archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het zijn maar woorden delen printen terug
Staats-, rijks-, nationaal of koninklijk? Paul Bordewijk

1520BS KoninklijkWie vanuit het Haagse Centraal Station naar de Koninklijke Bibliotheek loopt, passeert het Nationaal Archief. Hoezo ‘Nationaal’, denk je dan, en waarom ‘Koninklijk’? Is het archief nationaler dan de bibliotheek, of is de bibliotheek koninklijker dan het archief? En dat zijn niet de enige instellingen waar ons cultuurgoed wordt bewaard. In Amsterdam bevindt zich het Rijksmuseum, dat kennelijk koninklijk noch nationaal is. Maar daarmee is de verwarring nog niet compleet. Want soms gebruiken we bij overheidsinstellingen ook de aanduiding ‘Nederlands’, zoals bij de Nederlandse Bank, en ‘staats’, zoals bij het Staatstoezicht op de Mijnen. En dan zijn er ook nog de Algemene Rekenkamer en het Centraal Planbureau.

De term ‘koninklijk’ wordt in de eerste plaats gebruikt voor het Koninklijk Huis zelf en voor de onderdelen van het leger: de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Marine, de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee. Wie een pet draagt, doet dat graag in naam van God, Nederland en Oranje. Ik weet geen andere onderdelen van de rijksdienst die zich koninklijk mogen noemen: je zou raar opkijken wanneer de bekende blauwe enveloppen ineens verstuurd zouden worden door de Koninklijke Belastingdienst. Maar waarom die dienst minder koninklijk zou zijn dan de marechaussee, ik zou het niet weten. Wel zijn er buiten de rijksdienst instellingen die zich koninklijk mogen noemen. De KB is opgericht in 1798 en draagt sinds 1806 het predicaat ‘koninklijk’, verleend door koning Lodewijk Napoleon, die in dat jaar aantrad toen onze latere koning Willem I nog stage liep bij Napoleon als bestuurder van het voormalige bisdom Fulda.

Lodewijk Napoleon stichtte in 1808 ook de Koninklijke Academie van Wetenschappen, die eveneens nog steeds bestaat. Ook het koninklijk paleis op de Dam gaat terug op Lodewijk Napoleon, die Amsterdam zijn stadhuis afnam. Met die erfenis zijn de Oranjes heel blij, hoewel ze het gebouw nauwelijks gebruiken. Den Haag kent de Koninklijke Schouwburg. Hoewel ook die in de Franse tijd gebouwd is, wordt hij pas sinds 22 oktober 1816 in advertenties aangeduid als de ‘Koninklijke Nationale Schouwburg’. Vroeger speelde daar de Haagse Comedie, tegenwoordig het Nationale Toneel.

Het predicaat ‘Koninklijk’ wordt verder gevoerd door een aantal bedrijven, zoals de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij (KLM) en de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij (Shell). Je kunt dat gewoon aanvragen, er is een website waarop de voorwaarden staan vermeld. Je moet wel een groot bedrijf zijn, het MKB komt nadrukkelijk niet in aanmerking. Overheidsinstellingen komen ook niet in aanmerking, wat de vraag oproept hoe dat dan zit met al die legeronderdelen. Pas toen het staatsbedrijf der PTT geprivatiseerd werd, mocht het Koninklijke PTT Nederland gaan heten. Interessant is dat de onderneming te goeder naam en faam bekend moet staan en van onbesproken gedrag moet zijn. Anders kan het predicaat worden ingetrokken. Je vraagt je af of dat ook geldt voor de door schandalen geteisterde Koninklijke Landmacht. En is de Shell echt van onbesproken gedrag? Omwonenden van Schiphol hebben waarschijnlijk ook nog wel de neiging het gedrag van de KLM te bespreken.

Naast koninklijke instellingen kennen we dus ook nationale instellingen, zoals het Nationaal Archief, het Nationaal Toneel, en het Nationaal Ballet. Er zijn nationale feestdagen en vroeger had je op de radio nationale programma’s. Je hebt geen toestemming nodig om jezelf nationaal te noemen, voor de oorlog gaf de NSB het Nationale Dagblad uit. Meer dan ‘koninklijk’ heeft ‘nationaal’ de lading van ‘voor ons allen’. Op de website van de KB noemt deze zich ook ‘De Nationale bibliotheek van Nederland’ in geprononceerdere letters dan die van ‘Koninklijke Bibliotheek’. Kennelijk hebben ze een beter gevoel bij ‘nationaal’ dan bij ‘koninklijk’. Misschien vinden ze ‘koninklijk’ gewoon een beetje ordinair. Je stelt je Willem-Alexander ook eerder voor met een dubbelloops jachtgeweer dan met zijn neus in de boeken.
Waar andere landen koninklijke musea hebben, hebben wij rijksmusea. Daarvan noemt hèt Rijksmuseum zich ‘het museum van Nederland’. Het voorvoegsel ‘rijks’ werd oorspronkelijk gebruikt voor instellingen die deel uitmaakten van de rijksoverheid. Met de privatiseringen zijn dat er veel minder geworden. De enige universiteit die zich nog rijksuniversiteit noemt is die van Groningen.

Er zijn geen rijkshbs’en meer, de rijkskweekschool waar mijn vader les gaf is opgegaan in de Haagse Hogeschool en de Rijkspostspaarbank in de Postbank en later de ING. De Rijksmunt heet nu Koninklijke Nederlandse Munt, maar is gewoon een particulier bedrijf. We hebben het ook nog maar zelden over rijksstraatwegen, behalve als straatnaam bij wegen die vaak niet meer eigendom van het Rijk zijn. Vroeger had elke provincie zijn eigen rijksarchief, maar die zijn opgegaan in het Nationale Archief.
Ooit hadden we ook de Rijkspolitie, in gemeenten die te klein waren voor een eigen gemeentelijk politiekorps. Vanuit de steden werd het de ‘boerenpolitie’ genoemd. De Rijkspolitie ging eerst op in de regionale politiekorpsen, die weer zijn opgegaan in de Nationale Politie, die vooral geen ‘Rijkspolitie’ mocht gaan heten. Maar er is wel nog de Rijksrecherche, die verdenkingen van misdrijven door politieagenten zelf onderzoekt en alle stormen doorstaan heeft.

Naast rijksinstellingen hebben we vanouds ook staatsinstellingen. Dat waren vooral staatsbedrijven zoals de Staatsmijnen (nu DSM) en het staatsbedrijf der PTT, die de privatiseringsgolf niet overleefd hebben. Maar ook het Staatstoezicht op de Mijnen en het Staatstoezicht op de Volksgezondheid. Die bestaan nog steeds, maar niemand weet waarom het geen rijkstoezicht of nationaal toezicht genoemd wordt. We hebben ook de Nederlandse Bank en de Nederlandse Spoorwegen, al is dat laatste verwaterd tot NS Reizigers. En de Nederlandse Taalunie, waarin we samenwerken met Vlaanderen en Suriname. Ook particulieren kunnen die term voeren: het Nederlands elftal en het Nederlands Dagblad. Dat laatste moet je dus niet verwarren met het Nationale Dagblad. Maar we zijn er nog niet. We hebben ook nog het Centraal Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat zijn overheidsinstellingen, maar ook de term ‘centraal’ wordt door anderen gebruikt, zoals in Centraal Boekhuis en Centraal Beheer. In steden heb je ook het Centraal Station en soms Hotel Centraal.

En dan hebben we ook nog de Algemene Rekenkamer, die tot zijn eigen verdriet niet algemeen is, omdat hij alleen het Rijk controleert en niet de gemeenten, de provincies en de waterschappen. Ook de term ‘algemeen’ kan vrij gebruikt worden, zoals in Algemeen Dagblad en Algemene Vereniging Radio-omroep (AVRO). Heel veel organisaties noemen zich algemeen, vooral om zich te onderscheiden van verzuilde organisaties.

Het is dus een zootje. De aanduidingen ‘rijks’ en ‘staats’ zijn duidelijk voor de overheid gereserveerd, maar er is daarbij geen duidelijk onderscheid tussen bedrijven en toezichthouders. Er is geen relatie tussen de aanduiding die wordt gebruikt en de afstand tot de politiek. ‘Koninklijk’ mag je jezelf alleen noemen als je daarvoor toestemming hebt, maar dat betreft vooral bedrijven. De termen ‘nationaal’ en ‘Nederlands’ zijn in opkomst, ten koste van ‘koninklijk’, ‘staats’ of ‘rijks’, maar mogen vrij gebruikt worden. Dat geldt ook voor ‘centraal’ en ‘algemeen. Dat grote landelijke instellingen zoals de KB, het Nationaal Archief en de Nationale Politie zichzelf tegenwoordig graag als ‘nationaal’ aanduiden of in een alternatieve aanduiding verwijzen naar Nederland (het Rijksmuseum), kun je zien als een teken des tijds. Ze presenteren zich als van ons allen, en niet van de koning of van de overheid. Maar ze appelleren daarbij ook aan een nationaal gevoel dat je volgens allerlei linkse mensen niet zou mogen hebben.

-------
Het plaatje is van Petra Busstra


© 2018 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "Het zijn maar woorden" -
Beschouwingen > Het zijn maar woorden
Staats-, rijks-, nationaal of koninklijk? Paul Bordewijk
1520BS KoninklijkWie vanuit het Haagse Centraal Station naar de Koninklijke Bibliotheek loopt, passeert het Nationaal Archief. Hoezo ‘Nationaal’, denk je dan, en waarom ‘Koninklijk’? Is het archief nationaler dan de bibliotheek, of is de bibliotheek koninklijker dan het archief? En dat zijn niet de enige instellingen waar ons cultuurgoed wordt bewaard. In Amsterdam bevindt zich het Rijksmuseum, dat kennelijk koninklijk noch nationaal is. Maar daarmee is de verwarring nog niet compleet. Want soms gebruiken we bij overheidsinstellingen ook de aanduiding ‘Nederlands’, zoals bij de Nederlandse Bank, en ‘staats’, zoals bij het Staatstoezicht op de Mijnen. En dan zijn er ook nog de Algemene Rekenkamer en het Centraal Planbureau.

De term ‘koninklijk’ wordt in de eerste plaats gebruikt voor het Koninklijk Huis zelf en voor de onderdelen van het leger: de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Marine, de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Marechaussee. Wie een pet draagt, doet dat graag in naam van God, Nederland en Oranje. Ik weet geen andere onderdelen van de rijksdienst die zich koninklijk mogen noemen: je zou raar opkijken wanneer de bekende blauwe enveloppen ineens verstuurd zouden worden door de Koninklijke Belastingdienst. Maar waarom die dienst minder koninklijk zou zijn dan de marechaussee, ik zou het niet weten. Wel zijn er buiten de rijksdienst instellingen die zich koninklijk mogen noemen. De KB is opgericht in 1798 en draagt sinds 1806 het predicaat ‘koninklijk’, verleend door koning Lodewijk Napoleon, die in dat jaar aantrad toen onze latere koning Willem I nog stage liep bij Napoleon als bestuurder van het voormalige bisdom Fulda.

Lodewijk Napoleon stichtte in 1808 ook de Koninklijke Academie van Wetenschappen, die eveneens nog steeds bestaat. Ook het koninklijk paleis op de Dam gaat terug op Lodewijk Napoleon, die Amsterdam zijn stadhuis afnam. Met die erfenis zijn de Oranjes heel blij, hoewel ze het gebouw nauwelijks gebruiken. Den Haag kent de Koninklijke Schouwburg. Hoewel ook die in de Franse tijd gebouwd is, wordt hij pas sinds 22 oktober 1816 in advertenties aangeduid als de ‘Koninklijke Nationale Schouwburg’. Vroeger speelde daar de Haagse Comedie, tegenwoordig het Nationale Toneel.

Het predicaat ‘Koninklijk’ wordt verder gevoerd door een aantal bedrijven, zoals de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij (KLM) en de Koninklijke Nederlandse Petroleum Maatschappij (Shell). Je kunt dat gewoon aanvragen, er is een website waarop de voorwaarden staan vermeld. Je moet wel een groot bedrijf zijn, het MKB komt nadrukkelijk niet in aanmerking. Overheidsinstellingen komen ook niet in aanmerking, wat de vraag oproept hoe dat dan zit met al die legeronderdelen. Pas toen het staatsbedrijf der PTT geprivatiseerd werd, mocht het Koninklijke PTT Nederland gaan heten. Interessant is dat de onderneming te goeder naam en faam bekend moet staan en van onbesproken gedrag moet zijn. Anders kan het predicaat worden ingetrokken. Je vraagt je af of dat ook geldt voor de door schandalen geteisterde Koninklijke Landmacht. En is de Shell echt van onbesproken gedrag? Omwonenden van Schiphol hebben waarschijnlijk ook nog wel de neiging het gedrag van de KLM te bespreken.

Naast koninklijke instellingen kennen we dus ook nationale instellingen, zoals het Nationaal Archief, het Nationaal Toneel, en het Nationaal Ballet. Er zijn nationale feestdagen en vroeger had je op de radio nationale programma’s. Je hebt geen toestemming nodig om jezelf nationaal te noemen, voor de oorlog gaf de NSB het Nationale Dagblad uit. Meer dan ‘koninklijk’ heeft ‘nationaal’ de lading van ‘voor ons allen’. Op de website van de KB noemt deze zich ook ‘De Nationale bibliotheek van Nederland’ in geprononceerdere letters dan die van ‘Koninklijke Bibliotheek’. Kennelijk hebben ze een beter gevoel bij ‘nationaal’ dan bij ‘koninklijk’. Misschien vinden ze ‘koninklijk’ gewoon een beetje ordinair. Je stelt je Willem-Alexander ook eerder voor met een dubbelloops jachtgeweer dan met zijn neus in de boeken.
Waar andere landen koninklijke musea hebben, hebben wij rijksmusea. Daarvan noemt hèt Rijksmuseum zich ‘het museum van Nederland’. Het voorvoegsel ‘rijks’ werd oorspronkelijk gebruikt voor instellingen die deel uitmaakten van de rijksoverheid. Met de privatiseringen zijn dat er veel minder geworden. De enige universiteit die zich nog rijksuniversiteit noemt is die van Groningen.

Er zijn geen rijkshbs’en meer, de rijkskweekschool waar mijn vader les gaf is opgegaan in de Haagse Hogeschool en de Rijkspostspaarbank in de Postbank en later de ING. De Rijksmunt heet nu Koninklijke Nederlandse Munt, maar is gewoon een particulier bedrijf. We hebben het ook nog maar zelden over rijksstraatwegen, behalve als straatnaam bij wegen die vaak niet meer eigendom van het Rijk zijn. Vroeger had elke provincie zijn eigen rijksarchief, maar die zijn opgegaan in het Nationale Archief.
Ooit hadden we ook de Rijkspolitie, in gemeenten die te klein waren voor een eigen gemeentelijk politiekorps. Vanuit de steden werd het de ‘boerenpolitie’ genoemd. De Rijkspolitie ging eerst op in de regionale politiekorpsen, die weer zijn opgegaan in de Nationale Politie, die vooral geen ‘Rijkspolitie’ mocht gaan heten. Maar er is wel nog de Rijksrecherche, die verdenkingen van misdrijven door politieagenten zelf onderzoekt en alle stormen doorstaan heeft.

Naast rijksinstellingen hebben we vanouds ook staatsinstellingen. Dat waren vooral staatsbedrijven zoals de Staatsmijnen (nu DSM) en het staatsbedrijf der PTT, die de privatiseringsgolf niet overleefd hebben. Maar ook het Staatstoezicht op de Mijnen en het Staatstoezicht op de Volksgezondheid. Die bestaan nog steeds, maar niemand weet waarom het geen rijkstoezicht of nationaal toezicht genoemd wordt. We hebben ook de Nederlandse Bank en de Nederlandse Spoorwegen, al is dat laatste verwaterd tot NS Reizigers. En de Nederlandse Taalunie, waarin we samenwerken met Vlaanderen en Suriname. Ook particulieren kunnen die term voeren: het Nederlands elftal en het Nederlands Dagblad. Dat laatste moet je dus niet verwarren met het Nationale Dagblad. Maar we zijn er nog niet. We hebben ook nog het Centraal Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dat zijn overheidsinstellingen, maar ook de term ‘centraal’ wordt door anderen gebruikt, zoals in Centraal Boekhuis en Centraal Beheer. In steden heb je ook het Centraal Station en soms Hotel Centraal.

En dan hebben we ook nog de Algemene Rekenkamer, die tot zijn eigen verdriet niet algemeen is, omdat hij alleen het Rijk controleert en niet de gemeenten, de provincies en de waterschappen. Ook de term ‘algemeen’ kan vrij gebruikt worden, zoals in Algemeen Dagblad en Algemene Vereniging Radio-omroep (AVRO). Heel veel organisaties noemen zich algemeen, vooral om zich te onderscheiden van verzuilde organisaties.

Het is dus een zootje. De aanduidingen ‘rijks’ en ‘staats’ zijn duidelijk voor de overheid gereserveerd, maar er is daarbij geen duidelijk onderscheid tussen bedrijven en toezichthouders. Er is geen relatie tussen de aanduiding die wordt gebruikt en de afstand tot de politiek. ‘Koninklijk’ mag je jezelf alleen noemen als je daarvoor toestemming hebt, maar dat betreft vooral bedrijven. De termen ‘nationaal’ en ‘Nederlands’ zijn in opkomst, ten koste van ‘koninklijk’, ‘staats’ of ‘rijks’, maar mogen vrij gebruikt worden. Dat geldt ook voor ‘centraal’ en ‘algemeen. Dat grote landelijke instellingen zoals de KB, het Nationaal Archief en de Nationale Politie zichzelf tegenwoordig graag als ‘nationaal’ aanduiden of in een alternatieve aanduiding verwijzen naar Nederland (het Rijksmuseum), kun je zien als een teken des tijds. Ze presenteren zich als van ons allen, en niet van de koning of van de overheid. Maar ze appelleren daarbij ook aan een nationaal gevoel dat je volgens allerlei linkse mensen niet zou mogen hebben.

-------
Het plaatje is van Petra Busstra
© 2018 Paul Bordewijk
powered by CJ2