archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Gelijmd met honing Rob Kieft

0510 Honing
We hadden dat gat natuurlijk al veel eerder dicht moeten maken. Niet meer aan gedacht omdat ze vertrokken waren? Gewoon te lui of te gemakzuchtig geweest? In ieder geval was het nu te laat.
Dat had ik al snel in de gaten toen ik de paniek in de stem van mijn vrouw hoorde en vervolgens in de richting keek die ze - nu sprakeloos - aanwees. Nog nooit had ik zoveel bijen gezien. Het dal naast ons huis zag zwart van de bijen. Een onheilspellend gezoem naderde. Meteen besefte ik dat het naïef was te hopen dat de zwerm voorbij zou vliegen. Die koerste regelrecht op het gat in onze muur af, waaruit vorig jaar regelmatig bijen in- en uitgevlogen waren.

De muren van ons huis zijn opgetrokken uit keurig vierkant gehakte stukken natuursteen, die in 1815 op elkaar zijn gestapeld. Daar is geen cement aan te pas gekomen. De stenen worden bij elkaar gehouden door leem. De muren zijn ongeveer een halve meter dik, maar niet massief. Er is een buitenmuur gemaakt en een binnenmuur, die op een aantal plaatsen bij elkaar gehouden worden door grote stenen die dwars tussen buiten- en binnenmuur vastgezet zijn. Wat aan ruimte overbleef, werd opgevuld met puin en leem. In die ruimte dus zat vorig jaar een bijennest en dat stond ons nu weer te wachten.

Het gat in de muur was cirkelvormig met een diameter van ongeveer 3 centimeter. Daardoor wilden, allemaal tegelijk, duizenden bijen naar binnen. Dat leverde een heel gedrang op. Veel bijen meenden hun koningin te bereiken door het raam dat onder het gat zit. Gelukkig was dat dicht, maar alle zicht erdoor werd belemmerd door bijen die over het glas heen en weer schuifelden op zoek naar een alternatieve ingang.
Ineens zag ik beelden uit de film The Birds voor me. Ik besloot, dat actie geboden was.
Bij onraad, van welke aard dan ook, belt men in Frankrijk de brandweer. Ik spreek een redelijk woordje camping-Frans, maar de kans dat ik de brandweer in één keer zou kunnen overtuigen van de noodzaak snel in te grijpen, leek me niet realistisch.
Voor zulke gevallen hebben we buurman Luc. Die wilde best de ernst van de situatie even komen opnemen. Luc keek het dal in waar zich duizenden bijen in de wacht bevonden alvorens zij door het gat naar binnen zouden kunnen. Luc is een erg aardige Fransman die tegen een allochtoon als ik een soort Indianen-Frans spreekt.
‘Beaucoup, beaucoup, beaucoup,’ mompelde hij onder de indruk. Vervolgens legde hij het probleem in echt Frans aan de brandweer uit en vertrok naar huis. De brandweer zou het probleem ongetwijfeld snel oplossen en bovendien wachtte zijn aperitief.
 
Mijn hoop dat stevig gehelmde brandweerlieden met verdelgingsspuiten al onderweg zouden zijn, bleek te optimistisch. Per telefoon maakte een brandwacht me duidelijk, dat ik, in principe, binnen afzienbare tijd door een imker uit de regio teruggebeld zou worden.
Inmiddels was het aantal wachtende bijen aanzienlijk afgenomen. Dat betekende dat de spouw al aardig gevuld zou moeten zijn. En omdat in de binnenmuur niet alle voegen bijbestendig leken, zou het goed kunnen, dat het bijenvolk in geval van ruimtegebrek ook de binnenzijde van ons huis wenste te benutten. En weer verschenen beelden van The Birds achter mijn netvlies.
Na anderhalf uur, de bijen waren bijna allemaal in de muur verdwenen, meldde zich telefonisch de imker. Waar hij moest zijn. Hij bleek uit een naburig dorp afkomstig, begreep waar wij woonden en beloofde zo spoedig mogelijk op weg te gaan. Ik stelde me alvast aan de voorzijde van het huis op.
Na een uur scharrelde een oud Renaultje ons weggetje op. Dat moest de lang verwachte imker zijn. Ik maakte de bestuurder duidelijk dat hij bij mij moest zijn en voorzichtig parkeerde hij de auto. Eindelijk.
Het mannetje in de auto bleef rustig zitten. Ik haastte me naar hem toe. ‘Komt u me van die bijen afhelpen?’ vroeg ik ongeduldig. Het mannetje keek me afwachtend aan en wees op de vloer voor de passagiersstoel. In een kartonnen doos stonden verschillende potten honing en verder wat kleine plastic potjes en lepeltjes.
‘Houdt u van honing?’ vroeg het mannetje en keek me verwachtingsvol aan. Ik antwoordde, dat ik een croissantje met honing wel wist te waarderen. Of ik dan wel eens echte honing had geproefd, rechtstreeks van de imker? Ik moest dat ontkennen. ‘Dat komt dan goed uit,’ glunderde het mannetje ‘dan zullen we straks een kleine proeverij houden’.
Ik had het kunnen weten. Eten. Daar gaat het de Fransen om. Of wij in dat huis door duizenden bijen belaagd zouden worden, dat was van een heel andere importantie. Ik stemde haastig in de proeverij toe.

Het mannetje kroop uit de auto en constateerde eenmaal binnen, dat alle bijen inmiddels in de muur verdwenen waren. Dat zou lastig worden, bijen uit een muur verdrijven, maar toch haalde hij zijn rookpotje uit de auto en begon via kieren en gaten in de muur rook in de spouw te blazen. Geen bij verliet het pand. Intussen had hij terloops opgemerkt, dat de bijen die bij ons ingetrokken waren, de zogenaamde zwarte bijen, een onaangenaam soort waren. Steken deden ze, snel en gemeen. Ik zweeg. Er klonk een onheilspellend gezoem door de muur heen.
Maar hij was een volhouder, de bijenman. Met één oor tegen de muur luisterde hij waar het centrum van het bijenvolk zich moest ophouden. Zo kwamen we op de bovenetage terecht, waar ik verschillende gaten in de muur boorde, zodat hij daar doorheen de dieren kon uitroken.
Na ongeveer een half uur, werd het stil in de muur. Hij keek me triomfantelijk aan. ‘Ze zijn weg,’ zei hij ‘ze houden niet van die rook. Als u een beetje cement heeft, dan zal ik dat gat nu dicht smeren en kunnen we daarna aan de proeverij beginnen.’
Terwijl wij de man aan zijn broekriem stevig vasthielden, hing hij uit het raam boven het dal om de toegang tot het bijennest dicht te smeren teneinde de bijen de toegang voor eeuwig onmogelijk te maken. Zei hij.

‘Dan kan nu de proeverij beginnen,’ sprak hij monter. De doos met honing werd bijna plechtig uit de auto gehaald. We proefden acaciahoning en dennenhoning en zonnebloemhoning en lindebloesemhoning en nog veel meer honing. Omstandig legde de man uit, dat het produceren van honing geen sinecure was, hij deed het al zijn hele leven, had er nog steeds plezier in, won er regelmatig prijzen mee, maar op zijn leeftijd, hij was 72 jaar, werd het toch langzamerhand een heel karwei om al zijn bijenkasten in de hele regio bij te houden.
Niet dat we van die honinggebruikers zijn, maar uit pure opluchting beloofden we hem een paar potten honing te komen afnemen.
Met een boerenslimmig gevoel voor marketing komt de man, André mogen we inmiddels zeggen, iedere keer als we in Frankrijk zijn, toevallig even langs. Hij begint dan steevast verontschuldigend te zeggen dat hij ongetwijfeld niet gelegen komt en blijft staan terwijl hij uiteenzet welke prijzen hij dit jaar weer gewonnen heeft en hoe zwaar het is om op zijn leeftijd nog imker te zijn. De laatste keer drongen we er na een half uur echt op aan dat hij nu eens rustig ging zitten en een drankje zou aannemen. Maar nee, hij kon onze uitnodiging helaas niet aannemen, omdat zijn vrouw al die tijd in de auto zat te wachten!

Die bijen trouwens, die waren na enkele dagen alweer terug.
 
*******************
Beetje tot rust komen?


© 2008 Rob Kieft meer Rob Kieft - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Gelijmd met honing Rob Kieft
0510 Honing
We hadden dat gat natuurlijk al veel eerder dicht moeten maken. Niet meer aan gedacht omdat ze vertrokken waren? Gewoon te lui of te gemakzuchtig geweest? In ieder geval was het nu te laat.
Dat had ik al snel in de gaten toen ik de paniek in de stem van mijn vrouw hoorde en vervolgens in de richting keek die ze - nu sprakeloos - aanwees. Nog nooit had ik zoveel bijen gezien. Het dal naast ons huis zag zwart van de bijen. Een onheilspellend gezoem naderde. Meteen besefte ik dat het naïef was te hopen dat de zwerm voorbij zou vliegen. Die koerste regelrecht op het gat in onze muur af, waaruit vorig jaar regelmatig bijen in- en uitgevlogen waren.

De muren van ons huis zijn opgetrokken uit keurig vierkant gehakte stukken natuursteen, die in 1815 op elkaar zijn gestapeld. Daar is geen cement aan te pas gekomen. De stenen worden bij elkaar gehouden door leem. De muren zijn ongeveer een halve meter dik, maar niet massief. Er is een buitenmuur gemaakt en een binnenmuur, die op een aantal plaatsen bij elkaar gehouden worden door grote stenen die dwars tussen buiten- en binnenmuur vastgezet zijn. Wat aan ruimte overbleef, werd opgevuld met puin en leem. In die ruimte dus zat vorig jaar een bijennest en dat stond ons nu weer te wachten.

Het gat in de muur was cirkelvormig met een diameter van ongeveer 3 centimeter. Daardoor wilden, allemaal tegelijk, duizenden bijen naar binnen. Dat leverde een heel gedrang op. Veel bijen meenden hun koningin te bereiken door het raam dat onder het gat zit. Gelukkig was dat dicht, maar alle zicht erdoor werd belemmerd door bijen die over het glas heen en weer schuifelden op zoek naar een alternatieve ingang.
Ineens zag ik beelden uit de film The Birds voor me. Ik besloot, dat actie geboden was.
Bij onraad, van welke aard dan ook, belt men in Frankrijk de brandweer. Ik spreek een redelijk woordje camping-Frans, maar de kans dat ik de brandweer in één keer zou kunnen overtuigen van de noodzaak snel in te grijpen, leek me niet realistisch.
Voor zulke gevallen hebben we buurman Luc. Die wilde best de ernst van de situatie even komen opnemen. Luc keek het dal in waar zich duizenden bijen in de wacht bevonden alvorens zij door het gat naar binnen zouden kunnen. Luc is een erg aardige Fransman die tegen een allochtoon als ik een soort Indianen-Frans spreekt.
‘Beaucoup, beaucoup, beaucoup,’ mompelde hij onder de indruk. Vervolgens legde hij het probleem in echt Frans aan de brandweer uit en vertrok naar huis. De brandweer zou het probleem ongetwijfeld snel oplossen en bovendien wachtte zijn aperitief.
 
Mijn hoop dat stevig gehelmde brandweerlieden met verdelgingsspuiten al onderweg zouden zijn, bleek te optimistisch. Per telefoon maakte een brandwacht me duidelijk, dat ik, in principe, binnen afzienbare tijd door een imker uit de regio teruggebeld zou worden.
Inmiddels was het aantal wachtende bijen aanzienlijk afgenomen. Dat betekende dat de spouw al aardig gevuld zou moeten zijn. En omdat in de binnenmuur niet alle voegen bijbestendig leken, zou het goed kunnen, dat het bijenvolk in geval van ruimtegebrek ook de binnenzijde van ons huis wenste te benutten. En weer verschenen beelden van The Birds achter mijn netvlies.
Na anderhalf uur, de bijen waren bijna allemaal in de muur verdwenen, meldde zich telefonisch de imker. Waar hij moest zijn. Hij bleek uit een naburig dorp afkomstig, begreep waar wij woonden en beloofde zo spoedig mogelijk op weg te gaan. Ik stelde me alvast aan de voorzijde van het huis op.
Na een uur scharrelde een oud Renaultje ons weggetje op. Dat moest de lang verwachte imker zijn. Ik maakte de bestuurder duidelijk dat hij bij mij moest zijn en voorzichtig parkeerde hij de auto. Eindelijk.
Het mannetje in de auto bleef rustig zitten. Ik haastte me naar hem toe. ‘Komt u me van die bijen afhelpen?’ vroeg ik ongeduldig. Het mannetje keek me afwachtend aan en wees op de vloer voor de passagiersstoel. In een kartonnen doos stonden verschillende potten honing en verder wat kleine plastic potjes en lepeltjes.
‘Houdt u van honing?’ vroeg het mannetje en keek me verwachtingsvol aan. Ik antwoordde, dat ik een croissantje met honing wel wist te waarderen. Of ik dan wel eens echte honing had geproefd, rechtstreeks van de imker? Ik moest dat ontkennen. ‘Dat komt dan goed uit,’ glunderde het mannetje ‘dan zullen we straks een kleine proeverij houden’.
Ik had het kunnen weten. Eten. Daar gaat het de Fransen om. Of wij in dat huis door duizenden bijen belaagd zouden worden, dat was van een heel andere importantie. Ik stemde haastig in de proeverij toe.

Het mannetje kroop uit de auto en constateerde eenmaal binnen, dat alle bijen inmiddels in de muur verdwenen waren. Dat zou lastig worden, bijen uit een muur verdrijven, maar toch haalde hij zijn rookpotje uit de auto en begon via kieren en gaten in de muur rook in de spouw te blazen. Geen bij verliet het pand. Intussen had hij terloops opgemerkt, dat de bijen die bij ons ingetrokken waren, de zogenaamde zwarte bijen, een onaangenaam soort waren. Steken deden ze, snel en gemeen. Ik zweeg. Er klonk een onheilspellend gezoem door de muur heen.
Maar hij was een volhouder, de bijenman. Met één oor tegen de muur luisterde hij waar het centrum van het bijenvolk zich moest ophouden. Zo kwamen we op de bovenetage terecht, waar ik verschillende gaten in de muur boorde, zodat hij daar doorheen de dieren kon uitroken.
Na ongeveer een half uur, werd het stil in de muur. Hij keek me triomfantelijk aan. ‘Ze zijn weg,’ zei hij ‘ze houden niet van die rook. Als u een beetje cement heeft, dan zal ik dat gat nu dicht smeren en kunnen we daarna aan de proeverij beginnen.’
Terwijl wij de man aan zijn broekriem stevig vasthielden, hing hij uit het raam boven het dal om de toegang tot het bijennest dicht te smeren teneinde de bijen de toegang voor eeuwig onmogelijk te maken. Zei hij.

‘Dan kan nu de proeverij beginnen,’ sprak hij monter. De doos met honing werd bijna plechtig uit de auto gehaald. We proefden acaciahoning en dennenhoning en zonnebloemhoning en lindebloesemhoning en nog veel meer honing. Omstandig legde de man uit, dat het produceren van honing geen sinecure was, hij deed het al zijn hele leven, had er nog steeds plezier in, won er regelmatig prijzen mee, maar op zijn leeftijd, hij was 72 jaar, werd het toch langzamerhand een heel karwei om al zijn bijenkasten in de hele regio bij te houden.
Niet dat we van die honinggebruikers zijn, maar uit pure opluchting beloofden we hem een paar potten honing te komen afnemen.
Met een boerenslimmig gevoel voor marketing komt de man, André mogen we inmiddels zeggen, iedere keer als we in Frankrijk zijn, toevallig even langs. Hij begint dan steevast verontschuldigend te zeggen dat hij ongetwijfeld niet gelegen komt en blijft staan terwijl hij uiteenzet welke prijzen hij dit jaar weer gewonnen heeft en hoe zwaar het is om op zijn leeftijd nog imker te zijn. De laatste keer drongen we er na een half uur echt op aan dat hij nu eens rustig ging zitten en een drankje zou aannemen. Maar nee, hij kon onze uitnodiging helaas niet aannemen, omdat zijn vrouw al die tijd in de auto zat te wachten!

Die bijen trouwens, die waren na enkele dagen alweer terug.
 
*******************
Beetje tot rust komen?
© 2008 Rob Kieft
powered by CJ2