderen zagen dat anders. Je wilt niet weten hoeveel aanbod er is van beschreven of zelfs gemarkeerde wandelingen. Uiteraard in de natuurgebieden van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer en de Provinciale Landschappen. In allerlei steden waren er stadswandelingen, soms bijeengebracht in een boekje. Er groeide de website ‘Groene Wissels’, met een ongelooflijk aantal wandelroutes, met allerlei afstanden. Een aanrader. In ‘Lopend Vuur’, het kwartaalblad voor de leden van de vereniging Te Voet, werd elke keer een wandeling beschreven. Er werden boekjes uitgebracht met themawandelingen, bijvoorbeeld archeologische wandelingen, of wandelingen die het begin- en eindpunt hebben in een kroeg.
Om maar niet te spreken van al die mensen die zelf hun weg wel weten te vinden door ergens uit de trein te stappen, of de auto neer te zetten en dan een middag of een hele dag te gaan wandelen in bos of duingebied.

Terug naar de Stichting Wandelnet. Ik was behoorlijk verbaasd toen onze toenmalige directeur, Anja van Kooten Niekerk, aankwam met het idee dat we niet alleen moesten kijken naar de recreatieve dagwandeling, maar oog moesten hebben voor mensen die gewoon een kilometer of 5 tot 10 willen wandelen, liefst in de directe omgeving, eventueel zelfs met als begin- en eindpunt hun eigen voordeur. Mensen die een ‘ommetje’ maken. We moesten ons niet meer alleen op die half tot heel miljoen ‘fanatieke wandelaars’ richten, maar ook op die miljoenen wandelaars die er na 1 tot 2 uur klaar mee zijn.
Voor onze organisatie was dat een omslag, maar een terechte. Zoals we ook doorkregen dat ons idee dat iedereen een ‘lijnwandeling’ wil maken onterecht was: veel mensen maken liever een ‘rondwandeling’, dan zijn ze immers weer terug bij hun auto.

Een volgende fase was de ontwikkeling van het ‘knooppuntensysteem’. Dat bestond al bij het fietsen. Het Fietsplatform (niet te verwarren met de Fietsersbond, dat is een vereniging van mensen die de belangen van fietsers willen ondersteunen), een samenwerkingsvorm van ANWB tot Fietsersbond, had Nederland overdekt met fietsknooppunten. Op die manier kon elke fietser een eigen fietstocht ontwikkelen, net zo lang je wilde en vanuit elk punt dat iemand goed uitkomt. Zonder dat je heel goed op de hoogte hoefde te zijn van de werkelijkheid, of een kei in kaartlezen. Je fietste via knooppunten, die elk een nummer hadden beneden de 100 (nog een heel gepuzzel om te voorkomen dat knooppunten met hetzelfde nummer al te dicht bij elkaar in de buurt zouden zijn), in de hoop dat overal de bordjes aanwezig waren om je naar een volgend knooppunt te loodsen. Dat laatste is niet verzekerd: ik maak zelf veel fietstochten via knooppunten en bijna bij elke tocht gaat er wel iets mis.

Wandelnet ging, in opdracht van regionale overheden, ook aan de slag met de ontwikkeling van knooppuntensystemen. Eerst in Twente, en stap voor stap in de rest van Nederland. Het is nog niet helemaal af. In Zuid-Holland kun je nu overal lopen via knooppunten. Al valt er best wat aan te merken op sommige keuzes die gemaakt zijn. Ik maak er al een poos gebruik van door een paar keer per week een ‘ommetje’ te maken. Dan loop ik 7 tot 10 kilometer, telkens op een andere plek, waar ik eerst met de fiets of de auto naartoe ga.

Sinds de corona-uitbraak kom ik verrassend veel mensen tegen bij die ommetjes. Het wandelen zat al in de lift, maar met corona is er een impuls gegeven zonder weerga. Vooral op zonnige dagen is het op sommige plekken gewoonweg te druk. Dan bedoel ik niet dat je elkaar loopt te besmetten, maar voor een geheide wandelaar is het niet leuk voortdurend achter andere ruggen aan te lopen (ook al lopen die meer dan 100 meter voor je uit) of bij voortduring een ‘goedendag’ te moeten wensen (want wandelaars begroeten elkaar, net als motorrijders). Het voordeel van het vermijden van drukke plekken is wel dat je telkens nieuwe routes ontdekt, die je als ze meevallen vaker kunt benutten.

Ik kan het iedereen aanraden, maak vaak een ommetje en niet telkens hetzelfde. Ga op ontdekkingsreis in je eigen streek.

--------
Het plaatje is van Petra Busstra
Meer informatie op: www.petrabusstra.com
© 2020 Arie de Jong
powered by CJ2