archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > In de tuin delen printen terug
De teloorgang van de Chinese klokjesbloem Theo Capel

De dagen lengen weer en zo kan ik 's avonds terug van het werk nog met licht vanaf een verder gelegen bushalte door een nieuwbouwwijkje naar huis lopen en onderweg inspecteren wat er allemaal in de mini-voortuintjes is gezet. Sherlock Holmes heeft ons echter geleerd dat niet alleen zaken die men kan waarnemen van belang zijn, maar juist ook zaken waarvan we niets merken ('de hond die niet blafte'). Op wat er in die tuintjes staat, kom ik een keer terug, maar op mijn wandeling drong het tot me door dat niemand liguster had aangeplant en dat nergens een forsythia (Chinese klokjesbloem) te zien was. Loop je door een oudere wijk, zo een waar ik bijvoorbeeld zelf woon, dan ligt dat heel anders.

De moderne mens mijdt blijkbaar de forsythia. Als hij er had gestaan, dan zou hij echt zijn opgevallen, omdat de struik langzaam maar zeker in zijn volle, gele prachtbloei aan het komen is. Het nadeel is dat er na de bloei een onooglijke struik overblijft met nietszeggend blad en veel takken die alle kanten uitwijzen. Dat is een reden om hem geen ereplaats in de tuin te geven, maar waarom zou je hem volkomen negeren? Het heeft misschien met de kleur geel te maken. Geel en groen zijn de kleuren van de zot en mogelijk dat daarom veel mensen weigeren van hun tuin een soort narrenpak te maken. Je staat ermee voor gek, denken ze misschien.

En dan is er natuurlijk de terreur van de smaakmakers die iedere keer opnieuw iets anders voor de tuin dicteren. Wit was zo jaren lang een modekleur, bij ons erin gepompt naar het voorbeeld van de 'witte tuin' van het Engelse Sissinghurst. Wit is prachtig, maar geel ook. Je hebt met geel altijd de zon in je tuin, ook al schijnt die niet. Nou moet ik toegeven dat in mijn tuin de forsythia ook ontbreekt, maar ik kan er toch van genieten omdat bij ons aan de overkant van het plantsoen iemand hem als leistruik tegen de gevel heeft staan. Op het internet zag ik dat er meer dan 40 soorten te krijgen zijn, waarvan één met de intrigerende naam Karl Sax. Dat blijkt een Amerikaan te zijn geweest die jarenlang het arboretum van de Universiteit van Harvard beheerde. De forsythia zelf is overigens genoemd naar de Engelse hovenier Forsyth. Zou ik alsnog een forsythia gaan kopen, dan zou mijn keuze vallen op de Spectabilis, beter kun je de overdonderende gele pracht niet uitdrukken.

Bij mij wordt het geel aan de grond vertegenwoordigd door narcissen en crocussen die ik zelf heb geplant en door het speenkruid dat gewoon is aan komen waaien en brutaal de halve tuin in beslag dreigt te nemen. Langs de weg in de berm zag ik ook al het klein hoefblad in bloei. Je praat dan wel over geel, maar daarbinnen is er natuurlijk een enorme variatie. Iedereen die wel eens heeft moeten beslissen welke verf je voor een schilderklus in huis wilt hebben, kent de onmogelijkheid om precies de tint uit te leggen. 'Geel', zeg je dan maar om te beginnen. In mijn tuin zorgt een kerria (ranonkelstruik) voor het hogere gele werk. Het is een struik waarover ook snel met enige minachting wordt gesproken. Zijn takken groeien dun en recht de lucht in en de bladeren zijn klein en getand. Zonder bloemen stelt hij eigenlijk even weinig voor als de forsythia, zij het dat de takken frisgroen zijn en niet grijsgrauw. Zo oogt hij toch iets beter.

De kerria komt later in bloei dan de forsythia, maar bij mij begint hij nu ook al een beetje uit te lopen en komen de eerste knoopachtige bloemen tevoorschijn. 'Mini-pompons' is een betere benaming. Ik heb een pleniflora staan. De kerria dankt zijn naam ook aan een Engelse botanicus, die uiteraard Kerr heette. De struik is net als de forsythia voor enkele euro's te koop. Mogelijk dat de goedkoopte afschrikt om hem te planten. Tuiniers zijn soms nogal snobs.

De natuur houdt wel van geel. Met een kleine moeite heb je zo een tuin vol gele bloemen. De brem groeide bij ons helaas uit zijn krachten en gaf het op en het duizendblad (achillea) krijgt te weinig zon om het goed te doen. De wederik (lysimachia) weet echter zijn plaats niet en wortelt stiekem tussen en onder andere planten door om ze tenslotte geheel te verdringen. Om eens wat anders in de tuin te hebben dan de gele voorjaarszonnebloem (doronicum), kocht ik een paar jaar terug bij een kweker een partijtje nagelkruid (geum) zonder verder naar de soort en naam te vragen. Het was vermoedelijk geum rivale, omdat de bloemen knikken. Bij hem hadden ze prachtig gele bloemetjes, maar bij mij komt er uit de donkere kelkblaadjes niks tevoorschijn. Toch weer gebrek aan direct zonlicht? In mijn tuinboek staat dat van de wortels een naar chocolade smakende drank bereid kan worden. Ik betwijfel het. Van veel zaken die in de tuin gebeuren, kan ik in het geheel geen chocola maken. En dan zou het met geum wel moeten lukken?

© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "In de tuin"
Bezigheden > In de tuin
De teloorgang van de Chinese klokjesbloem Theo Capel
De dagen lengen weer en zo kan ik 's avonds terug van het werk nog met licht vanaf een verder gelegen bushalte door een nieuwbouwwijkje naar huis lopen en onderweg inspecteren wat er allemaal in de mini-voortuintjes is gezet. Sherlock Holmes heeft ons echter geleerd dat niet alleen zaken die men kan waarnemen van belang zijn, maar juist ook zaken waarvan we niets merken ('de hond die niet blafte'). Op wat er in die tuintjes staat, kom ik een keer terug, maar op mijn wandeling drong het tot me door dat niemand liguster had aangeplant en dat nergens een forsythia (Chinese klokjesbloem) te zien was. Loop je door een oudere wijk, zo een waar ik bijvoorbeeld zelf woon, dan ligt dat heel anders.

De moderne mens mijdt blijkbaar de forsythia. Als hij er had gestaan, dan zou hij echt zijn opgevallen, omdat de struik langzaam maar zeker in zijn volle, gele prachtbloei aan het komen is. Het nadeel is dat er na de bloei een onooglijke struik overblijft met nietszeggend blad en veel takken die alle kanten uitwijzen. Dat is een reden om hem geen ereplaats in de tuin te geven, maar waarom zou je hem volkomen negeren? Het heeft misschien met de kleur geel te maken. Geel en groen zijn de kleuren van de zot en mogelijk dat daarom veel mensen weigeren van hun tuin een soort narrenpak te maken. Je staat ermee voor gek, denken ze misschien.

En dan is er natuurlijk de terreur van de smaakmakers die iedere keer opnieuw iets anders voor de tuin dicteren. Wit was zo jaren lang een modekleur, bij ons erin gepompt naar het voorbeeld van de 'witte tuin' van het Engelse Sissinghurst. Wit is prachtig, maar geel ook. Je hebt met geel altijd de zon in je tuin, ook al schijnt die niet. Nou moet ik toegeven dat in mijn tuin de forsythia ook ontbreekt, maar ik kan er toch van genieten omdat bij ons aan de overkant van het plantsoen iemand hem als leistruik tegen de gevel heeft staan. Op het internet zag ik dat er meer dan 40 soorten te krijgen zijn, waarvan één met de intrigerende naam Karl Sax. Dat blijkt een Amerikaan te zijn geweest die jarenlang het arboretum van de Universiteit van Harvard beheerde. De forsythia zelf is overigens genoemd naar de Engelse hovenier Forsyth. Zou ik alsnog een forsythia gaan kopen, dan zou mijn keuze vallen op de Spectabilis, beter kun je de overdonderende gele pracht niet uitdrukken.

Bij mij wordt het geel aan de grond vertegenwoordigd door narcissen en crocussen die ik zelf heb geplant en door het speenkruid dat gewoon is aan komen waaien en brutaal de halve tuin in beslag dreigt te nemen. Langs de weg in de berm zag ik ook al het klein hoefblad in bloei. Je praat dan wel over geel, maar daarbinnen is er natuurlijk een enorme variatie. Iedereen die wel eens heeft moeten beslissen welke verf je voor een schilderklus in huis wilt hebben, kent de onmogelijkheid om precies de tint uit te leggen. 'Geel', zeg je dan maar om te beginnen. In mijn tuin zorgt een kerria (ranonkelstruik) voor het hogere gele werk. Het is een struik waarover ook snel met enige minachting wordt gesproken. Zijn takken groeien dun en recht de lucht in en de bladeren zijn klein en getand. Zonder bloemen stelt hij eigenlijk even weinig voor als de forsythia, zij het dat de takken frisgroen zijn en niet grijsgrauw. Zo oogt hij toch iets beter.

De kerria komt later in bloei dan de forsythia, maar bij mij begint hij nu ook al een beetje uit te lopen en komen de eerste knoopachtige bloemen tevoorschijn. 'Mini-pompons' is een betere benaming. Ik heb een pleniflora staan. De kerria dankt zijn naam ook aan een Engelse botanicus, die uiteraard Kerr heette. De struik is net als de forsythia voor enkele euro's te koop. Mogelijk dat de goedkoopte afschrikt om hem te planten. Tuiniers zijn soms nogal snobs.

De natuur houdt wel van geel. Met een kleine moeite heb je zo een tuin vol gele bloemen. De brem groeide bij ons helaas uit zijn krachten en gaf het op en het duizendblad (achillea) krijgt te weinig zon om het goed te doen. De wederik (lysimachia) weet echter zijn plaats niet en wortelt stiekem tussen en onder andere planten door om ze tenslotte geheel te verdringen. Om eens wat anders in de tuin te hebben dan de gele voorjaarszonnebloem (doronicum), kocht ik een paar jaar terug bij een kweker een partijtje nagelkruid (geum) zonder verder naar de soort en naam te vragen. Het was vermoedelijk geum rivale, omdat de bloemen knikken. Bij hem hadden ze prachtig gele bloemetjes, maar bij mij komt er uit de donkere kelkblaadjes niks tevoorschijn. Toch weer gebrek aan direct zonlicht? In mijn tuinboek staat dat van de wortels een naar chocolade smakende drank bereid kan worden. Ik betwijfel het. Van veel zaken die in de tuin gebeuren, kan ik in het geheel geen chocola maken. En dan zou het met geum wel moeten lukken?
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2