archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Bolivia: La guerra del gas Arwa Meijer

0113 Brief uit BoliviaMijn moeder is Boliviaanse en mijn vader Nederlander. Na mijn jeugd in Nederland te hebben doorgebracht ben ik nu de Boliviaanse connectie aan het verkennen. Het land is alles wat je er van verwacht en meer: de natuur is overweldigend, de bevolking is erg gastvrij, de Indiaanse cultuur maakt dat alles anders is. Tegenover al het moois staat de schrijnende armoede. Op straat vragen arme mensen je voortdurend om geld. Tegenover het huis van mijn oma in Cochabamba, waar ik logeer, slaapt elke avond een man onder een dekentje op straat. Mensen die werken krijgen aan het eind van de maand vaak niets uitbetaald, omdat er gewoonweg geen geld is. Bolivia verkeert in een diepe economische crisis, met weinig uitzicht op verbetering.
Voor mijn werk als reisleider moest ik twee weken naar Lima in Peru. Bij vertrek was in Bolivia de sfeer om te snijden. Het besluit van de Boliviaanse regering om aardgas te verkopen aan de Verenigde Staten en dat via Chili, de Boliviaanse aartsvijand, te exporteren, was zeer slecht gevallen bij de bevolking. De busreis van Cochabamba naar Desaguadero aan de grens met Peru werd ernstig bemoeilijkt door wegblokkades. Daardoor deden we zes uur over een reis die normaal een uur duurt. Af en toe werd onze bus achterna gezeten door mensen die met stenen gooiden. Pas bij de grens werd het rustig.
Na twee weken werken in Lima ging ik terug, tegen het advies van velen in. Een van mijn Boliviaanse vrienden stuurde namelijk een e-mailtje waarin stond:
‘In Bolivia is het wat rustiger, … je doet er goed aan meteen terug te komen.’ Men verwachtte dat het de week daarop weer onrustig zou worden. Ik besloot dezelfde avond nog te vertrekken. Onderweg vroeg ik aan iedereen hoe de situatie in Bolivia was.
“Gaat nog wel,” was meestal het antwoord. Tot aan de grens waren er inderdaad geen problemen. Om drie uur in de morgen stond ik op en ging op zoek naar een taxi die mij naar La Paz wilde brengen. Ik vond er een waar ik uiteindelijk met acht anderen inzat. Allemaal mensen die ook graag naar huis wilden. Onderweg bleken we de enige 'gekken' te zijn die het waagden om de reis naar La Paz te maken. De wegen lagen vol met stenen, bergen aarde, glas en takken. We moesten de weg vrijmaken zodat de auto er langs kon, uitputtend werk op een hoogte van bijna 3500 meter. Om te voorkomen dat we de boeren wakker maakten deden we het zo snel mogelijk. Eén keer werden de boeren toch wakker en kwamen op ons afgestormd. Ze wilden de ruiten van de taxi kapot maken, maar met wat geld wisten we ze tot bedaren te brengen. We mochten weer verder. De reis verliep redelijk tot we tegen achten bij een benzinestation aankwamen, waar veel mensen stonden die de weg blokkeerden. De enige oplossing leek om naar La Paz te lopen. Het probleem was dat ik een koffer van twintig kilo bij me had. Na een uur kon ik niet meer. Juist op dat moment kwam er een man op een fiets langs, die aanbood mijn koffer achterop te nemen. Hij was een Peruaan die in El Alto woonde. El Alto is een stad ten noorden van La Paz, waar de rellen het hevigst waren. De weg naar La Paz loopt er doorheen. Van tegenliggers kregen we te horen dat je bij de blokkades beroofd werd en dat er spullen in brand werden gestoken en:
“Jullie kunnen beter een andere route nemen.” Dat deden we, maar zo'n tweehonderd meter verderop stuitten we weer op een andere blokkade. In ruil voor wat geld mochten we uiteindelijk toch weer verder.
“Laten we eerst naar mijn huis gaan,” stelde Cristóbal, de man met de fiets, voor. Daar was zijn vrouw, die net een kindje gekregen had, en daar kon ik blijven tot het rustig was. Nou, ik weet niet hoe we er gekomen zijn, maar na vijf uur lopen kwamen we
's middags om één uur bij zijn huisje aan. Ik heb er geslapen en ze hebben me eten gegeven. De volgende ochtend om drie uur wilde ik weer een poging doen om naar La Paz te gaan. Niet ver van zijn huis stond helaas een groepje dronkaards stenen te gooien naar alles wat langskwam. We gingen terug. Een uur later besloten we het er toch op te wagen. De koffer achterop, ik voorop en Cristóbal keihard fietsen. Toen we langs die groep moesten kwam er gelukkig voor ons net een auto voorbij en lukte het ons er ongemerkt langs te glippen. Wat verderop vonden we een taxi die mij mee wilde nemen. We hadden de koffer echter zo goed vastgemaakt dat we hem niet los konden krijgen, terwijl er al weer agressieve boeren op ons afkwamen. Gelukkig had de taxichauffeur, die op zijn benen stond te trillen van de spanning, een schaar. Alles liep op het nippertje goed af. Althans voor mij, ik moest Cristóbal daar achterlaten. Ik heb hem later opgebeld. Hij was er ook heelhuids vanaf gekomen. Hij had de boeren moeten helpen stenen te sjouwen en mocht toen weg. Een taxi bracht me veilig bij een vriendin van mijn moeder die in La Paz woont. Met haar heb ik diezelfde dag nog een vliegticket gekocht. De volgende dag zijn we zeer vroeg naar het vliegveld, dat bij El Alto ligt, gegaan en uiteindelijk ben ik veilig in Cochabamba aangekomen.
Op maandag 13 oktober 2003 culmineerde de oorlog om het gas (La guerra del gas) in een gewelddadig treffen tussen politie en boeren in El Alto, dat uitmondde in een bloedbad waarbij 28 mensen omkwamen. Vier dagen later trad de president van Bolivia af en vertrok naar de Verenigde Staten. Het besluit om het gas via Chili te exporteren werd opgeschort waarna de rust in Bolivia voorlopig terugkeerde.
Het is moeilijk te zeggen wat meer indruk op me heeft gemaakt: de woede van de mensen die zich miskend voelen en tekort gedaan, of de belangeloze zorgzaamheid van Cristóbal en zijn vrouw. De rellen lijken erop te duiden dat Bolivia een groot probleem heeft, dat niet zo een-twee-drie is op te lossen. Maar als er zulke onbaatzuchtige mensen wonen moet het toch een keer lukken, zou je zeggen.


© 2004 Arwa Meijer meer Arwa Meijer - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Bolivia: La guerra del gas Arwa Meijer
0113 Brief uit BoliviaMijn moeder is Boliviaanse en mijn vader Nederlander. Na mijn jeugd in Nederland te hebben doorgebracht ben ik nu de Boliviaanse connectie aan het verkennen. Het land is alles wat je er van verwacht en meer: de natuur is overweldigend, de bevolking is erg gastvrij, de Indiaanse cultuur maakt dat alles anders is. Tegenover al het moois staat de schrijnende armoede. Op straat vragen arme mensen je voortdurend om geld. Tegenover het huis van mijn oma in Cochabamba, waar ik logeer, slaapt elke avond een man onder een dekentje op straat. Mensen die werken krijgen aan het eind van de maand vaak niets uitbetaald, omdat er gewoonweg geen geld is. Bolivia verkeert in een diepe economische crisis, met weinig uitzicht op verbetering.
Voor mijn werk als reisleider moest ik twee weken naar Lima in Peru. Bij vertrek was in Bolivia de sfeer om te snijden. Het besluit van de Boliviaanse regering om aardgas te verkopen aan de Verenigde Staten en dat via Chili, de Boliviaanse aartsvijand, te exporteren, was zeer slecht gevallen bij de bevolking. De busreis van Cochabamba naar Desaguadero aan de grens met Peru werd ernstig bemoeilijkt door wegblokkades. Daardoor deden we zes uur over een reis die normaal een uur duurt. Af en toe werd onze bus achterna gezeten door mensen die met stenen gooiden. Pas bij de grens werd het rustig.
Na twee weken werken in Lima ging ik terug, tegen het advies van velen in. Een van mijn Boliviaanse vrienden stuurde namelijk een e-mailtje waarin stond:
‘In Bolivia is het wat rustiger, … je doet er goed aan meteen terug te komen.’ Men verwachtte dat het de week daarop weer onrustig zou worden. Ik besloot dezelfde avond nog te vertrekken. Onderweg vroeg ik aan iedereen hoe de situatie in Bolivia was.
“Gaat nog wel,” was meestal het antwoord. Tot aan de grens waren er inderdaad geen problemen. Om drie uur in de morgen stond ik op en ging op zoek naar een taxi die mij naar La Paz wilde brengen. Ik vond er een waar ik uiteindelijk met acht anderen inzat. Allemaal mensen die ook graag naar huis wilden. Onderweg bleken we de enige 'gekken' te zijn die het waagden om de reis naar La Paz te maken. De wegen lagen vol met stenen, bergen aarde, glas en takken. We moesten de weg vrijmaken zodat de auto er langs kon, uitputtend werk op een hoogte van bijna 3500 meter. Om te voorkomen dat we de boeren wakker maakten deden we het zo snel mogelijk. Eén keer werden de boeren toch wakker en kwamen op ons afgestormd. Ze wilden de ruiten van de taxi kapot maken, maar met wat geld wisten we ze tot bedaren te brengen. We mochten weer verder. De reis verliep redelijk tot we tegen achten bij een benzinestation aankwamen, waar veel mensen stonden die de weg blokkeerden. De enige oplossing leek om naar La Paz te lopen. Het probleem was dat ik een koffer van twintig kilo bij me had. Na een uur kon ik niet meer. Juist op dat moment kwam er een man op een fiets langs, die aanbood mijn koffer achterop te nemen. Hij was een Peruaan die in El Alto woonde. El Alto is een stad ten noorden van La Paz, waar de rellen het hevigst waren. De weg naar La Paz loopt er doorheen. Van tegenliggers kregen we te horen dat je bij de blokkades beroofd werd en dat er spullen in brand werden gestoken en:
“Jullie kunnen beter een andere route nemen.” Dat deden we, maar zo'n tweehonderd meter verderop stuitten we weer op een andere blokkade. In ruil voor wat geld mochten we uiteindelijk toch weer verder.
“Laten we eerst naar mijn huis gaan,” stelde Cristóbal, de man met de fiets, voor. Daar was zijn vrouw, die net een kindje gekregen had, en daar kon ik blijven tot het rustig was. Nou, ik weet niet hoe we er gekomen zijn, maar na vijf uur lopen kwamen we
's middags om één uur bij zijn huisje aan. Ik heb er geslapen en ze hebben me eten gegeven. De volgende ochtend om drie uur wilde ik weer een poging doen om naar La Paz te gaan. Niet ver van zijn huis stond helaas een groepje dronkaards stenen te gooien naar alles wat langskwam. We gingen terug. Een uur later besloten we het er toch op te wagen. De koffer achterop, ik voorop en Cristóbal keihard fietsen. Toen we langs die groep moesten kwam er gelukkig voor ons net een auto voorbij en lukte het ons er ongemerkt langs te glippen. Wat verderop vonden we een taxi die mij mee wilde nemen. We hadden de koffer echter zo goed vastgemaakt dat we hem niet los konden krijgen, terwijl er al weer agressieve boeren op ons afkwamen. Gelukkig had de taxichauffeur, die op zijn benen stond te trillen van de spanning, een schaar. Alles liep op het nippertje goed af. Althans voor mij, ik moest Cristóbal daar achterlaten. Ik heb hem later opgebeld. Hij was er ook heelhuids vanaf gekomen. Hij had de boeren moeten helpen stenen te sjouwen en mocht toen weg. Een taxi bracht me veilig bij een vriendin van mijn moeder die in La Paz woont. Met haar heb ik diezelfde dag nog een vliegticket gekocht. De volgende dag zijn we zeer vroeg naar het vliegveld, dat bij El Alto ligt, gegaan en uiteindelijk ben ik veilig in Cochabamba aangekomen.
Op maandag 13 oktober 2003 culmineerde de oorlog om het gas (La guerra del gas) in een gewelddadig treffen tussen politie en boeren in El Alto, dat uitmondde in een bloedbad waarbij 28 mensen omkwamen. Vier dagen later trad de president van Bolivia af en vertrok naar de Verenigde Staten. Het besluit om het gas via Chili te exporteren werd opgeschort waarna de rust in Bolivia voorlopig terugkeerde.
Het is moeilijk te zeggen wat meer indruk op me heeft gemaakt: de woede van de mensen die zich miskend voelen en tekort gedaan, of de belangeloze zorgzaamheid van Cristóbal en zijn vrouw. De rellen lijken erop te duiden dat Bolivia een groot probleem heeft, dat niet zo een-twee-drie is op te lossen. Maar als er zulke onbaatzuchtige mensen wonen moet het toch een keer lukken, zou je zeggen.
© 2004 Arwa Meijer
powered by CJ2