archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
They just fade away Gerard Weel

1109BS FadeAls je de zeventig bent gepasseerd en vaak ook al eerder, gebeurt er iets met je. Je wordt onzichtbaar, je verdwijnt gewoon uit beeld. In het begin merk je het niet, maar opeens is het er. Mijn familie ziet me nog wel staan en mijn (net zo bejaarde) vrienden ook. En de garagehouder die me een nieuwe auto wil aanpraten, natuurlijk ook. Maar daarbuiten, en dan vooral voor de jongere generaties ben ik onzichtbaar. Hooguit een schim, een grijze veeg die het gezichtsveld even vertroebelt.

Er is één categorie die werkelijk dwars door me heen kijkt. Dat zijn de vrouwen onder de vijftig, en zeker de mooie vrouwen, zo tussen de achttien en de veertig. Minder dan een fossiel ben ik voor ze. Als ze je al zien, is het vrijwel altijd omdat je in de weg staat. Vandaag wat moois meegemaakt. Volkomen genegeerd. Je zou er echt depressief van worden. Maar dat ligt niet in mijn aard. Bovendien, die onzichtbaarheid heeft naast deprimerende ook interessante kanten. Je ziet, je hoort en je leert nog eens wat. En soms existeer je even. Heel even, als het zo uitkomt.

Het was mistig, druilerig en koud en wat doe je dan als weduwnaar die in het bezit is van een museumjaarkaart? Precies. Het Van Gogh dit keer. Met de trein van Leiden-Centraal naar Amsterdam-Zuid/WTC, het hart van de zuid-as. Daar gaat veel geld om en het zoemt er van de mooie vrouwen. Ik zat nog maar net in een vrijwel leeg treinstel of er plofte een vrouw op de bank tegenover me. Telefoon aan haar oor, een grote rolkoffer op het middenpad. Even later sukkelde die door het optrekken en remmen van de trein ergens achter haar onder een bank, het ontging haar volledig. Een mooie vrouw, zonder twijfel. Een getinte huid, zouden ze zeggen in Opsporing Verzocht. Zorgvuldig nonchalant gekapt, glanzend zwart haar. Bazig type, hoofd van een kleine afdeling in de onderste regionen van een bank of administratiekantoor, schatte ik zo.

Ze worstelde duidelijk met haar emoties. En een en al geagiteerdheid: sjaal los, lakjas open, benen over elkaar, benen van elkaar, benen over elkaar. Dat ze daarbij mijn knie venijnig schampte, merkte ze niet eens. Of het liet haar koud. Intussen pruttelde de telefoon in haar oor maar door. Toen die stil viel, brandde zij los: “Nou Tanja, dan ken je hem toch echt niet. Het is een ‘pervert’, die ook nog eens zijn handjes niet kan thuis houden. En hij is ook hartstikke paranoia. Zelfs als ik met mijn ouwe opa (hier dacht ik even dat ze me aankeek!) over straat loop, ziet ie me vreemd gaan. Ik begrijp dat je het voor je broer opneemt maar hij is hartstikke gek. Hoe komt ie eigenlijk zo gek, jij bent toch best normaal of doe je soms ook van die idiote dingen in bed. Nee toch? Wat zeg je? Overdrijf ik? Mooi niet.
Zal ik je eens precies beschrijven wat ik voor een nacht achter de rug heb? Een rampnacht. Wat zeg je? Je wilt het niet horen? Vind ik wel zwak van je. Weet je dat ik elke nacht mijn laarzen moet aanhouden in bed, die kaplaarzen weet je wel? De hele nacht. Want als meneer zin krijgt moet ik er klaar voor zijn en zonder laarzen kan hij het niet. Nou wat vind je daarvan? Noem je dat normaal? Ben al een paar keer bij de huisarts geweest met zware, raar tintelende benen. Hij kan niks vinden en heeft er ook niks voor. Denkt dat het stress is. En ik durf natuurlijk niks te zeggen. Op die rooie plekken moet ik maar gewoon Nivea smeren. De laatste keer dacht hij trouwens dat het misschien wel iets ernstigs is. Misschien wel MS of reuma. Kan je van krappe laarzen MS krijgen? Misschien zat ie me trouwens gewoon te stangen. Waarom moet je zo lachen? Je luistert helemaal niet he?”

Heimelijk keek ik naar haar voeten. Ze had haar schoenen uitgeschopt en ik zag dat ze behoorlijk gezwollen waren. Boven haar enkels liepen rode strepen die zo te zien bij de rand  van haar broekspijpen niet stopten. Lelijke, moppige tenen had ze trouwens.
“Ik ga bij hem weg. Heb het helemaal gehad. Heb in elk geval spullen meegenomen waar ik het een paar dagen mee kan uithouden. Kan hij afkoelen en nadenken. Maar die laarzen, dat is voorgoed afgelopen. Je mag hem trouwens best laten merken dat je het weet van die laarzen. Zeg maar dat ik misschien wel naar de politie ga, aangifte doen voor mishandeling.  Waarom zeg je niks?  Hij wordt mijn ondergang. Zou me niet verbazen als ik vandaag of morgen ontslagen word. Ik kom steeds vaker te laat en mijn werk is een zootje. Mijn benen zijn ziek en ik moet ‘s morgens eerst een tijd mijn schoenen oprekken voor ik ze aan krijg. En als ik eenmaal achter mijn bureau zit kom ik bijna niet meer omhoog van de pijn.
God, we hebben Schiphol al gehad. Ik moet er zo uit. Heb een bespreking die ik echt niet kan missen. Mag wel beginnen met mijn schoenen want de trein stopt maar heel kort op Amsterdam-Zuid. Jezus, daar heb je m’n kantoor al. Nou doei hoor!”

Ik  keek naar buiten en zag de imposante schoen van  ING langs glijden. O ironie, ‘s nachts laarzen en overdag opgeborgen in een reuzenschoen. De trein minderde nu snel vaart. Er begonnen al mensen op te staan. Ik moest er hier ook uit. Wilde wel opstaan maar voorlopig was daar geen denken aan. Ze had een voet met een onwillige schoen naast mij tegen de bank geplant en oefende vloekend en steunend flinke druk uit.  Ik bezat mijn ziel in lijdzaamheid. Van Gogh is de hele dag open en het gaat mij toch meer om de mensen dan om de zonnebloemen en de bloesemtakken. Die ken ik nou wel.
De trein stopte. We hadden één minuut om uit te stappen. Mijn overbuurvrouw had één schoen aan gekregen. Ze kwam steunend met een rood hoofd overeind en toen ZAG ze mij! Ik zag de paniek in haar ogen. Die tweede schoen dat zou niet meer lukken en god ze had ook nog een rolkoffer bij zich, waar was die?

“Mevrouw”, zei ik, “probeert u maar voorzichtig op één schoen de uitgang te halen dan pak ik uw koffer”. “ Dank u wel”, mompelde ze. Moeizaam kwam ze overeind, zwaar op mij steunend. Even stond ze te wankelen in het middenpad, een schoen in de hand, de andere hand op mijn schouder. Ik voelde een soort triomf: ik bestond! Ik pakte de koffer en net voor het automatisch sluiten van de deuren, glipten we naar buiten.
Ze strompelde naar de eerste de beste bank. Met een stevige vloek ging ze zitten. Begon meteen te worstelen met de tweede schoen. Ook deze gekwelde voet liet zich zo te zien niet gemakkelijk temmen. Ik plaatste de rolkoffer naast haar. Overwoog nog even haar mijn arm aan te bieden om haar op weg te helpen. Merkte toen dat ik al weer helemaal verdwenen was. Terug in mijn vertrouwde schimmenrijk.

Opgelucht ging ik op zoek naar de tram voor het Museumplein.

---------------------------------------
De tekening is van Elène Klaren

© 2014 Gerard Weel meer Gerard Weel - meer "Het leven zelf"
Beschouwingen > Het leven zelf
They just fade away Gerard Weel
1109BS FadeAls je de zeventig bent gepasseerd en vaak ook al eerder, gebeurt er iets met je. Je wordt onzichtbaar, je verdwijnt gewoon uit beeld. In het begin merk je het niet, maar opeens is het er. Mijn familie ziet me nog wel staan en mijn (net zo bejaarde) vrienden ook. En de garagehouder die me een nieuwe auto wil aanpraten, natuurlijk ook. Maar daarbuiten, en dan vooral voor de jongere generaties ben ik onzichtbaar. Hooguit een schim, een grijze veeg die het gezichtsveld even vertroebelt.

Er is één categorie die werkelijk dwars door me heen kijkt. Dat zijn de vrouwen onder de vijftig, en zeker de mooie vrouwen, zo tussen de achttien en de veertig. Minder dan een fossiel ben ik voor ze. Als ze je al zien, is het vrijwel altijd omdat je in de weg staat. Vandaag wat moois meegemaakt. Volkomen genegeerd. Je zou er echt depressief van worden. Maar dat ligt niet in mijn aard. Bovendien, die onzichtbaarheid heeft naast deprimerende ook interessante kanten. Je ziet, je hoort en je leert nog eens wat. En soms existeer je even. Heel even, als het zo uitkomt.

Het was mistig, druilerig en koud en wat doe je dan als weduwnaar die in het bezit is van een museumjaarkaart? Precies. Het Van Gogh dit keer. Met de trein van Leiden-Centraal naar Amsterdam-Zuid/WTC, het hart van de zuid-as. Daar gaat veel geld om en het zoemt er van de mooie vrouwen. Ik zat nog maar net in een vrijwel leeg treinstel of er plofte een vrouw op de bank tegenover me. Telefoon aan haar oor, een grote rolkoffer op het middenpad. Even later sukkelde die door het optrekken en remmen van de trein ergens achter haar onder een bank, het ontging haar volledig. Een mooie vrouw, zonder twijfel. Een getinte huid, zouden ze zeggen in Opsporing Verzocht. Zorgvuldig nonchalant gekapt, glanzend zwart haar. Bazig type, hoofd van een kleine afdeling in de onderste regionen van een bank of administratiekantoor, schatte ik zo.

Ze worstelde duidelijk met haar emoties. En een en al geagiteerdheid: sjaal los, lakjas open, benen over elkaar, benen van elkaar, benen over elkaar. Dat ze daarbij mijn knie venijnig schampte, merkte ze niet eens. Of het liet haar koud. Intussen pruttelde de telefoon in haar oor maar door. Toen die stil viel, brandde zij los: “Nou Tanja, dan ken je hem toch echt niet. Het is een ‘pervert’, die ook nog eens zijn handjes niet kan thuis houden. En hij is ook hartstikke paranoia. Zelfs als ik met mijn ouwe opa (hier dacht ik even dat ze me aankeek!) over straat loop, ziet ie me vreemd gaan. Ik begrijp dat je het voor je broer opneemt maar hij is hartstikke gek. Hoe komt ie eigenlijk zo gek, jij bent toch best normaal of doe je soms ook van die idiote dingen in bed. Nee toch? Wat zeg je? Overdrijf ik? Mooi niet.
Zal ik je eens precies beschrijven wat ik voor een nacht achter de rug heb? Een rampnacht. Wat zeg je? Je wilt het niet horen? Vind ik wel zwak van je. Weet je dat ik elke nacht mijn laarzen moet aanhouden in bed, die kaplaarzen weet je wel? De hele nacht. Want als meneer zin krijgt moet ik er klaar voor zijn en zonder laarzen kan hij het niet. Nou wat vind je daarvan? Noem je dat normaal? Ben al een paar keer bij de huisarts geweest met zware, raar tintelende benen. Hij kan niks vinden en heeft er ook niks voor. Denkt dat het stress is. En ik durf natuurlijk niks te zeggen. Op die rooie plekken moet ik maar gewoon Nivea smeren. De laatste keer dacht hij trouwens dat het misschien wel iets ernstigs is. Misschien wel MS of reuma. Kan je van krappe laarzen MS krijgen? Misschien zat ie me trouwens gewoon te stangen. Waarom moet je zo lachen? Je luistert helemaal niet he?”

Heimelijk keek ik naar haar voeten. Ze had haar schoenen uitgeschopt en ik zag dat ze behoorlijk gezwollen waren. Boven haar enkels liepen rode strepen die zo te zien bij de rand  van haar broekspijpen niet stopten. Lelijke, moppige tenen had ze trouwens.
“Ik ga bij hem weg. Heb het helemaal gehad. Heb in elk geval spullen meegenomen waar ik het een paar dagen mee kan uithouden. Kan hij afkoelen en nadenken. Maar die laarzen, dat is voorgoed afgelopen. Je mag hem trouwens best laten merken dat je het weet van die laarzen. Zeg maar dat ik misschien wel naar de politie ga, aangifte doen voor mishandeling.  Waarom zeg je niks?  Hij wordt mijn ondergang. Zou me niet verbazen als ik vandaag of morgen ontslagen word. Ik kom steeds vaker te laat en mijn werk is een zootje. Mijn benen zijn ziek en ik moet ‘s morgens eerst een tijd mijn schoenen oprekken voor ik ze aan krijg. En als ik eenmaal achter mijn bureau zit kom ik bijna niet meer omhoog van de pijn.
God, we hebben Schiphol al gehad. Ik moet er zo uit. Heb een bespreking die ik echt niet kan missen. Mag wel beginnen met mijn schoenen want de trein stopt maar heel kort op Amsterdam-Zuid. Jezus, daar heb je m’n kantoor al. Nou doei hoor!”

Ik  keek naar buiten en zag de imposante schoen van  ING langs glijden. O ironie, ‘s nachts laarzen en overdag opgeborgen in een reuzenschoen. De trein minderde nu snel vaart. Er begonnen al mensen op te staan. Ik moest er hier ook uit. Wilde wel opstaan maar voorlopig was daar geen denken aan. Ze had een voet met een onwillige schoen naast mij tegen de bank geplant en oefende vloekend en steunend flinke druk uit.  Ik bezat mijn ziel in lijdzaamheid. Van Gogh is de hele dag open en het gaat mij toch meer om de mensen dan om de zonnebloemen en de bloesemtakken. Die ken ik nou wel.
De trein stopte. We hadden één minuut om uit te stappen. Mijn overbuurvrouw had één schoen aan gekregen. Ze kwam steunend met een rood hoofd overeind en toen ZAG ze mij! Ik zag de paniek in haar ogen. Die tweede schoen dat zou niet meer lukken en god ze had ook nog een rolkoffer bij zich, waar was die?

“Mevrouw”, zei ik, “probeert u maar voorzichtig op één schoen de uitgang te halen dan pak ik uw koffer”. “ Dank u wel”, mompelde ze. Moeizaam kwam ze overeind, zwaar op mij steunend. Even stond ze te wankelen in het middenpad, een schoen in de hand, de andere hand op mijn schouder. Ik voelde een soort triomf: ik bestond! Ik pakte de koffer en net voor het automatisch sluiten van de deuren, glipten we naar buiten.
Ze strompelde naar de eerste de beste bank. Met een stevige vloek ging ze zitten. Begon meteen te worstelen met de tweede schoen. Ook deze gekwelde voet liet zich zo te zien niet gemakkelijk temmen. Ik plaatste de rolkoffer naast haar. Overwoog nog even haar mijn arm aan te bieden om haar op weg te helpen. Merkte toen dat ik al weer helemaal verdwenen was. Terug in mijn vertrouwde schimmenrijk.

Opgelucht ging ik op zoek naar de tram voor het Museumplein.

---------------------------------------
De tekening is van Elène Klaren
© 2014 Gerard Weel
powered by CJ2