archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ergernissen delen printen terug
Voortplanting is iets tussen mensen Arie de Jong

1903BZ Genderdoeboek
Verslag van een les in klas 3B van een VWO-school te L. De docent is Peter van Dam. Die vindt het goed als de leerlingen hem aanspreken met ‘Peter’, maar ze geven er de voorkeur aan hem aan te spreken met ‘meneer’.

- Deze les wil ik besteden aan wat het Genderdoeboek voor scholen adviseert. Zodat we allemaal wat voorzichtig zijn met gender gerelateerde woorden en uitdrukkingen.
- Meneer, dat is voor mij niet erg helder. Moeten we dat doeboek lezen?
- Nee Geertje, ik ga straks vertellen wat er in dat boek staat en dat gaan we dan met elkaar bespreken. Ik wil wel beginnen met een voorbeeld.
- Is het de bedoeling dat we voortaan anders gaan praten dan we nu doen?
- Daar heb je wel een punt, Karel. Daar zullen we het straks over moeten hebben. Ik wil jullie eerst vertellen wat het doeboek adviseert en dan hoor ik graag van jullie hoe je dat vindt. Laat ik beginnen met het advies om niet meer te spreken over ‘mannen’, maar over ‘mensen met een penis’.
- Dat meent u toch niet, meneer. Dat we moeten praten over mensen met een penis!
- Meneer, het lijkt me beter om te spreken over ‘mensen met een lul’. Zo praten wij er altijd over. Nou ja, we zeggen niet ‘mensen met een lul’, maar als het om een man gaat die we niet zo zien zitten, dan zeggen we ‘wat een lul is dat’ en dan bedoelen we een man.
- Ik denk dat dit niet van veel respect getuigt, Enzo. Je moet niet voortdurend met geslachtsdelen wapperen. (Besmuikt gelach, Peter beseft te laat zijn verspreking.)
- Maar meneer, u zegt toch zelf ‘mensen met een penis’, dus dat doet u toch zelf?
- Daar heb je wel gelijk in, Christa, maar laten we dan wel nette woorden gebruiken. Ik geef nog een voorbeeld, want jullie willen natuurlijk ook weten hoe we over ‘vrouwen’ moeten spreken. Het doeboek adviseert om dan te spreken over ‘mensen met een baarmoeder’. (Hilarisch gelach.)
- Meneer, dat kunt u niet menen. Ik wil niet aangesproken worden met mijn baarmoeder. Het lijkt me helder genoeg wat een vrouw is.
- Ik vertel gewoon wat het doeboek adviseert, Eveline.
- Ik heb een tante en nadat ze een erge ziekte had, is haar baarmoeder weggehaald. Moet ik dan spreken over een ‘mens die wel een baarmoeder hoort te hebben, maar die niet meer heeft’?
- Ik denk Kees, dat je haar gewoon ‘tante’ moet blijven noemen. 
- Mag ‘tante’ dan wel van dat doeboek? Zou dat niet het ‘mens met een baarmoeder die een zus is van mijn vader of moeder’ moeten zijn?
- Nou, ‘tante’ lijkt me genoeg, Kees.
- En hoe moeten we u voortaan noemen, meneer? Bent u dan een ‘docent met een penis’? En is mevrouw Van de Kamp die Nederlands geeft voortaan een ‘docent met een baarmoeder’? (Gegniffel.)
- Nou moet je dit niet ridiculiseren, Gert. Het doeboek zegt niets over hoe je over docenten moet spreken.
- Nou meneer, u moet wel consequent blijven. Als mannen voortaan mensen met een penis zijn, dan bent u een docent met een penis.
- Ik hoor het al, de boodschap komt niet helemaal over. Ik had jullie ook nog willen vertellen dat in het doeboek staat dat je niet moet zeggen dat voortplanting gaat over ‘mannen en vrouwen die seks hebben’, maar dat je moet spreken over dat ‘voortplanting is iets tussen mensen’.
- Dat kunt u niet menen, meneer! Wat is dan weer dat ‘iets’. Die schrijvers van het doeboek weten toch wel dat ‘iets’ niets is. Het gaat toch over seks? Zelfs zonder biologieles weet iedereen dat toch?
- Ik merk dat de boodschap nog niet helemaal landt.
- Jawel meneer, u moet dat doeboek in de prullenbak gooien. Dat is geschreven door mensen die u voor het lapje willen houden.
- Zeg meneer, kunnen we het dan ook over de uitdrukking ‘tot slaaf gemaakten’ hebben?
- Wat wil je daarover kwijt, Susan?
- Ik vind het zo’n vreemde uitdrukking. Eerst zeiden we gewoon ‘slaven’ en dan wisten we waarover het ging. We wisten ook dat mensen niet vrijwillig slaaf zijn. Sommigen worden als slaaf geboren en dan kun je moeilijk zeggen ‘tot slaaf gemaakten’, want dan waren ze het al. Maar wat ik echt zo gek vind: om het woord ‘slaaf’ te vermijden, is er een nieuwe uitdrukking en daar staat het woord ‘slaaf’ weer in. Dat kan toch niet? Want dan zou je eigenlijk moeten zeggen ‘tot slaaf gemaakten gemaakten’ of zoiets en dan telkens weer, totdat je geen adem meer over hebt. Het klopt gewoon niet.
- Ik denk dat we maar wat anders moeten gaan behandelen. Hier komen we niet uit met elkaar. Ik wil het eens hebben over diversiteit.


© 2021 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Ergernissen" -
Bezigheden > Ergernissen
Voortplanting is iets tussen mensen Arie de Jong
1903BZ Genderdoeboek
Verslag van een les in klas 3B van een VWO-school te L. De docent is Peter van Dam. Die vindt het goed als de leerlingen hem aanspreken met ‘Peter’, maar ze geven er de voorkeur aan hem aan te spreken met ‘meneer’.

- Deze les wil ik besteden aan wat het Genderdoeboek voor scholen adviseert. Zodat we allemaal wat voorzichtig zijn met gender gerelateerde woorden en uitdrukkingen.
- Meneer, dat is voor mij niet erg helder. Moeten we dat doeboek lezen?
- Nee Geertje, ik ga straks vertellen wat er in dat boek staat en dat gaan we dan met elkaar bespreken. Ik wil wel beginnen met een voorbeeld.
- Is het de bedoeling dat we voortaan anders gaan praten dan we nu doen?
- Daar heb je wel een punt, Karel. Daar zullen we het straks over moeten hebben. Ik wil jullie eerst vertellen wat het doeboek adviseert en dan hoor ik graag van jullie hoe je dat vindt. Laat ik beginnen met het advies om niet meer te spreken over ‘mannen’, maar over ‘mensen met een penis’.
- Dat meent u toch niet, meneer. Dat we moeten praten over mensen met een penis!
- Meneer, het lijkt me beter om te spreken over ‘mensen met een lul’. Zo praten wij er altijd over. Nou ja, we zeggen niet ‘mensen met een lul’, maar als het om een man gaat die we niet zo zien zitten, dan zeggen we ‘wat een lul is dat’ en dan bedoelen we een man.
- Ik denk dat dit niet van veel respect getuigt, Enzo. Je moet niet voortdurend met geslachtsdelen wapperen. (Besmuikt gelach, Peter beseft te laat zijn verspreking.)
- Maar meneer, u zegt toch zelf ‘mensen met een penis’, dus dat doet u toch zelf?
- Daar heb je wel gelijk in, Christa, maar laten we dan wel nette woorden gebruiken. Ik geef nog een voorbeeld, want jullie willen natuurlijk ook weten hoe we over ‘vrouwen’ moeten spreken. Het doeboek adviseert om dan te spreken over ‘mensen met een baarmoeder’. (Hilarisch gelach.)
- Meneer, dat kunt u niet menen. Ik wil niet aangesproken worden met mijn baarmoeder. Het lijkt me helder genoeg wat een vrouw is.
- Ik vertel gewoon wat het doeboek adviseert, Eveline.
- Ik heb een tante en nadat ze een erge ziekte had, is haar baarmoeder weggehaald. Moet ik dan spreken over een ‘mens die wel een baarmoeder hoort te hebben, maar die niet meer heeft’?
- Ik denk Kees, dat je haar gewoon ‘tante’ moet blijven noemen. 
- Mag ‘tante’ dan wel van dat doeboek? Zou dat niet het ‘mens met een baarmoeder die een zus is van mijn vader of moeder’ moeten zijn?
- Nou, ‘tante’ lijkt me genoeg, Kees.
- En hoe moeten we u voortaan noemen, meneer? Bent u dan een ‘docent met een penis’? En is mevrouw Van de Kamp die Nederlands geeft voortaan een ‘docent met een baarmoeder’? (Gegniffel.)
- Nou moet je dit niet ridiculiseren, Gert. Het doeboek zegt niets over hoe je over docenten moet spreken.
- Nou meneer, u moet wel consequent blijven. Als mannen voortaan mensen met een penis zijn, dan bent u een docent met een penis.
- Ik hoor het al, de boodschap komt niet helemaal over. Ik had jullie ook nog willen vertellen dat in het doeboek staat dat je niet moet zeggen dat voortplanting gaat over ‘mannen en vrouwen die seks hebben’, maar dat je moet spreken over dat ‘voortplanting is iets tussen mensen’.
- Dat kunt u niet menen, meneer! Wat is dan weer dat ‘iets’. Die schrijvers van het doeboek weten toch wel dat ‘iets’ niets is. Het gaat toch over seks? Zelfs zonder biologieles weet iedereen dat toch?
- Ik merk dat de boodschap nog niet helemaal landt.
- Jawel meneer, u moet dat doeboek in de prullenbak gooien. Dat is geschreven door mensen die u voor het lapje willen houden.
- Zeg meneer, kunnen we het dan ook over de uitdrukking ‘tot slaaf gemaakten’ hebben?
- Wat wil je daarover kwijt, Susan?
- Ik vind het zo’n vreemde uitdrukking. Eerst zeiden we gewoon ‘slaven’ en dan wisten we waarover het ging. We wisten ook dat mensen niet vrijwillig slaaf zijn. Sommigen worden als slaaf geboren en dan kun je moeilijk zeggen ‘tot slaaf gemaakten’, want dan waren ze het al. Maar wat ik echt zo gek vind: om het woord ‘slaaf’ te vermijden, is er een nieuwe uitdrukking en daar staat het woord ‘slaaf’ weer in. Dat kan toch niet? Want dan zou je eigenlijk moeten zeggen ‘tot slaaf gemaakten gemaakten’ of zoiets en dan telkens weer, totdat je geen adem meer over hebt. Het klopt gewoon niet.
- Ik denk dat we maar wat anders moeten gaan behandelen. Hier komen we niet uit met elkaar. Ik wil het eens hebben over diversiteit.
© 2021 Arie de Jong
powered by CJ2