archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
De voorbij flitsende PvdA Willem Minderhout

1405BS Logo pvdaDe pioniers van de democratische rechtsstaat, van Montesquieu tot Alexander Hamilton, hadden een scherp oog voor het belang van ‘checks and balances’ om het systeem te laten functioneren. Dat betrof niet alleen de scheiding der machten (‘trias politica’), maar ook de verhouding tussen democratie en aristocratie. Een constitutie moest democratisch genoeg zijn om er voor te zorgen dat de aristocratie niet verwerd tot een oligarchie, maar anderzijds aristocratisch genoeg om niet te vervallen tot anarchie. Aristoteles waarschuwde er al voor dat als het gepeupel het voor het zeggen krijgt de demagogen hun kans zien en de dictatuur op de loer ligt. Volgens Robert Dahl leidde dit in ontwikkelde democratieën tot een ‘polyarchie’ waarin verschillende elites, gesteund door hun achterban, om de macht streden.

Hoe zat dat dan binnen politieke partijen zelf? Volgens ‘de ijzeren wet van de oligarchie’ van Robert Michels zou iedere organisatie uiteindelijk oligarchisch worden: ‘Wie organisatie zegt, zegt oligarchie’. Michels was op zijn ‘ijzeren wet’ gekomen na het bestuderen van politieke partijen, met name de SPD.

Een moderne ledenpartij moet daar wat aan doen, zo dacht men bij de PvdA. Helaas dacht men daarbij niet aan het stimuleren van de totstandkoming van een polyarchie (waarbinnen diverse vleugels en stromingen elkaar met argumenten de dominante positie binnen de partij betwisten), maar werd – geheel conform het liberale beeld van de geïndividualiseerde mens – voor steeds meer zaken een direct mandaat aan de leden gevraagd. Dit leidde tot de directe verkiezing van de partijleider/lijsttrekker. De eerste partijleider die op deze manier gekozen werd was Wouter Bos, die aan dit mandaat het recht ontleende om regelmatig uitspraken te doen die niet bepaald in lijn waren met het verkiezingsprogramma, zoals de wens tot het opheffen van de partij zelf. Daar is van geleerd, want de partijleider dient het verkiezingsprogramma te respecteren. Het vertrek van Jacques Monasch was mede gebaseerd op zijn wens om, als hij tot partijleider gekozen zou worden, het verkiezingsprogramma te herschrijven. Ik betreur zijn vertrek niet, maar had hem toch liever af zien druipen na een pak slaag in het lijsttrekkersreferendum. Er waren nog meer belemmeringen ingebouwd zodat Gerard Bosman, de representant van de linkervleugel, al bij voorbaat ‘niet geschikt’ werd bevonden.

Er resteren nu twee kandidaten uit de sociaaldemocratische oligarchie die vooral op hun persoonlijkheid de strijd aangaan. Je kunt zelfs voor een paar Euro ‘flitslid’ worden om op één van hen te stemmen. Na het geëxperimenteer met ‘primaries’ bij het kiezen van lijsttrekkers in Zoetermeer, Groningen en Utrecht had ik gehoopt dat dit soort prutswerk verleden tijd zou zijn, maar de PvdA flitst moedig door. Ik vind het een beetje aanmatigend. Alsof de keus van de lijsttrekker van een middelgroot, of middelklein, partijtje van landsbelang is. Aan de andere kant blijkt het nieuwe leden opgeleverd te ebben. Ik hoop dat ze blijven.

Om op de lijsttrekker terug te komen: ook Bosman had natuurlijk het programma moeten uitvoeren. Om het conceptprogramma te wijzigen kregen de leden deze keer meer invloed dan ooit. Ook hier heeft de individualisering toegeslagen. Voorheen werkte de PvdA-congressen met stemgerechtigde afgevaardigden van de afdelingen. Als het goed was hadden die afgevaardigden eerst de leden geconsulteerd om vervolgens met dat mandaat amendement X of motie Y te steunen, of af te wijzen. Of verdeeld te stemmen als de mening van de afdeling verdeeld was. Nu mag iedereen op het congres stemmen. Het is echter minutieus voorbereid met allerlei bijeenkomsten en internetstemmingen. Knap ingewikkeld. Het lijkt de ‘liquid democracy’ van de Piratenpartij wel!

Er valt wat voor te zeggen. Het enthousiasme onder de leden was groot om met tal van amendementen te komen. Vaak gaat het om aanscherpingen, preciseringen en uitwijdingen die allemaal best leuk zijn, maar die het toch al omvangrijke programma tot onleesbare proporties zouden kunnen opblazen.

Ik was slechts geïnteresseerd in één amendement: een amendement om het streven naar een correctief referendum uit het programma te halen. Gelukkig was ik niet de enige. De Zuid-Hollandse PvdA steunde mijn amendement en de Utrechters dienden iets soortgelijks in. Het partijbestuur oordeelde echter: ‘Een correctief referendum past goed bij het grondprincipe in het gehele programma van meer zeggenschap voor de mensen. De partij is voorstander van een correctief referendum, dat standpunt hebben we al jaren omdat we op die manier mensen betrekken bij belangrijke wetten en besluiten. Dat vergroot het vertrouwen in de democratie.’ Dit lijkt mij een geval van ongeneeslijke hardleersheid. Bovendien blijkt het consultatieve referendum al als ‘bindend’ beschouwd te worden, dus wat wil je nog meer?

Ik wacht maar af wat het congres in al haar wijsheid besluit. Als het echt tegen zit moet ik misschien voor het eerst van mijn leven CDA stemmen. De laatste politici die ik een inspirerend en goed beargumenteerd verhaal over de waarde van de rechtsstaat en de representatieve democratie heb horen houden waren Ernst Hirsch Ballin en Piet Hein Donner. Die klasse herken ik niet in Van Haersma Buma, dus wellicht kleur ik mijn hokje toch maar weer sociaaldemocratisch rood. Op hoop van zegen.

Ondertussen verlang ik naar een flinke ‘ontflitsing’ van de PvdA. ‘We hebben geen partijvernieuwing nodig, maar partijveroudering’, om mijn vriend Robbert Baruch te citeren.

---------------
Dit is deel 5 in onze serie over de verkiezingskoorts.
Hans Meijer, Marcel Duyvestijn, Ewout Klei en Wilko Voordouw schreven de vorige afleveringen, steeds in de rubriek 'Brief uit ... '.


© 2016 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
De voorbij flitsende PvdA Willem Minderhout
1405BS Logo pvdaDe pioniers van de democratische rechtsstaat, van Montesquieu tot Alexander Hamilton, hadden een scherp oog voor het belang van ‘checks and balances’ om het systeem te laten functioneren. Dat betrof niet alleen de scheiding der machten (‘trias politica’), maar ook de verhouding tussen democratie en aristocratie. Een constitutie moest democratisch genoeg zijn om er voor te zorgen dat de aristocratie niet verwerd tot een oligarchie, maar anderzijds aristocratisch genoeg om niet te vervallen tot anarchie. Aristoteles waarschuwde er al voor dat als het gepeupel het voor het zeggen krijgt de demagogen hun kans zien en de dictatuur op de loer ligt. Volgens Robert Dahl leidde dit in ontwikkelde democratieën tot een ‘polyarchie’ waarin verschillende elites, gesteund door hun achterban, om de macht streden.

Hoe zat dat dan binnen politieke partijen zelf? Volgens ‘de ijzeren wet van de oligarchie’ van Robert Michels zou iedere organisatie uiteindelijk oligarchisch worden: ‘Wie organisatie zegt, zegt oligarchie’. Michels was op zijn ‘ijzeren wet’ gekomen na het bestuderen van politieke partijen, met name de SPD.

Een moderne ledenpartij moet daar wat aan doen, zo dacht men bij de PvdA. Helaas dacht men daarbij niet aan het stimuleren van de totstandkoming van een polyarchie (waarbinnen diverse vleugels en stromingen elkaar met argumenten de dominante positie binnen de partij betwisten), maar werd – geheel conform het liberale beeld van de geïndividualiseerde mens – voor steeds meer zaken een direct mandaat aan de leden gevraagd. Dit leidde tot de directe verkiezing van de partijleider/lijsttrekker. De eerste partijleider die op deze manier gekozen werd was Wouter Bos, die aan dit mandaat het recht ontleende om regelmatig uitspraken te doen die niet bepaald in lijn waren met het verkiezingsprogramma, zoals de wens tot het opheffen van de partij zelf. Daar is van geleerd, want de partijleider dient het verkiezingsprogramma te respecteren. Het vertrek van Jacques Monasch was mede gebaseerd op zijn wens om, als hij tot partijleider gekozen zou worden, het verkiezingsprogramma te herschrijven. Ik betreur zijn vertrek niet, maar had hem toch liever af zien druipen na een pak slaag in het lijsttrekkersreferendum. Er waren nog meer belemmeringen ingebouwd zodat Gerard Bosman, de representant van de linkervleugel, al bij voorbaat ‘niet geschikt’ werd bevonden.

Er resteren nu twee kandidaten uit de sociaaldemocratische oligarchie die vooral op hun persoonlijkheid de strijd aangaan. Je kunt zelfs voor een paar Euro ‘flitslid’ worden om op één van hen te stemmen. Na het geëxperimenteer met ‘primaries’ bij het kiezen van lijsttrekkers in Zoetermeer, Groningen en Utrecht had ik gehoopt dat dit soort prutswerk verleden tijd zou zijn, maar de PvdA flitst moedig door. Ik vind het een beetje aanmatigend. Alsof de keus van de lijsttrekker van een middelgroot, of middelklein, partijtje van landsbelang is. Aan de andere kant blijkt het nieuwe leden opgeleverd te ebben. Ik hoop dat ze blijven.

Om op de lijsttrekker terug te komen: ook Bosman had natuurlijk het programma moeten uitvoeren. Om het conceptprogramma te wijzigen kregen de leden deze keer meer invloed dan ooit. Ook hier heeft de individualisering toegeslagen. Voorheen werkte de PvdA-congressen met stemgerechtigde afgevaardigden van de afdelingen. Als het goed was hadden die afgevaardigden eerst de leden geconsulteerd om vervolgens met dat mandaat amendement X of motie Y te steunen, of af te wijzen. Of verdeeld te stemmen als de mening van de afdeling verdeeld was. Nu mag iedereen op het congres stemmen. Het is echter minutieus voorbereid met allerlei bijeenkomsten en internetstemmingen. Knap ingewikkeld. Het lijkt de ‘liquid democracy’ van de Piratenpartij wel!

Er valt wat voor te zeggen. Het enthousiasme onder de leden was groot om met tal van amendementen te komen. Vaak gaat het om aanscherpingen, preciseringen en uitwijdingen die allemaal best leuk zijn, maar die het toch al omvangrijke programma tot onleesbare proporties zouden kunnen opblazen.

Ik was slechts geïnteresseerd in één amendement: een amendement om het streven naar een correctief referendum uit het programma te halen. Gelukkig was ik niet de enige. De Zuid-Hollandse PvdA steunde mijn amendement en de Utrechters dienden iets soortgelijks in. Het partijbestuur oordeelde echter: ‘Een correctief referendum past goed bij het grondprincipe in het gehele programma van meer zeggenschap voor de mensen. De partij is voorstander van een correctief referendum, dat standpunt hebben we al jaren omdat we op die manier mensen betrekken bij belangrijke wetten en besluiten. Dat vergroot het vertrouwen in de democratie.’ Dit lijkt mij een geval van ongeneeslijke hardleersheid. Bovendien blijkt het consultatieve referendum al als ‘bindend’ beschouwd te worden, dus wat wil je nog meer?

Ik wacht maar af wat het congres in al haar wijsheid besluit. Als het echt tegen zit moet ik misschien voor het eerst van mijn leven CDA stemmen. De laatste politici die ik een inspirerend en goed beargumenteerd verhaal over de waarde van de rechtsstaat en de representatieve democratie heb horen houden waren Ernst Hirsch Ballin en Piet Hein Donner. Die klasse herken ik niet in Van Haersma Buma, dus wellicht kleur ik mijn hokje toch maar weer sociaaldemocratisch rood. Op hoop van zegen.

Ondertussen verlang ik naar een flinke ‘ontflitsing’ van de PvdA. ‘We hebben geen partijvernieuwing nodig, maar partijveroudering’, om mijn vriend Robbert Baruch te citeren.

---------------
Dit is deel 5 in onze serie over de verkiezingskoorts.
Hans Meijer, Marcel Duyvestijn, Ewout Klei en Wilko Voordouw schreven de vorige afleveringen, steeds in de rubriek 'Brief uit ... '.
© 2016 Willem Minderhout
powered by CJ2